Ik hik tegen een taaldingetje aan. Iets kleins. Het is, zeker ten opzichte van het grote wereldnieuws, een bijna te verwaarlozen vraagstuk. Maar toch wil ik het op deze plek met jullie, mijn lezers, delen.
Het gaat om de formulering ‘Hier opent binnenkort … ’ .
Op de voordeur van een leegstaand pand in een winkelstraat tref je vaak een bord of poster aan van het type ’Hier opent binnenkort Cadeaupaleis Carmen’. Iedereen zal begrijpen wat er wordt bedoeld, maar ik vraag me af waarom het zo houterig en onvolledig is geformuleerd.
Volgens de communicatie-handboeken moet een boodschap altijd duidelijkheid bieden over de vier W’s: Wie, Wat, Waar, Wanneer.
Laten we de voorbeeld-zin ’Hier opent binnenkort Cadeaupaleis Carmen’ eens langs die 4W-meetlat leggen.
Waar
We zien dat er maar één W duidelijk wordt ingevuld: de W van Waar. In de voorbeeld-zin staat het woord ‘Hier’ en het bord hangt op de deur van het betreffende pand. Dus over de locatie (Waar) kan gaan misverstand bestaan.
Wie en Wat
Dan gaat we naar de Wie en de Wat. Wat betreft deze twee W’s is de voorbeeld-zin nogal verwarrend. Cadeaupaleis Carmen kan namelijk zowel de Wie als de Wat zijn.
Laten we uitgaan van het gegeven dat bij het werkwoord ‘openen’ zowel een Wie als een Wat nodig is. Iemand opent iets. Zina opent haar boek, Ajax opent de score (was dat maar waar…). In de voorbeeldzin kun je Cadeaupaleis Carmen beschouwen als de Wie, maar daarbij ontbreekt een Wat. Cadeaupaleis Carmen opent wat? Klaarblijkelijk is de Wat een nieuwe winkel, maar dat staat er niet. Je kunt beter zeggen: ‘Hier opent Cadeaupaleis Carmen binnenkort een nieuwe winkel’. Of ‘Cadeaupaleis Carmen opent hier binnenkort haar deuren’.
Je zou ook kunnen beweren dat Cadeaupaleis Carmen de Wat is in de voorbeeldzin. Maar dan ontbreekt de Wie. Wie opent dan de cadeauwinkel? Misschien wel de eigenaresse, of de burgemeester. Dan zou de zin moeten luiden: ‘Eigenaresse Carmen de Jong opent hier binnenkort Cadeaupaleis Carmen’.
Kortom, in de voorbeeldzin zit een taalgat. Ofwel de Wie ontbreekt, ofwel de Wat.
Wanneer
Dan ten slotte de laatste W: Wanneer. In de voorbeeldzin is het woord ‘binnenkort’ de indicatie voor het Wanneer. Maar wanneer is binnenkort? Over een week? Over twee maanden? Dat blijft onduidelijk. Als Carmen klanten wil trekken, zou ze wat preciezer moeten zijn. Mijn advies: maak een plan voor een openingsfeest of een welkomsactiviteit en zet die datum op het bordje.
Een aankondiging waarop wel een datum vermeld staat
Ik hoop dat middenstanders en winkelketens gaan afstappen van de afgezaagde en kromme zin ‘Hier opent binnenkort…’, en er iets mooiers van maken. Cadeaupaleis Carmen krijgt deze zin van mij cadeau: ‘Op zaterdag 29 juni opent Cadeaupaleis Carmen hier haar nieuwe winkel. Alle klanten ontvangen die dag een verrassing’. Of anders, met een call to action: ‘Kom op zaterdag 29 juni naar de verrassende opening van Cadeaupaleis Carmen’. (*)
Zo, ik heb mijn hart gelucht. Nu weer tijd voor echt belangrijke zaken.
(*) Deze zin heb ik toegevoegd na een aantal inspirerende reacties van lezers.
Zeist is helemaal in de ban van The Passion. Op donderdagavond 28 maart wordt dit televisie-spektakelstuk live opgevoerd op het plein voor het gemeentehuis. Met Slot Zeist op de achtergrond. De meeste mensen die ik hierover spreek zijn blij dat onze woonplaats dit jaar het decor is. Ze vinden dat Zeist hierdoor mooi op de kaart komt te staan. Je telt kennelijk als gemeente pas echt mee als je uitverkoren bent om als locatie te dienen voor Koningsdag, een etappe van de Tour de France of The Passion.
Dit jaar valt onze gemeente dus in de prijzen. Sinds enkele weken zie je al vele voortekenen van dit evenement. Er hangen Passion-affiches bij bushaltes, horeca-gelegenheden lokken klanten met een speciale Passion-avond, fietsenrekken in het centrum worden verwijderd, winkels hebben inhaak-acties, en het lokale sufferdje presenteert het laatste nieuws over alle BN-ers die gaan meespelen.
Ik volg dit allemaal met veel belangstelling. Ik vind het mooi dat mijn nieuwe woonplaats zo in de belangstelling komt te staan.
Het hele gebeuren roept ook een paar gedachten en overwegingen bij me op.
1: Passie en Promotie
Dat blijkt dat Zeist dit event niet simpelweg aangeboden heeft gekregen, maar zelf de portemonnee heeft getrokken om ‘gaststad’ te kunnen zijn. De gemeente Zeist heeft hier circa 350.000 euro voor moeten betalen. Daar komt nog eenzelfde bedrag bij voor zaken als verkeersaanpassingen, veiligheidsplannen, facilitaire zaken, communicatie, etc. Kortom, er hangt een behoorlijk prijskaartje aan het binnenhalen en organiseren van The Passion.
Ik kom plaatsgenoten tegen die daar moeite mee hebben, maar ik deel hun gevoel niet. Je mag wat mij betreft als gemeente best af en toe je nek uitsteken en jezelf in de schijnwerpers zetten. Een ruime meerderheid in de gemeenteraad heeft dit initiatief dan ook gesteund. Goede promotie, zal men hebben gedacht.
De hoop is natuurlijk dat de naamsbekendheid van Zeist hiermee toeneemt en meer mensen Zeist gaan bezoeken. In die zin is The Passion niet alleen een populaire eendagsvlieg, maar ook een diepte-investering voor Zeist. Alleen weet niemand of de gemeente het nu uitgegeven bedrag helemaal zal gaan terugverdienen. Maar er ligt in ieder geval geen groot debacle op de loer, zoals bij het miljoenenverlies van de Floriade in Almere.
2: Kruis of Munt
Lokale organisaties en middenstanders mogen inhaak-activiteiten organiseren en ze kunnen zelfs wat subsidie van de gemeente hiervoor krijgen. Ze moeten zich daarbij wel aan bepaalde spelregels houden. Zo mogen zij niet het logo van The Passion gebruiken (want beschermd), maar kunnen ze wel gebruik maken van een door de gemeente ontwikkelde ‘toolkit’ met goedgekeurde afbeeldingen. “Bakkers mogen geen Passion-taartjes maken, maar wel Passie-taartjes”, zo staat er op de website van de gemeente.[1]
“Gelukkig mogen passievruchten nog wel verkocht worden”, grinnikte mijn vrouw toen ik het voorlas.
Een goedgekeurde afbeelding uit de ‘toolkit’
Ik vind dat maar vreemd en betuttelend. Wat is er op tegen als lokale middenstanders de naam en het logo gebruiken? Het gaat toch niet om het op de markt brengen van grote partijen imitatie-merkkleding?
Ik snap dat de omroeporganisatie en de gemeente huiverig zijn voor grote commerciële partijen die willen meeliften op dit event en er munt uit proberen te slaan. Maar dat is heel wat anders dan een lokale bakker of bloemenwinkel met wat aardige Passion-artikelen in de aanbieding. The Passion is een tijd- en plaatsgebonden evenement. Bovendien geeft de gemeente ook subsidie aan goedgekeurde ‘side-events’. De organisaties en ondernemers die subsidie (en dus groen licht) ontvangen zouden toch probleemloos de naam en het logo van the Passion moeten kunnen gebruiken, lijkt mij.
