Dylan Tribute: wel of niet?

Ik heb ruim een dag lopen twijfelen of ik een kaartje zou moeten kopen voor de Bob Dylan tribute in het Concertgebouw van afgelopen woensdag. Als hardnekkige  Dylan-fan leek het me een bijzondere gebeurtenis, maar aan de andere kant hikte ik tegen de organisator aan: Tim Knol. Tim Knol is een getalenteerde jonge muzikant, maar ik vind zijn stem nogal zeurderig. En toen hij vorig jaar in een ING-commercial het nummer Mens durf te leven van Ramses Shaffy vernaggelde, deed dat voor mij de deur dicht. Maar toch……hij organiseerde wel een tribute voor Bob Dylan en hij had een keur van artiesten weten te strikken. En dat alles in het Concertgebouw. Toen ik nieuwsgierig de site van het Concertgebouw bestudeerde, zag ik dat het evenement al bijna uitverkocht was. Er was nog maar één mooi plaatsje vrij, niet ver van het podium. Ach, waarom ook niet, dacht ik. Mijn liefde voor Dylan won het van mijn twijfels over Knol. Ik maakte snel het gevraagde geldbedrag over.

Met het nodige voorbehoud neem ik mijn plek in de Grote Zaal in. Knol komt wat schutterig het immense podium op, rommelt wat met zijn gitaar, hapt even naar lucht en zet dan luid en loepzuiver in: “I’m going down to Rose Marie’s, she never does me wrong…”. Instant kippenvel en als even later drie blazers subtiel inzetten ben ik verkocht. Wat een verrassende keuze. Niet een klassieker als openingsnummer, maar Goin’ to Acapulco van de Basement Tapes (ooit ook mooi uitgevoerd door Calexico). Achter mij vraagt een vrouwenstem: welk nummer is dit? Die vraag zal zij die avond nog vaker stellen, afgewisseld met de vraag: wie is dat? Een bromstem naast haar zal steeds een onverstaanbaar antwoord mompelen. Het wordt een komen en gaan van artiesten die zich inderdaad (in de meeste gevallen) niet voorstellen en die ook niet aankondigen welk nummer ze gaan zingen. Ik vind het prima. Het gaat om de liedjes (die de doorgewinterde Dylan-fans moeiteloos herkennen), niet om de tekst en uitleg. De meeste artiesten (en dichters/schrijvers die als entr’acte optreden) lijken onder de indruk van de Concertgebouw-entourage. Zelfs doorgewinterde personalities als Nico Dijkshoorn en Leo Blokhuis moeten even slikken en schrapen voordat ze de microfoon pakken. De meest onbevangen performer op het podium is Arno van 15 jaar die bij het slotnummer Like a Rolling Stone mee mag doen en alle harten steelt.

Maar even terug naar eerder die avond. Voor de pauze zijn het met name solo-optredens of vertolkingen in een kleine bezetting. Admiral Freebee maakt indruk met Man in the Long Black Coat. Marike Jager ontroert met Mama, You’ve been on my Mind. Ook oud-gedienden Henk Hofstede (Love Minus Zero) en Ernst Jansz (Huiswaarts –zijn vertaling van Tomorrow is a Long Time-)  leveren puntgave bijdragen. Maar er zijn ook dissonanten. In de vakken links en rechts achter het podium is de geluidskwaliteit onder de maat. Halverwege het eerste deel beginnen mensen luidkeels te klagen. Technici rennen nerveus rond, maar kennelijk is het euvel niet te verhelpen. En ook Vraagvrouw achter mij is niet helemaal blij, omdat er zo weinig bekende Dylan-classics worden gespeeld. Ik kan niet goed verstaan wat Mompelman ervan vindt. Ook het jonge Duits-Aziatische stel naast me oogt ontevreden, al weet ik niet waarom. Ik probeer me te richten op de muzikale presentaties en merk dat ik me kostelijk vermaak.

Na de pauze blijken mijn twee buren vertrokken. Kennelijk hadden zij Bob Dylan in eigen persoon verwacht, of het Concertgebouworkest. Vraagvrouw achter mij blijft vragen en Mompelman blijft mompelen. Ook de geluidskwaliteit voor Podium Noord en Zuid blijft onder de maat. Als enkele bezoekers aanhoudend protesteren, roept Tim wanhopig dat hij het niet kan oplossen en dat ze maar weg moeten gaan. Enkele mensen druipen inderdaad af. Op het podium staat inmiddels een band die alle optredens na de pauze zal blijven ondersteunen. Na een performance van Dolf Jansen (een vertolking van een lied voor Bob Dylan van Loudon Wainwright III) volgt een blokje met drie ijzersterke nummers: Days of ’49 (Anne Soldaat), Most of the Time (Nico Dijkshoorn) en The Man in Me (Tim Knol). Even later perst Ernst Jansz er met aanstekelijk enthousisasme (en zonder auto-cue) alle tien de coupletten van zijn vertaling van Desolation Row uit. Daarna brengt een mij onbekende Jan van Doorn een mij even onbekend nummer Wallflower ten gehore. Het programma begint flink uit te lopen, maar dat kan je verwachten op zo’n unieke, geïmproviseerde avond. Enkele tientallen bezoekers vertrekken (om hun trein te halen?). Zij missen een sterke finale met Maggie’s Farm, Not Dark Yet en het eerder genoemde Like a Rolling Stone met Tim Knol in de hoofdrol.

Ik ben blij dat ik ben gegaan. De muzikale kwaliteit, de brede keuze uit het werk van Dylan, de veelzijdigheid van de artiesten: het was top. Ik hoop dat dit initiatief een vervolg krijgt. Maar dan wel op een intiemere locatie! Het Dylan-arsenaal is nog lang niet uitgeput. En die stem van Tim Knol…. ? Die is perfect voor het vertolken van Dylan-nummers.

 

Setlist Dylan tribute

 

Geef een reactie