Peek & Op de Beeck

Peek & Op de Beeck[1]

Tijdens vakanties lees ik vaak meerdere boeken in korte tijd. Onwillekeurig dringen zich dan soms de overeenkomsten en verschillen tussen bepaalde boeken op. Een paar jaar geleden overkwam me dat met Arnon Grunberg’s Huid en Haar en Niccolò Ammaniti’s Zo God het wil. In de eerste dagen van deze zomervakantie las ik kort na elkaar Vele hemels boven de zevende van Griet op de Beeck en Godin, held van Gustaaf Peek. Ook nu werd ik getroffen door de contrasten en parallellen tussen de net gelezen boeken.

Laat ik beginnen met de overeenkomsten. Ik noem de schrijvers daarbij gemakshalve Peek en Beeck.

Beide schrijvers hanteren een bijzondere constructie om hun verhaal te vertellen. Beeck doet dit door steeds afwisselend per hoofdstuk in de huid van één van haar vijf hoofdpersonen te kruipen en het centrale verhaal vanuit hun perspectief vorm te geven. Dit deed me denken aan de debuutroman De Metsiers van Hugo Claus waarin voor een vergelijkbare opzet is gekozen. Peek schotelt de lezer een roman in omgekeerde volgorde voor. Hij begint in het heden en doet met elk volgende hoofdstuk een stap terug in de tijd.

Beeck en Peek refereren allebei aan de Amerikaanse dichteres Sylvia Plath. Beeck doet dit met een citaat voorin het boek (‘Perhaps when we find ourselves wanting everything, it is because we are dangerously near to wanting nothing’). Peek beschrijft in hoofdstuk 42 het bezoek van Sylvia Plath aan Parijs in 1956.

In beide boeken is overspel een belangrijk thema. In de familiekroniek van Beeck is de buitenechtelijke relatie tussen Elsie en Casper een belangrijk element. Het verlangen naar elkaar, maar ook de knagende twijfel worden uitgebreid geschetst. Bij Peeck is de (bijna levenslange) obsessief-seksuele relatie tussen hoofdpersonen Tessa en Marius het centrale thema van het boek. Peek bezorgt zijn lezers permanent rode oortjes bij de grote hoeveelheid expliciete intimiteit die hoofdstuk na hoofdstuk wordt opgediend. Peek toont zich een moderne Jan Wolkers in het kwadraat en legt Tessa op p. 163 zelfs een letterlijk kreet uit Turks Fruit in de mond door haar te laten roepen ‘Maak me geen kind’.

Een laatste opvallende overeenkomst is het feit dat in beide boeken sprake is van een zelfmoord. Bij Beeck gaat het om Eva, de jonge, zoekende vrouw die de verbindende schakel vormt tussen alle hoofdpersonen in het boek. Haar zelfmoord brengt een schok in de familie te weeg en Beeck schetst in afwisselende hoofdstukken welke invloed deze dramatische gebeurtenis op de verschillende hoofdpersonages heeft. Bij Peek blijkt (terloops) dat de jong-volwassen zoon van Tessa zelfmoord heeft gepleegd. De aanleiding voor die zelfmoord of het effect daarvan op moeder Tessa wordt nauwelijks uitgediept. Wel wordt duidelijk dat ze haar buitenechtelijke relatie met Marius tijdelijk opschort.

Een groot verschil tussen beide boeken is dat ik merk dat ik tijdens het lezen van Godin, Held steeds meer begon af te haken, terwijl Beeck mijn aandacht juist goed vast wist te houden. Hoe verder je komt in het ‘achterstevoren’ boek van Peek, hoe meer aanwijzingen je hoopt te vinden om de onafwendbare en heftige verbondenheid tussen Tessa en Marius –waar je vanaf het begin met je neus bovenop wordt geduwd- te begrijpen. Peek vertelt dat Marius Tessa vooral heel mooi vindt. Maar wat haar verder zo aantrekkelijk maakt, wordt nauwelijks duidelijk. Hij geeft niet aan wat Tessa van Marius vindt. Ook kom je er als lezer niet goed achter waarom de relatie tussen Tessa en haar man Paul of die tussen Marius en zijn vrouw Corinne aanleiding biedt om overspel te plegen. De laatste hoofdstukken (toen het allemaal begon) onthullen slechts dat Tessa en Marius als scholieren een oogje op elkaar hadden en hun eerste seksuele ervaringen met elkaar deelden. Meer niet. Dat is, terugblikkend naar al die hoofdstukken die je dan al hebt gelezen, een erg smalle basis voor zo’n lang uitgesponnen verhaal vol voorvocht en vulva’s. In seksuele termen: Peek had zijn boek misschien niet met het naspel moeten beginnen.

Vele hemels Beeck

 

Beeck overtuigt wat dat betreft veel meer. In haar onvervalste Vlaamse familiekroniek (volgens Pieter Steinz is het relaas van een disfunctionele familie kenmerkend voor Grote Vlaamse Romans (Steinz, Gids voor de wereldliteratuur, p. 107) schetst Beeck op invoelbare wijze zowel het menselijk tekort met al z’n rafelranden, als warme menselijke relaties en perspectief. Ook al bouwt Beeck haar verhaal op met doorzichtige, klassieke elementen (het familiegeheim dat zich al vanaf het begin doet voelen; de dramatische wending; het einde van het boek waarin iedereen zich probeert te herpakken, maar waarbij je als lezer voelt dat niemand ongeschonden uit de strijd komt), toch houdt ze je aandacht vast en ben je als lezer benieuwd naar de wijze waarop de hoofdpersonen zich in de laatste hoofdstukken zullen manifesteren.

Moraal: misschien mag of moet je boeken niet te snel met elkaar vergelijken, maar onder de Franse zon kreeg Beeck van mij de voorkeur boven Peek.

 

[1] Gustaaf Peek is een nazaat van de bekende Peek van de vroegere modeketen Peek & Cloppenburg. De titel van dit blog is een knipoog in die richting.

Laat een reactie achter op Anoniem Reactie annuleren