3: Het kruis als symbool
Mijn laatste opmerking staat los van Zeist, maar gaat over het kruis-symbool als zodanig. In kerkelijke kringen gaat de passie-tijd over het lijden en sterven van Christus. Aansluitend wordt met Pasen de opstanding van Jezus gevierd. Ik vind het opmerkelijk dat er in allerlei culturele uitingen vooral wordt stilgestaan bij het lijden en sterven van Jezus en niet bij zijn opstanding. De in Nederland zeer populaire Matthäus Passion van Bach eindigt met de dood van Jezus aan het kruis, niet met zijn opstanding. Terwijl het evangelie van Mattheus ook de opstanding beschrijft. Hetzelfde zie je bij de bekende musical Jesus Christ Superstar (die momenteel weer volle zalen trekt). Ook hier vormt het sterven van Jezus de slotscene. En ook The Passion in Zeist zal eindigen met de dood van Jezus. Vandaar dat kruis als symbool.
Hoewel ik niet meer gelovig ben (ik heb wel een -relatief on-dogmatische- christelijke opvoeding gehad), verbaas ik me hier nog steeds over. Het bijbelse verhaal van Jezus eindigt niet met zijn dood, maar met zijn herrijzenis. Dat is een uniek gegeven. Er zijn in de geschiedenis zoveel helden en voorbeeldfiguren op te noemen die hun strijd met de dood hebben moeten bekopen, maar niemand stond daarna op uit zijn graf. Dus niet de dood en het kruis zijn zo bijzonder, maar het open graf en de opstanding. Volgens de christelijke liturgie is Pasen is het belangrijkste feest. Dan wordt de opstanding van Jezus gevierd. Waarom hebben christenen door de eeuwen heen dan toch het instrument van zijn dood (het kruis) als symbool gekozen en niet een teken dat verwijst naar het overwinnen van de dood? Ik heb eerlijk gezegd geen idee. In mijn ogen zou een ‘levensteken’ een hoopvoller en passender symbool zijn dan een kruis.
Deze tekst is het vervolg op een eerder blog dat ik een week geleden plaatste. Over de verkiezingen in Indonesië.[1] In dit tweede deel ga ik nader in op de situatie op Bali. Onze oudste zoon is daar acht jaar geleden gaan wonen en is inmiddels getrouwd met een Balinese vrouw. Ze hebben samen een dochtertje van bijna twee jaar oud. Ons Balinese kleinkind. Voor mij voldoende redenen om me nader te verdiepen in de historie en cultuur van Bali.
Bali is een relatief klein eiland binnen de grote Indonesische archipel. Het merendeel van de bevolking is hindoe, terwijl veruit de meeste Indonesiërs islamitisch zijn. Bali staat vooral bekend als een droombestemming, een tropische parel. Het eiland van de goden. Deze magische belofte trekt jaarlijks ruim 14 miljoen toeristen aan (op een bevolking van 4 miljoen). Maar achter dat paradijselijke imago gaat een bewogen geschiedenis schuil waarin Nederland een cruciale, kwalijke rol heeft gespeeld.
BALI PAS LAAT GEKOLONISEERD
Het Nederlandse koloniale gezag had lange tijd weinig belangstelling voor Bali. Bali was tot halverwege de 19e eeuw alleen interessant voor het ronselen van slaven die veelal op Java te werk werden gesteld. Waar de Nederlanders al in de 17e eeuw hun koloniale invloed lieten gelden op Java, de Molukken en andere eilanden, probeerde men pas twee eeuwen later Bali in z’n greep te krijgen. Dat paste in het bredere streven om niet langer alleen handelsgoederen, zoals specerijen, te bemachtigen. Net als andere Europese mogendheden probeerde Nederland in de 19e eeuw volledige territoriale controle over alle koloniale gebieden te krijgen. Zo konden ook landbouw, industrie en mijnbouw verder worden ontwikkeld ten bate van het koloniale moederland. Het Nederlandse gezag in Batavia wilde op Bali met name de rijstproductie veilig stellen en verder uitbreiden.
DE VORSTEN VAN BALI
In die tijd bestond Bali uit een aantal vorstendommen. De Nederlanders probeerden de vorsten voor zich te winnen om via hen de bevolking te kunnen besturen. Er bestond altijd al enige rivaliteit tussen de vorstenhuizen maar deze werd door de Nederlandse kolonisator verder aangewakkerd. Verdeel en heers. Sommige vorsten gingen met de Nederlanders in zee en wisten daarmee hun feodale gezag te versterken. Andere vorsten kwamen juist in opstand, wat in meerdere gevallen leidde tot bloedige confrontaties. Een paar keer eindigde de strijd in een zogenaamde puputan. Een puputan is een rituele vorm van zelfdoding van een vorst of leider met zijn gehele hofhouding. De koloniale strijdkrachten zagen tot hun verbijstering hoe Balinezen zichzelf met hun kris van het leven beroofden of hoe zij onbevreesd het vijandige geweervuur tegemoet liepen. Vanuit Balinese optiek was dit geen wanhoopsdaad, maar een bewuste keuze aan het einde van een verloren strijd waarmee men de idealen van opoffering en rechtvaardigheid wilde uitdrukken.
Puputan monument in de Balinese hoofdstad Denpasar
Pas rond 1900 lukte het de Nederlanders enigszins om ‘law and order’ te vestigen op Bali. Maar ondanks meerdere militaire expedities en veelvuldig hard optreden wist Nederland niet al het Balinese verzet definitief te breken. In de eerste decennia van de 20e eeuw gingen juist de hoger opgeleide zonen en dochters van de welgestelde klassen op Bali zich afzetten tegen het Nederlandse en het feodale gezag. Een van hen zou uitgroeien tot de bekendste verzetsheld van Bali: I Gusti Ngurah Rai.
DE JAPANSE BEZETTING EN DE TERUGKEER VAN DE NEDERLANDERS
In 1942 valt Japan Indonesië binnen en wordt ook Bali bezet. De houding tegenover de Japanners was dubbel. Enerzijds was het een Aziatisch ‘broedervolk’ dat de Nederlanders kolonisator had verdreven. Anderzijds schrok men van het harde optreden van de Japanners die minstens zo wreed konden zijn als de Nederlanders.
Twee dagen na de Japanse capitulatie op 15 augustus 1945 roept Sukarno in Batavia (Jakarta) de Indonesische onafhankelijkheid uit. Deze ‘proklamasi’ vormde een enorme opsteker voor de vrijheidsstrijders op Bali. Velen steunden het streven naar een onafhankelijk Indonesië. Maar toen na de overgave van de Japanners (en het einde van de oorlog in Europa) de Nederlanders terugkeerden en het koloniale gezag op Bali probeerden te herstellen waren er ook enkele vorsten die voor de Nederlandse kant kozen. Voor een deel speelde het veilig stellen van de eigen feodale positie daarbij een rol, maar er leefde ook argwaan ten opzichte van de revolutionaire beweging van Sukarno. Sommigen vreesden dat Bali door de Javaanse Republikeinen overvleugeld zou worden.
DE PARADIJS-MYTHE
In de koloniale tijd zette Nederland Bali neer als een bijzondere bestemming, een idyllisch eiland. Nederland afficheerde Bali als een voorbeeldige koloniale regio met een eigen, authentieke cultuur die dankzij het Nederlandse gezag en de feodale vorsten kon floreren. Westerse kunstenaars werden uitgenodigd om op Bali te komen wonen en werken. Hun teksten, schilderijen en foto’s werden gebruikt om het paradijselijke imago verder te promoten. Bali moest een succesverhaal worden. In dat beeld paste geen ondermijning en protest en daarom werd elke vorm van verzet tegen de koloniale en feodale autoriteiten hardhandig aangepakt. Dat hardnekkige, geïdealiseerde beeld heeft er mede voor gezorgd dat er in veel geschiedenisboeken en publicaties weinig aandacht is voor het dekolonisatieproces en de onafhankelijkheidsstrijd op Bali. Bali werd gezien als een oase van rust en cultuur, niet als strijdtoneel. Maar ook op Bali is hard gevochten tegen de koloniale overheersing waarbij door de jaren heen zeker tienduizenden mensen (strijders en burgers) zijn omgekomen.
Het verzet op Bali vormde geen eenheid, maar bestond uit een bonte verzamelingen van groepen en organisaties die elk hun eigen idealen en belangen hadden. Na de overgave van Japan krijgt I Gusti Ngurah Rai van de Republikeinen op Java de opdracht om leiding te geven aan de vrijheidsstrijd op Bali. Vanaf het voorjaar van 1946 voerde hij met enkele honderden matig bewapende medestrijders een soort guerrilla-oorlog tegen het Nederlandse gezag: wapendiefstallen, overvallen, aanslagen, gewapende confrontaties. Ondanks herhaalde verzoeken van Nederlandse kant weigerde hij de wapens neer te leggen: “Mijn taak is dat de Nederlandse troepen van Bali weggaan”, schreef hij in onberispelijk Nederlands aan de koloniale gezaghebbers.
I Gusti Ngurah Rai
Maandenlang werd hij door veel beter bewapende koloniale troepen achtervolgd en opgejaagd tot hij uiteindelijk in november 1946 bij de plaats Marga[3] in de val liep en met zijn medestrijders werd vermoord. De gezaghebbers hoopten dat hiermee de rust op Bali zou weerkeren, maar andere verzetsgroepen namen de fakkel van I Gusti Nugrah Rai over. Toch was er in de jaren na zijn dood nog steeds geen sprake van een verenigd front. Er waren gematigden en radicalen. Mensen die wilden praten en die wilden vechten. Mensen die Sukarno en zijn Republikeinen steunden, mensen die pro-Nederland waren en mensen die streefden naar een aparte Oost-Indonesische deelstaat, naast de republiek van Sukarno.[4] Die scheidslijnen liepen soms dwars door gemeenschappen en families heen.
Er zouden op Bali (en de rest van Indonesië) nog drie jaren van bloedige gevechten en van diplomatiek overleg volgen voordat Nederland uiteindelijk eind 1949 de soevereiniteit overdroeg, waarna in 1950 de eenheidsstaat Indonesië werd uitgeroepen en Sukarno de eerste president werd.[5]
VERLEDEN EN TOEKOMST
Over dit verleden en het grote aantal slachtoffers wordt tegenwoordig niet veel gesproken. Men kijkt liever vooruit. In het Hindoe-geloof staat het vinden van een balans tussen scheppende en vernietigende krachten centraal. Dat zal in de verwerking van het oorlogsverleden vast ook een rol spelen.
Ook worden wij als mensen van ‘Belanda’ (Holland) niet scheef aangekeken of beschimpt (zoals wij in Nederland lang over ‘moffen’ hebben gesproken in plaats van over Duitsers). Balinezen zijn over het algemeen erg vriendelijk en voorkomend, maar ook als je met mensen doorpraat over de koloniale rol van Nederland valt er geen onvertogen woord.
AANKOMST EN VERTREK
Wie als bezoeker van Bali niet alleen oog heeft voor de vele tempels, de prachtige stranden, de mooie offertjes, de sierlijke traditionele kleding en de indrukwekkende rijstvelden kan op Bali ook overal monumenten, plakkaten en beelden zien die verwijzen naar de strijd, de helden en de slachtoffers uit het verleden. Ook al kijkt men op Bali graag vooruit, men hecht veel waarde aan het herdenken van de vrijheidsstrijd.
Toeristen kunnen dat al merken bij aankomst op de grote internationale luchthaven van Bali. Die luchthaven is genoemd naar I Gusti Ngurah Rai, de meest vereerde verzetsheld op Bali. Degene die wordt bewonderd omdat hij het verzet leidde tegen zowel de koloniale als de feodale gezagsdragers en dat met de dood moest bekopen.
Vraag de taxi-chauffeur op de luchthaven naar I Gusta Ngurah Rai en hij zal met trots zeggen: “He is our hero. He fought for our freedom”.
SCHOONDOCHTER EN KLEINDOCHTER
Er loopt een lijn van Sukarno en Ngurah Rai naar mijn schoondochter en kleindochter. Dankzij de destijds bevochten onafhankelijkheid en vrijheid kon mijn schoondochter een paar weken geleden deelnemen aan vrije verkiezingen. Ze heeft kunnen stemmen op lokale, provinciale en nationale volksvertegenwoordigers. En ook op een nieuwe president.
Ik hoop wel dat Prabowo, de voorspelde winnaar van de presidentsverkiezingen en de kandidaat met een zeer omstreden verleden[6], ook de nagedachtenis aan Ngurah Rai (en vele andere vrijheidsstrijders) in ere zal houden. En dat de kostbare democratie in Indonesië intact blijft. Dan kan mijn kleindochter over 16 jaar ook in vrijheid haar stem laten horen.
[3] In Marga is een groot oorlogsmonument opgericht waar jaarlijks alle gevallenen van de bevrijdingsstrijd worden herdacht.
[4] Het voert hier te ver om al deze groepen verder te belichten en de gehele context van die tijd te schetsen. In het boek De strijd om Bali van Anne-Lot Hoek wordt dit zeer gedetailleerd besproken.
[5] Zie ook mijn vorige blogtekst over Indonesië. Vijftien jaar later zijn er ook op Bali onder de dictatuur van Suharto vele duizenden mensen omgekomen. Sommige schattingen spreken zelfs van 80.000 Balinese slachtoffers. Een nieuw groot trauma na de eerdere bewogen strijd tegen de koloniale overheersing in de jaren ’40.
De foto bovenaan deze tekst laat het monument zien dat in de noordelijke stad Singaraja is opgericht ter ere van een verzetsstrijder die de Nederlandse vlag had weggehaald om er de rood-witte Republikeinse vlag voor in de plaats op te hangen. Hij werd daarop door koloniale troepen doodgeschoten. Mijn zoon vertelde dat opstandelingen in die tijd vaak simpelweg de blauwe baan van Nederlandse vlaggen scheurden om die zo om te toveren in de eigen vlag.
ONZE SCHOONDOCHTER GAAT STEMMEN (Bali, 14 februari 2024)
Onze schoondochter laat haar in inkt gedoopte vinger zien. Het bewijs dat ze haar democratische plicht heeft gedaan. Ze is in alle vroegte gaan stemmen en heeft maar liefst vijf stembiljetten moeten invullen. Niet alleen voor de verkiezing van een nieuwe president, al wekenlang het gesprek van de dag in Indonesië, maar ook voor het kiezen van lokale, regionale, provinciale en nationale volksvertegenwoordigers. Die dag laten meer mensen trots, maar soms ook verlegen of lacherig, hun paars-zwarte vingers zien.
In de aanloop naar deze belangrijke dag kan je ook als buitenlandse bezoeker niet om de verkiezingen heen. Alle straten en pleinen, van de grote steden tot de kleinste dorpjes, hangen vol met vlaggen, posters en aanplakbiljetten. Twee dagen voor de verkiezingen worden deze allemaal weggehaald. Vlak voor de verkiezingen mag er geen campagne meer worden gevoerd. Op de verkiezingsdag zelf hebben de meeste mensen vrij en zijn alle scholen gesloten.
Je merkt aan alles dat iedereen er vol van is. Natuurlijk hoor je ook, net als in Nederland, cynische geluiden en gemopper: over onbetrouwbare politici, over corruptie, over het bloedige verleden van de populaire presidentskandidaat Prabowo, over de elite in Jakarta. Maar de meeste mensen die we spreken zien deze verkiezingen als een serieuze en positieve aangelegenheid.
SCHAAMTE EN NOSTALGIE
Indonesië is in meerdere opzichten een land in opkomst. Ik vind het opmerkelijk dat we zo weinig van de huidige ontwikkelingen in dit land weten. Te meer omdat Nederland eeuwenlang als kolonisator de Indonesische archipel in zijn greep heeft gehouden. Of is ons koloniale verleden juist de reden dat we ons zo weinig voor het huidige Indonesië interesseren? Vanwege het verleden dat omgeven is door een mix van verlies, schaamte, pijn en nostalgie (tempo doeloe)? Alsof we na ons vertrek die deur definitief hebben dichtgedaan. Terwijl juist goede inzichten in het dekolonisatie-proces en de daarop volgende opbouw van de nieuwe Indonesische staat onontbeerlijk zijn om de huidige ontwikkelingen in dit grote land te kunnen plaatsen en begrijpen.
EEN ZOON OP BALI
Eerlijk gezegd wist ik tot voor kort ook weinig van het hedendaagse Indonesië. Op de middelbare school en later als student politicologie had ik wat basiskennis over Indonesië en het Nederlandse koloniale verleden opgedaan: de VOC, het Cultuurstelsel, de Max Havelaar, de Japanse bezetting, Sukarno, de politionele acties. Gefragmenteerde en gekleurde kennis over de koloniale tijd. Daar bleef het bij.
Dat veranderde toen we acht jaar geleden op bezoek gingen bij onze oudste zoon die een half jaar in Indonesië op vakantie was. Vooral Bali vond hij prachtig. Sterker nog, hij vertelde ons toen dat hij Bali zo mooi en inspirerend vond dat hij daar wilde gaan wonen. We waren zeer verrast en moesten ook even slikken. Zou hij het menen of was het een bevlieging?
Hij heeft woord gehouden. Vrij snel na ons bezoek ontmoette hij een leuke Balinese vrouw met wie hij een jaar later is getrouwd. Twee jaar geleden kregen ze een dochtertje (en wij een Balinees kleinkind). We hebben dus een bijzondere band met Bali gekregen en zijn er inmiddels meerdere keren geweest. Ik ben me daardoor ook meer gaan verdiepen in Indonesië in het algemeen en Bali in het bijzonder.
Dozen vol ingevulde stembiljetten; klaar om geteld te worden
Nu wil het toeval dat het me daarbij makkelijk is gemaakt door een hausse aan publicaties die de laatste jaren over Indonesië zijn verschenen.[1] Kennelijk lagen in de eerste decennia na de onafhankelijkheid van Indonesië veel zaken nog erg gevoelig in Nederland. Wie wat vertelde of schreef over Indonesië en ons koloniale verleden kreeg al gauw van allerlei kanten kritiek te horen. Nu alles in een wat verder verleden ligt, lijkt er minder schroom te zijn. En minder taboes. Dankzij al die boeken, films en documentaires heb ik een wat breder, evenwichtiger beeld gekregen.
GROOT LAND IN OPKOMST
Veel mensen realiseren zich niet dat Indonesië een van de grootste landen ter wereld is. Na China, India en de Verenigde Staten komt Indonesië met 275 inwoners (waarvan 4 miljoen Balinezen) op de vierde plaats. Veruit de meeste inwoners van Indonesië zijn islamitisch en daarmee is Indonesië het land met de grootste islamitische bevolking ter wereld. Het land heeft ook een enorme geografische omvang. Als je Indonesië op de kaart van Europa zou leggen zou het zich uitstrekken van Portugal tot aan de Oeral. De Indonesische Republiek is een conglomeraat van duizenden grotere en kleinere eilanden met een grote verscheidenheid aan talen, tradities en culturen. In die zin zou je Indonesië qua omvang en diversiteit meer met de Europese Unie kunnen vergelijken dan met een relatieve homogene eenheidsstaat als Nederland of Frankrijk. Het is dan ook een grote opgave om dit enorme land te besturen en tot verdere ontwikkeling te brengen. Met name de afgelopen 25 jaar zijn veel democratische hervormingen doorgevoerd. Ook op economisch gebied laat Indonesië veel vooruitgang zien. Er zijn deskundigen die verwachten dat het land in de tweede helft van de 21e eeuw uit zal groeien tot een economische grootmacht.
KWETSBARE DEMOCRATIE
Democratie is een kostbare maar ook kwetsbare verworvenheid. Zeker ook in Indonesië. De grondslag hiervoor is gevormd tijdens de onafhankelijkheidsstrijd, 80 jaar geleden. Een heftige strijd tegen de Nederlandse koloniale overheersing. Indonesiërs wilden vrij zijn, hun eigen lot kunnen bepalen. De Nederlanders waren de vijand, de bad guys, die jarenlang hebben geprobeerd het Indonesische vrijheidsstreven hardhandig de kop in de drukken. Na het behalen van de onafhankelijkheid moest vanaf het einde van de jaren ’40 een nieuwe staat worden opgebouwd. Sukarno, de eerste president, probeerde daarbij een balans te vinden tussen de verschillende geledingen en krachten binnen de jonge Indonesische Republiek (nationalisten, communisten, de islam, het leger, de regio’s), maar slaagde daar niet echt in. In de loop der jaren ging hij een steeds linksere koers varen en haalde hij de banden aan met China. Zeer tegen de zin van de legerleiding die juist sterk anti-communistisch en pro-westers was. Sukarno werd na een machtsstrijd aan de kant geschoven door Suharto, een generaal die zijn sporen had verdiend in de onafhankelijkheidsstrijd tegen Nederland.
Sukarno en Suharto
In de jaren van de Koude Oorlog zag je in meer landen dat het leger de macht greep om met westerse steun een dam op te werpen tegen het communisme. Suharto wilde een andere koers gaan varen dan Sukarno en introduceerde hiervoor de term Nieuwe Orde. Hij ontpopte zich tot een brute machtspoliticus die meedogenloos optrad tegen communisten en opstandelingen in ‘afvallige’ regio’s. Mede dankzij royale westerse investeringen wist hij zich drie decennia lang te handhaven als sterke man in Indonesië en kwam de economie tot verdere ontwikkeling. Maar er was een inktzwarte keerzijde: onder de Suharto-dictatuur vonden honderdduizenden Indonesiërs (communisten, regionale opstandelingen, oppositieleden) de dood. Uiteindelijk moest Suharto onder toenemende binnenlandse en buitenlandse druk eind jaren ’90 vertrekken. Daarna brak in Indonesië een relatief stabiele periode aan die gekenmerkt werd door tal van sociale en democratische hervormingen: de Reformasi.
De huidige president, Joko Widodo (bijnaam: Jokowi) is het toonbeeld van deze nieuwe tijd. Hij is een man van eenvoudige komaf met een onbesproken verleden. Hij heeft veel sociale maatregelen genomen om de situatie van de ‘gewone’ Indonesiër te verbeteren. Daarnaast is onder zijn leiding Indonesië uitgegroeid tot een potentiële economische grootmacht.
DE OMSTREDEN KANDIDAAT
Jokowi heeft twee termijnen gediend als president. En net als in de VS mag hij niet opgaan voor een derde termijn. Dat is maar goed ook, want hij begon in zijn laatste termijn ook wat autoritaire trekjes te vertonen en privileges aan familieleden te verstrekken. Bij de vorige twee verkiezingen was Subianto (bijnaam: Prabowo) zijn tegen-kandidaat en tot twee keer toe wist Jokowi hem te verslaan. Omdat Jokowi nu moet terugtreden ruikt Prabowo zijn kans om eindelijk president te worden. Driemaal is scheepsrecht, zal hij gedacht hebben. Het bijzondere (en wrange) van de huidige presidentsverkiezing is dat Prabowo, inmiddels de duidelijke winnaar volgens de exit-polls, destijds als jonge militair carrière heeft gemaakt tijdens het bewind van Suharto. Hij is zelfs lange tijd getrouwd geweest met een dochter van Suharto. Hij is omstreden omdat hij een prominente rol heeft gespeeld in het bloedig bestrijden van communisten en opstandelingen. Tegenstanders vrezen dat hij als houwdegen uit de Suharto-tijd een meer autoritaire koers gaat varen.
Het opvallende is dat in Indonesië alles toch ook weer gecompliceerder is dan je denkt. De aftredende president Jokowi heeft de afgelopen jaren zelf de deur voor zijn tegenspeler Prabowo open gezet door hem in zijn laatste regering te benoemen als minister van defensie. Daarnaast is Gibran, de zoon van Jokowi, de running mate van Prabowo.
Kortom, de twee grote politieke tegenpolen staan niet alleen bij herhaling tegenover elkaar, maar geven elkaar ook ruimte en invloed binnen hun eigen regering. Alsof Geert Wilders eerst minister is geweest onder premier Frans Timmermans, waarna Wilders de nieuwe premier wordt met de zoon van Timmermans als vice-premier. Handjeklap tussen twee rivaliserende machtsblokken.
Prabowo heeft dit keer goed begrepen dat hij zich niet moest presenteren als sterke man. Om zijn door het verleden besmeurde imago op te poetsen werd hij in de campagne veelvuldig neergezet als ‘schattige opa’ en afgebeeld als een knuffelbare cartoonfiguur. Het heeft kennelijk gewerkt want bij de exit-polls behaalde hij bijna 60% van alle stemmen. Maar veel Indonesiërs houden hun hart vast. Zij vrezen dat Prabowo de kostbare en kwetsbare democratie van Indonesië in gevaar zal brengen.
P.S. Terwijl ik urenlang zat te schrappen en schaven aan deze tekst laat Arjen Lubach in tien minuten op zijn bekende lichtvoetige manier in grote lijnen hetzelfde verhaal zien.
[1] Denk aan boeken als Revolusi van David van Reybrouck, De brandende kampongs van generaal Spoor van Rémy Limpach, Koloniale oorlogen in Indonesië van Piet Hagen, De strijd om Bali van Anne-Lot Hoek, Indië, betovering en desillusie van Thom Hoffman. Maar ook aan films als De Oost of Sweet Dreams.
Ook is er momenteel een grote Indonesië-tentoonstelling in de Nieuwe Kerk in Amsterdam (tot 1 april 2024).
Dit zijn woorden die niet helemaal (of helemaal niet) passen bij wat zij beogen te beschrijven. Volgens het bekende gezegde dient een vlag de lading te dekken. Toch gebeurt dat niet altijd. Vaak is dat een bewuste keuze, om het mooier te maken dan het is. Soms is het min of meer toevallig ontstaan. In mijn nieuwste blog schets ik enkele uiteenlopende gevallen waarbij vlag en lading niet goed overeenstemmen.
Toekan (een vlag die de valk niet dekt)
Vorige week overleed Arie van der Valk, de financiële man van het bekende van der Valk-concern. In de media werd uitgebreid bij zijn overlijden stilgestaan. Mijn blik viel daarbij op een artikel waarin werd uitgelegd waarom jaren geleden werd besloten om niet een valk, maar een toekan te kiezen als symbool van het concern. In de jaren ’50 kocht de van der Valk familie het vogelpark Avifauna in Alphen aan den Rijn. Het logo van Avifauna bevatte een toekan, een vrolijke, kleurrijke vogel. De familie van der Valk vond dat beter passen dan een valk. Dat was een roofvogel die men ook nog zou kunnen associëren met nazi-Duitsland. Er is dus bewust gekozen voor een vlag die de valk niet dekt.
In de wielersport is het traditie dat een renner die in een bepaalde discipline wereldkampioen is geworden een regenboogtrui aantrekt. Als je goed kijkt zie je weliswaar kleurrijke strepen op het shirt staan, maar geen regenboog. Het zijn vijf kleurbanen die de werelddelen moeten representeren, namelijk: blauw (Europa), rood (Amerika), zwart (Afrika), geel (Azië) en groen (Oceanië). Dit is honderd jaar geleden zo bedacht. En misschien wel afgekeken van de Olympische ringen. Het is dus helemaal geen regenboogtrui, maar een shirt met een nogal stereotype kleurenp-code (Afrikanen zijn zwart, Aziaten zijn geel). Wat mij betreft zou het verfrissend zijn als toekomstige wereldkampioenen een shirt met een echte regenboog krijgen. (https://indekopgroep.nl/betekenis-regenboogtrui/)
Verdieping (een vlag met weinig diepgang)
Als we een gebouw binnenlopen en een lift instappen drukken we op de knop van de gewenste verdieping. Want we willen omhoog (ik heb het nu even niet over bezoekers die graag naar de kelder gaan). Vreemd dat we alles boven de begane grond verdiepingen noemen, terwijl het feitelijk verhogingen zijn.
Ziggo Dome (een vlag die een beetje dom is)
De Ziggo Dome ziet eruit als een gigantische zwart, vierkant gebouw. Op zich niets mis mee, maar een dome is het niet. Het woord dome is afkomstig van het Latijnse woord domus. Het woord wordt gebruikt als aanduiding van een godshuis, een kerk. Denk aan de Dom van Utrecht of de Duomo van Milaan. Het woord dome verwijst in architectonische zin naar een koepel op een gebouw (denk aan Dôme des Invalides in Parijs). De Ziggo Dome is geen kerk en heeft ook geen koepel. Wat mij betreft zou Ziggo Doos een betere naam zijn. https://en.wiktionary.org/wiki/dome
Suikerfeest (een vlag die te zoet is)
Aan het einde van de vastenmaand Ramadan vieren moslims feest. In de volksmond wordt dit het Suikerfeest genoemd. Als niet-moslim zou je zo maar kunnen denken dat er tijdens het Suikerfeest alleen maar zoetigheid wordt gegeten, maar dat is niet het geval. Het feest draait om saamhorigheid en bezinning, Natuurlijk wordt er ook lekker gegeten, maar dat is niet de kern. Veel moslims willen daarom van die associatie af. Ze spreken liever over het ramadan-feest of gebruiken de oorspronkelijke naam Eid Al Fitr: het verbreken van de vasten.
Veel mensen hebben de gewoonte om op vrije dagen een woonboulevard te bezoeken. Het woord boulevard belooft een indrukwekkende, chique ervaring. Maar dan kom je bedrogen uit. Een woonboulevard is meestal te vinden aan de rand van een kaal en winderig bedrijventerrein. Niet charmant of imposant, maar naargeestig. Het woord boulevard associëren we vooral met brede, chique lanen in Parijs. Deze werden in de 19e eeuw om verschillende redenen aangelegd (om het leger en de oproerpolitie meer ruimte te geven bij onrust, om de stad meer aanzien grandeur te geven, om oude krottenwijken op te ruimen). De boulevards werden gerealiseerd op plaatsen waar vroeger verdedigingswallen lagen. Het woord boulevard is dan ook een verbastering van het Nederlandse woord bolwerk. Je zou zo’n treurige rij meubelwinkels hooguit een boulevard of broken dreams kunnen noemen. https://www.encyclo.nl/begrip/bolwerk
Verlangen (een vlag die P.C. Hooft al wilde strijken)
Als we naar iets (of iemand) verlangen, staan we te popelen. We kunnen eigenlijk niet langer wachten. Als een kind op de dag voor zijn verjaardag: ‘ik wou dat het al morgen was’. Het woord verlangen hangt samen met de woorden lang en verlengen. Maar is het niet merkwaardig en paradoxaal dat we dit wachten juist willen verkorten en niet verlengen? Dit inzicht is niet van mijzelf, maar van de bekende 17e eeuwse dichter en bestuurder P.C. Hooft. In zijn gedicht ‘Geswinde Grijsart’ formuleert hij het als volgt:
Mijn lief sint ick u mis, verdrijve’ ick met mishaeghen
De schoorvoetighe Tijdt, en tob de lange daeghen
Met arbeidt avontwaerts; uw afzijn valt te bang.
En mijn verlangen can den Tijdtgod niet beweghen:
Maer ’t schijnt verlangen daer sijn naem af heeft gecreghen,
Dat ick den Tijdt, die ick vercorten wil, verlang.
Papadag (een vlag die papa niet verdient)
Op mijn werk hoorde ik ooit een paar jonge vrouwelijke collega’s met de nodige verontwaardiging praten over het feit dat de term papadag iets heel bijzonders lijkt uit te drukken, terwijl het van werkende moeders doodnormaal wordt gevonden dat zij een dag thuis zijn om voor de kinderen zorgen. Volgens deze vrouwen spreekt uit de term papadag iets te veel eer voor (de vaak bescheiden bijdrage van) papa en te weinig waardering voor (de vanzelfsprekend geachte rol van) mama. Zoals een collega het verwoordde: ‘Er is toch ook geen mamadag’. Waar een andere collega aan toevoegde: ‘Vaders zijn toch elke dag papa!’
Ik verbaas me om een andere reden om de term ‘papadag’. Papa staat daarin centraal, terwijl die dag niet om hem draait. Op een verjaardag zetten we de jarige in het zonnetje en op Bevrijdingsdag herdenken we het einde van de oorlog, maar Papadag is niet de jubeldag voor vaders; daar hebben we Vaderdag voor.
Mijn voorstel is om het heel simpel te houden en het ouderschap erbuiten te laten. Zeg gewoon: ‘op donderdag werk ik niet’ of ’dinsdag is mijn vrije dag’. Punt uit. Daar is verder geen tekst of uitleg bij nodig. Of je nu met de kinderen wat gaat doen, of gaat vissen, of de hele dag in je bed blijft liggen, dat gaat niemand wat aan. (zie ook mijn eerdere blog over Papadag: http://phaestus.nl/phaestus.nl/?p=1321 )
Kip-stuckjes (een vlag die vega-vaag is)
Het vega-schap van de supermarkt ligt vol met alternatieven voor vlees. Toch worden heel veel producten aangeduid met een vlees-term. Namen als groenteburger en kaasschnitzel zijn nog wel te billijken, maar woorden als gehakt, kip, spekjes of shoarma vind ik merkwaardig. Het is juist geen kip of spek, maar iets plantaardigs. Door die woorden toch te gebruiken wordt in feite benadrukt dat het hier niet om ‘the real thing’ gaat maar om imitaties. En imitaties vallen altijd tegen. Dus, vega-producenten, kom op, verzin eens originele, zelfbewuste productnamen!
Mijn blogsite Phaestus bestaat 10 jaar! In 2014 begon ik met het schrijven van blogs. Over onderwerpen die me dierbaar zijn, bezighouden, opvallen of zomaar te binnen schieten: muziek, politiek, mijn gezin, communicatie en onderwijs (mijn werk), poëzie, reizen, mijn nieuwe woonplaats Zeist, de EU, taal, de actualiteit.
Het schrijven bezorgt mij veel plezier en ik hoop dit nog jaren te blijven doen. Niet in de laatste plaats omdat de afgelopen 10 jaar zoveel mensen mijn blogs hebben gelezen, gedeeld en gewaardeerd. Dat is een enorme stimulans. Hartelijk dank daarvoor!
In totaal heb ik ruim 200 teksten geschreven en geplaatst. Mijn eerste blog in dit nieuwe jaar is geen nieuwe tekst maar een overzicht van alle blogs tot nu toe; in chronologische volgorde.
En de komende maanden op deze plek weer nieuwe teksten. Over namen van luchthavens, over ‘Hier opent’, over de nieuwe boeken van communicatiegoeroes Betteke van Ruler en Wil Michels, over M.C. Escher, over het leesteken ampersand (&), over de Zeister Hernhutters, over de Europese Parlementsverkiezingen, en nog veel meer!
Een paar jaar geleden vierden we de jaarwisseling voor het eerst in ons nieuwe huis in Zeist. Ik weet nog goed dat we versteld stonden van de enorme hoeveelheid vuurwerk die hier werd afgestoken. In onze vorige woonplaats Amstelveen werd ook wel behoorlijk geknald, maar dat viel in het niet bij alles wat er in Zeist de lucht in werd geschoten. Dat begon al in november. Vooral ’s avonds hoorden we af en toe doffe dreunen. We hadden aanvankelijk geen idee wat het was, maar buren gaven ons uitsluitsel: ‘het is vuurwerk; dat begint hier altijd al vroeg’. In de loop van december knalde het steeds vaker en luider; met een oorverdovende apotheose op Oudjaarsavond. Ruim voor middernacht barstte het los. En het ging tot diep in de nacht door.
Foto: NOS
Tot die tijd hadden we vooral pluspunten ervaren in onze nieuwe woonplaats: de bosrijke omgeving, de vriendelijke bediening in winkels, de centrale ligging, passagiers die de buschauffeur groeten bij het in- en uitstappen en, last but not least, geen herrie van vliegtuigen. Daar stak al dat vuurwerk wat negatief bij af. Maar we troostten ons met de gedachte dat we daar niet het hele jaar last van zouden hebben. Voor de goede orde: ik ben niet tegen vuurwerk, maar het mag wel wat minder en graag ook een stuk veiliger.
Ik was dan ook nieuwsgierig toen ik afgelopen voorjaar hoorde dat de gemeente Zeist een burgerberaad ‘Jaarwisseling’ in het leven had geroepen. Met als centrale vraag: “Hoe zorgen we in onze gemeente samen voor een jaarwisseling waar we ons met elkaar op kunnen verheugen?”[1]
De gemeente had een paar jaar eerder al ervaring met burgerparticipatie opgedaan. In 2021 onder de titel ‘Samen in balans’; over het op orde brengen van het huishoudboekje van de gemeente. Via loting waren 150 burgers geselecteerd die in een aantal gespreksrondes mochten meedenken over manieren om tot verantwoorde uitgaven (en bezuinigingen) te komen. De leden van deze Inwoners Advies Commissie (IAC) vormden een dwarsdoorsnede van de bevolking en waren niet geselecteerd op basis van deskundigheid. Het ging er vooral om dat zij aangaven wat zij als inwoners van de gemeente belangrijk vonden. Binnen twee maanden kwam de IAC met een pakket van 62 voorstellen om te komen tot gezonde gemeentelijk financiën. Uiteindelijk nam de Gemeenteraad twee-derde van de voorstellen over en kon, met een aantal aanvullende maatregelen, een sluitende begroting worden vastgesteld.[2]
Op basis van de positieve ervaringen met dit eerste burgerberaad besloot de gemeente om ook het onderwerp Jaarwisseling voor te leggen aan een brede groep burgers. Hierbij speelden drie overwegingen een rol:[3]
Vernieuwing van een traditie vraagt om samen keuzes maken. De gemeenteraad beslist hierover, maar bedenkt dit liever niet alleen. Onze raadsleden hebben de wijsheid niet in pacht. Er zijn veel waardevolle zienswijzen, inzichten en ideeën bij inwoners en ondernemers in onze gemeente. De gemeenteraad wil hiervan graag gebruikmaken.
Een debat in de gemeenteraad over de jaarwisseling is vooral gericht op het creëren van een meerderheid. Daarmee kan het besluit voor een groot deel van de inwoners onbevredigend zijn. Zeker als die inwoners tegengestelde meningen hebben over dit onderwerp. Een gesprek in een Burgerberaad werkt anders. Dat is erop gericht om samen tot een advies te komen dat door het hele Burgerberaad gedragen wordt. En waar dus alle deelnemers achter staan of vrede mee kunnen hebben.
De samenstelling van een Burgerberaad is anders dan die van de gemeenteraad. Mensen zitten er zonder dat ze verantwoording hoeven af te leggen aan een (kiezers)achterban. Dat biedt ruimte voor een open gesprek, waarin men makkelijker van mening kan veranderen om tot elkaar te komen.
Na een vijftal praat- en overlegsessies onder professionele begeleiding kwam het Burgerberaad na een paar maanden tot een advies dat afgelopen zomer unaniem door de gemeenteraad werd overgenomen. De kern van het advies is dat er bij de jaarwisseling meer rekening moet worden gehouden met kwetsbare groepen en het milieu. Dit kan door het bevorderen van het afsteken van veilig siervuurwerk, het aanwijzen van vuurwerkvrije zones en het organiseren van een centraal evenement (vuurwerkshow). In feite, aldus het advies, gaat het om een mentaliteitsverandering. Daarom zal er de komende jaren ook sprake zijn van publiekscampagnes en gerichte voorlichting.
De eerste concrete uitwerking van dit advies is de plaatsing van campagne-borden waarop inwoners te zien zijn die aangeven welke vormen van overlast zij rondom Oud & Nieuw ervaren en welke risico’s zij zien. Voor het organiseren van een centraal evenement is het dit jaar nog te vroeg. De gemeente had onvoldoende tijd om dit al voor de aanstaande jaarwisseling te realiseren maar belooft dat over een jaar wel rond te hebben.
Al met al vind ik het een sympathiek en zinvol idee om dit soort vraagstukken aan een breed panel van burgers voor te leggen. Juist bij controversiële vraagstukken die op veel mensen betrekking hebben is het goed om de denkkracht van burgers en hun ervaringen en suggesties mee te laten wegen. Dat is de basis van een gezonde democratische samenleving. Een burgerberaad kan ook helpen om de veelbesproken kloof tussen politiek en burgers wat kleiner te maken. Ik schreef een paar maanden geleden een blog over Jürgen Habermas; hij zou deze vorm van burgerparticipatie ongetwijfeld toejuichen.[4]
Wat het vuurwerk betreft denk ik dat er de komende jaarwisseling nog steeds volop geknald gaat worden in Zeist. Nu er nog geen centraal evenement is zal het als vanouds losgaan, vrees ik. In die zin heeft dit burgerberaad geen ‘vuurwerk’ opgeleverd. Het aanpassen van tradities en vaste gewoontes vergt tijd. Voor bewustwording en mentaliteitsverandering rondom vuurwerk heb je een lange adem nodig. Kijk maar naar anti-rook campagnes, acties om minder vlees te eten of de Zwarte Piet discussie. Maar in ieder geval heeft de gemeente Zeist een eerste stap gezet. En dat valt toe te juichen.
Nawoord
Ik ga in de tekst hierboven niet in op allerlei inhoudelijke en organisatorische aspecten van burgerparticipatie; de voors en tegens; de do’s & don’ts. Er zijn de afgelopen tijd enkele publicaties verschenen die voor belangstellenden zeker de moeite waard zijn. Ik noem er vier:
In dit waardevolle rapport (dat ook regelmatig wordt aangehaald om de verkiezingsuitslag van 22 november te duiden) wordt ruim aandacht besteed aan participatie. Het rapport gaat daarbij in op de nieuwe Omgevingswet die op 1 januari 2024 van kracht wordt. Deze wet kent verplichtende bepalingen over participatie, maar stelt daarbij geen kwaliteitseisen.
De WRR schetst naast pluspunten ook schaduwzijden:
“…….is er reden voor enige terughoudendheid rond de al jaren populaire pleidooien voor meer burgerparticipatie en interactieve beleidsvorming. Deze initiatieven zijn doorgaans goed nieuws voor burgers die beschikken over de tijd en capaciteiten om hieraan effectief deel te nemen – de zogenoemde participatie-elite van vaak wat oudere en beter opgeleide mannen, doorgaans met een Nederlandse achtergrond. Voor hen betekenen deze initiatieven méér grip op wat er gebeurt. Dergelijke initiatieven zijn echter minder geschikt voor burgers die niet de tijd hebben om, naast werk, partner, kinderen en andere verplichtingen, zich ook hiermee bezig te houden. En ze zijn ook geen goed nieuws voor burgers die niet goed zijn toegerust voor een effectieve deelname aan zulke trajecten, vaak mensen met een praktische opleiding of een migratieachtergrond.278 Steeds weer doen nieuwe generaties beleidsmakers en communicatieadviseurs oprechte pogingen om deze burgers toch te betrekken, maar dat blijft zeer lastig. Misschien wordt het tijd om deze waarheid onder ogen te zien: bepaalde groepen burgers zijn meer gebaat bij een goed functionerende representatieve democratie met competente volksvertegenwoordigers die effectief voor hun belangen opkomen, en die professioneel tegenspel kunnen leveren aan de mondiger burgers.279 Voor deze groepen burgers betekent meer participatieve democratie juist minder grip op wat er gebeurt.” (p. 160)
Omgevingscommunicatie & Participatie van Monique Broekhoff (uitgeverij De Communicatiepraktijk, 2023). Dit is een overzichtelijk, toegankelijk boek met specifieke aandacht voor de rol van communicatie bij strategische omgevingsmanagement. Het biedt een breder kader waarbinnen vormen van participatie en dialoog een plaats krijgen. Het boek presenteert een plan met 10 stappen (van vraagstelling, inventarisatie en analyse tot besluitvorming, uitvoering en evaluatie. Dit is een tamelijk traditioneel, lineair stappenplan. Tegenwoordig wordt er juist gepleit voor meer flexibele en ‘agile’ werkvormen, omdat de praktijk zich niet in vaste stappen laat vangen. Toch biedt het stappenplan wel inzicht en houvast, omdat het de kernzaken benoemt die van belang zijn bij omgevingsmanagement, participatie en communicatie. Kortom, een handig hoe-en-wat boek.
Burgerparticipatie en Openbaar Bestuur van Rob van Engelenburg en Peter van Hoensel (Uitgeverij Boom Bestuurskunde, 2023) In dit boek zetten twee door de wol geverfde deskundigen hun ervaringen en inzichten op een rij. In de proloog houden ze een warm pleidooi voor burgerparticipatie en voeren daarbij meerdere overtuigende argumenten aan (draagvlak, tegenwicht, creatieve inzichten, checks & balances). Het boek zelf heeft een wat onorthodoxe opzet. Elke auteur neemt een deel van het boek voor zijn rekening en begint met een persoonlijke introductie (opleiding, werkervaring, publicaties) van 8 tot 10 pagina’s. Dat vind ik nogal veel van het goede. Deze schetsen hadden beter in verkorte vorm achterin het boek opgenomen kunnen worden. Verder valt het op dat veel teksten in het boek gebaseerd zijn op artikelen die eerder elders zijn gepubliceerd. Dat maakt de inhoud niet minder waardevol, maar het zorgt er voor dat het moeilijk wordt om echt een lijn in het boek te ontdekken. De kracht van dit boek zit in de vele praktijkervaringen en cases. De lezer komt zo in aanraking met uiteenlopende voorbeelden van participatie waaruit veel te leren valt. Al met al, een inspirerend voorbeelden- en inzichtenboek.
Een paar jaar geleden kwam ik in Zeist te wonen. Sindsdien schrijf ik af en toe een blog over mijn nieuwe woonplaats onder de titel ‘Groeten uit Zeist’. Dit is de 10e bijdrage in deze serie. De tekst gaat, heel toepasselijk op 5 december, over Sinterklaas en een paar hardnekkige ouderwetse Pieten.
Afgelopen zaterdag zag ik in Zeist op enkele plekken Zwarte Pieten rondlopen. Echte Zwarte Pieten, bedoel ik; geen roetveeg-Pieten. Het ging niet om een incidentele zwart geschminkte Piet die bij particulieren aanbelde, maar om Pieten die namens een winkeliersvereniging of een buurtclub rondliepen en strooigoed uitdeelden. Ik was verbaasd. Dan doen we toch niet meer? Zwarte Piet behoort toch tot het verleden? We kunnen toch prima met roetveeg-Pieten uit de voeten? Gelukkig liepen op andere locaties wel gewoon roetveeg-Pieten rond. Het kan dus wel! Maar het ongemakkelijke gevoel bleef. Misschien ook wel door de verkiezingsuitslag. Juist nu de PVV de grootste partij in het land is geworden vind ik het belangrijk om extra waakzaam te zijn als het gaat om uitingen van discriminatie en uitsluiting.
Ben ik nu een overgevoelig woke type met moralistische praatjes? Laat ik dan eerst maar mijn eigen Pieten-verleden opbiechten. Een kleine 30 jaar geleden publiceerde ik een boekje met gedichten en versjes voor kinderen. Een van die gedichten heet ’De pindakaas van Sinterklaas [1]:
Destijds schreef ik dit vers, zonder enige schaamte of schroom. Ik had het gewoon over ‘Zwarte Piet’ en was me van geen kwaad bewust. Zwarte Piet lag nog niet onder vuur. Ik herinner me uit die tijd alleen een kritische opmerking van Gerda Havertong in een uitzending van Sesamstraat. Maar kennelijk trok niemand zich echt wat van haar woorden aan; we gingen gewoon door met de klassieke Pieten: helemaal zwart, dikke rode lippen, krulhaar en ringen in de oren. Gelukkig laat de tekening bij mijn versje niet zo’n compleet ouderwetse Piet zien.
Inmiddels weet ik beter. Wat ik destijds volkomen gewoon vond, kan wat mij betreft niet meer. Mijn boekje was geen groot verkoopsucces, maar als er ooit nog een nieuwe druk zou komen, zou ik de term Zwarte Piet zonder twijfel aanpassen. De discussies rondom Zwarte Piet hebben mij overtuigd. In onze samenleving mag er geen plaats zijn voor stereotyperende termen en uitingen die mensen pijn doen.
Nu weet ik dat het ook pijn doet als tradities veranderen. Veel mensen vinden dat er iets dierbaars wordt afgepakt. Dat klopt, het is inderdaad een vorm van verlies. Maar in het geval van het Sinterklaasfeest gaat het om een beperkte aanpassing. De afgelopen jaren is gebleken dat we heel goed Sinterklaas kunnen vieren met roetveeg-Pieten. De kern van het feest blijft onaangetast. Het is een kleine moeite met een grote opbrengst: niemand hoeft zich meer gekwetst te voelen.
Bovendien, tradities zijn niet heilig. Laten we blij zijn dat er geprotesteerd wordt tegen traditionele evenementen en gebruiken als stierenvechten, vrouwenbesnijdenis, ganzentrekken en eerwraak. In al die gevallen klinkt er protest omdat er slachtoffers vallen. Dat is een belangrijk criterium, ook rondom de zwartepieten-kwestie. Het is niet goed als een traditie ten koste gaat van andere mensen of van dieren.
Tradities mogen en moeten dus met de tijd meegaan. Bij een samenleving in beweging horen tradities die dynamisch zijn. Dat blijkt niet alleen uit het verdwijnen of aanpassen van bestaande tradities, maar ook uit het gemak waarmee we nieuwe gebruiken importeren en omarmen, zoals Halloween, Oktoberfest, gender reveal party’s en Black Friday. Kennelijk zijn we heel flexibel; waarom dan ook niet met Sint en Piet?
Terug naar de Pieten in Zeist. Gelukkig gaat het al op veel plekken goed. Het zou nog fijner zijn als ook die laatste lokale verenigingen, clubs en comités gaan inzien dat Zwarte Piet niet meer van deze tijd is. In elke wijk en op elke club zijn er mensen die gekwetst worden door de aanwezigheid van stereotype Pieten. Daarom hoop ik dat Zwarte Piet dit jaar voor het laatst in Zeist heeft rondgelopen. Dan is het volgend jaar voor iedereen feest.
[1]Bij dit vers staat opmerkelijk genoeg een tekening met een witte Piet. Ik vermoed geen bewuste keuze, maar passend bij de stijl van de illustrator. Mijn vriend Onno Helle maakte alle illustraties in het boekje. Onno overleed helaas een paar jaar na het verschijnen van ons boek.
P.S.
Nog een keer de uitzending van Sesamstraat uit 1987 terugkijken?
Er was eens een meneer die de baas van het verkeer wilde worden. Hij had radicale ideeën om een einde te maken aan alle verkeersproblemen in het land. Hij droomde dat er alleen nog maar witte auto’s op de weg zouden rijden. Dat zou zorgen voor minder files, minder parkeerproblemen en minder ongelukken. Hij beweerde dat auto’s met een andere kleur lelijk en slecht waren en dat hun eigenaren niet deugden en veel ongelukken veroorzaakten. Hij wilde de import van gekleurde auto’s helemaal verbieden. Er moest in eigen land een grote fabriek komen waarin alleen maar witte auto’s zouden worden gemaakt. Hij beloofde de mensen dat hij hen zou helpen om een witte auto te kopen, als hij de baas zou zijn. Mensen met een witte auto zouden minder geld voor benzine hoeven te betalen en ook minder wegenbelasting. Hij riep dat er met alleen witte auto’s minder parkeerproblemen en ongelukken zouden zijn. En minder files. Iedereen zou lekker hard kunnen scheuren op de snelweg. De maximum snelheid kon gerust omhoog naar 140 kilometer. Hybride en elektrische auto’s zou hij juist extra duur maken. Hij maakte zich namelijk totaal geen zorgen over het klimaat.
De meeste mensen vonden de plannen van de meneer maar raar. Veel autobezitters waren juist blij met hun groene, blauwe of rode auto. Die auto’s waren echt niet minder dan witte. Dus waarom de eigenaren van witte auto’s voortrekken en de mensen met een gekleurde auto dwarszitten? Dat was toch niet eerlijk! En moesten we juist niet ons best doen om het klimaat te redden? Deze mensen hoopten dat de meneer niet de baas van het verkeer zou worden.
Sommige mensen zagen de ideeën van de meneer wel zitten. Auto’s waren duur en met de hulp van de meneer zouden ze misschien toch een auto kunnen kopen. En een witte kleur vonden ze prima. Ze dachten vooral: als wij maar een auto hebben; desnoods ten koste van mensen met een gekleurde auto. Ook vonden ze dat er inderdaad vaak gekleurde auto’s bij ongelukken betrokken waren. Bovendien: minder parkeerproblemen, minder files; wie wil dat nou niet! En ach, het klimaat. Daar maakten zij zich niet druk over.
De meneer bleef jaar in jaar uit maar roepen dat gekleurde auto’s en hun eigenaren van de weg gehaald moesten worden. En hij bleef maar proberen om de baas te worden. Maar het mislukte keer op keer. Er waren andere meneren en mevrouwen die het voor het zeggen hadden. Zij wilden ook wel wat aan de files doen en aan de parkeerproblemen en de ongelukken. Maar niet ten koste van de eigenaren van gekleurde auto’s. Dat zou niet helpen. En dat vonden ze ook niet netjes. Ook probeerden zij iets voor het klimaat te doen. Deze meneren en mevrouwen deden hun best, maar vaak waren het kleine stapjes. En soms ging het ook mis. Dan zaten ze weer lang te overleggen en soms ook te kibbelen. Zonder goed naar de mensen in het land te luisteren. Op deze manier lukte het hen niet goed om alle verkeersproblemen op te lossen en iedereen tevreden te maken.
Steeds meer mensen in het land begonnen te mopperen. Vooral de mensen die geen geld hadden om een auto te kopen. Ze vonden dat ze niet serieus werden genomen. Daarom hoorde je steeds vaker mensen zeggen dat er misschien toch een ander soort verkeersbaas moest komen. En zo kreeg de meneer die al twintig jaar riep dat alle verkeersproblemen te wijten waren aan de gekleurde auto’s opeens weer veel aandacht. Hij voelde dat nu eindelijk het moment was gekomen waarop hij de baas kon worden. Hij bleef vasthouden aan zijn witte auto-plan, maar beloofde de mensen dat hij ook vriendelijk zou doen voor de eigenaren van een gekleurde auto. Zouden de mensen hem geloven?
Morgen mogen we weer naar de stembus. Er staan maar liefst 26 partijen op het stemformulier. Er valt dus heel veel te kiezen. Wat dat betreft ben ik blij dat wij geen tweepartijenstelsel hebben met een ‘the winner takes all’ principe. Een dergelijke zwart-wit opzet zie je ook bij referenda. Daarbij gaat het letterlijk om JA of NEE; meer smaken zijn er niet. Ik noem dat bipolaire politiek. Ik heb daar veel moeite mee. Bipolariteit bevordert het denken in termen van winnen en verliezen, het wij-zij denken, het monopoliseren van de waarheid. Een tweestrijd is prachtig voor media en opiniepeilers. Het levert, net als bij sportwedstrijden of thrillers, een spannende ontknoping op met een winnaar en een verliezer. Maar het land moet na de verkiezingen weer verder, terwijl de politieke tweestrijd de tegenstellingen juist heeft vergroot. In pluriforme systemen is er geen absolute winnaar, dus moet je overleggen, compromissen sluiten en coalities vormen. Stelling durven nemen, maar ook water bij de wijn kunnen doen. Politieke partijen moeten de verbinding met de burgers zoeken. Maar ook met elkaar. Politici en politieke partijen moeten daardoor hun eigen opvattingen kunnen relativeren en oog hebben voor alternatieve opvattingen. Dat draagt bij aan een goed functionerende democratie.
Toch kun je ook vraagtekens bij zo’n grote verscheidenheid aan partijen plaatsen. Het laat zien dat de samenleving zelf steeds meer gefragmenteerd en individualistisch is geworden. En dat mensen veel nadrukkelijker hun eigen belang voorop stellen en minder oog hebben voor bredere bewegingen en het algemeen belang. Ik denk dat de opkomst van nieuwe media met deze versplintering samenhangt. Social media en hun algoritmes dragen er aan bij dat iedereen luid zijn eigen mening verkondigt en weinig luistert naar andersgestemden.
Uiteindelijk moeten we met elkaar verder. Maar als iedereen zich fanatiek vastklampt aan zijn eigen gelijk schiet het niet op. Dat zal er ook toe leiden dat veel mensen na de verkiezingen teleurgesteld zullen zijn. Ofwel omdat de door hen gekozen partij geen of slechts een enkele zetel heeft behaald. Ofwel omdat de gekozen partij deel gaat nemen aan de regering en compromissen moet gaan sluiten. Beide uitkomsten zijn voor hard-liners en principiëlen waarschijnlijk moeilijk te verteren, maar in een land met zoveel partijen moet je bereid zijn om er samen uit te komen en compromissen te sluiten. Gelukkig maar, zou ik willen zeggen. Stel je voor dat één partij het helemaal voor het zeggen zou hebben.
Kortom, zonder pluriformiteit geen gezonde democratie. So far, so good. De vraag is alleen of deze pluriformiteit onbegrensd mag zijn. Wat moeten we doen met politieke partijen die opvattingen hebben die tegen bepaalde beginselen van onze democratische rechtsstaat ingaan? Die standpunten innemen die niet te verenigen zijn met onze Grondwet? Partijen die zich dus in feite niet houden aan een aantal van onze belangrijke democratische spelregels. Ik noem ze voor het gemak buitenspel-partijen; niet omdat ik ze buitenspel wil zetten, maar omdat zij zich zelf (ten dele) buiten de constitutionele orde plaatsen. Mogen die partijen wel meedoen aan verkiezingen? En mogen die partijen ook deel gaan uitmaken van de regering?
Ik zal niet snel een oproep steunen om een politieke partij te verbieden. Ik heb juist hierboven gezegd hoe belangrijk pluriformiteit is. Bovendien zijn vrijheid van vereniging en vrijheid van meningsuiting belangrijke rechtsgronden in onze samenleving. Ik denk dat het juist de kracht is van een democratie dat er ook fundamentele tegengeluiden geuit mogen worden. En het is ook belangrijk dat er naar deze stemmen wordt geluisterd.
Maar zo’n partij laten deelnemen aan een regering is voor mij een brug te ver. Een regering moet het bredere, algemene belang dienen. Ministers en staatssecretarissen leggen niet voor niets een eed of gelofte af waarbij ze trouw beloven aan de Grondwet. Dit geeft aan dat er in een regering geen plaats kan zijn voor een partij met een programma dat strijdig is met de Grondwet. Als zo’n buitenspel-partij toch deel gaat uitmaken van de regering worden daarmee onze democratische spelregels en principes ondermijnd.
Politieke partijen die wel de deur voor regeringsdeelname van buitenspel-partijen openzetten geven zuurstof aan het ongrondwettelijke gedachtengoed. We hebben morgen dus veel te kiezen, maar ook veel te verliezen.