Henk en Ingrid bij de Primark en Jelmer en Sophie bij het van Gogh Museum (over de kabinetsformatie)

 

Terwijl de pogingen om een nieuw kabinet te vormen hopeloos mislukken, zijn Henk en Ingrid op koopjesjacht in de Haagse binnenstad en bezoeken Jelmer en Sophie het Van Gogh Museum in Amsterdam. Dat laat ons zien wat de missie van het nieuwe kabinet zou moeten zijn. 

 

De eerste pogingen om tot een nieuwe regering te komen zijn gestrand. Er is sprake van een enorme Haagse impasse. En dat terwijl er na de verkiezingen zoveel euforie was. De populistische overwinningsmars van Brexit en Trump kreeg in ons land geen vervolg. De PVV van Wilders ging weliswaar van 15 naar 20 zetels en Thierry Baudet kwam nu ook met zijn strijdmakker Theo Hiddema in de Tweede Kamer, maar de overgrote meerderheid van de stemmen ging naar de traditionele partijen. En juist deze partijen maken er momenteel bij de formatie een potje van. Je kunt je voorstellen dat dit koren op de molen is van de buitengesloten anti-establishment partijen. Het voedt hun tegengeluid. Reden te meer voor de partijen aan en rond de onderhandelingstafel om tot een akkoord te komen en het algemeen belang boven het partijbelang te stellen. Er moeten knopen doorgehakt worden. Die knopen liggen niet zozeer op binnenlands terrein, maar hangen juist samen met wereldomvattende vraagstukken. En daar lopen zowel Henk en Ingrid als Jelmer en Sophie tegenaan.

 

Migratie, klimaat en inkomensverschillen

Na het mislukken van de eerste formatieronde met VVD, CDA, D66 en GroenLinks maakte informateur Edith Schippers bekend dat vooral bij het thema ‘migratie’ de inhoudelijke opvattingen van de betrokken partijen te veel uiteenliepen. Daarnaast zag ze ook fikse verschillen in visie bij de onderwerpen ‘klimaat’ en ‘inkomensverdeling’. Nu lijkt het op het eerste gezicht om uiteenlopende vraagstukken te gaan, maar deze thema’s hangen in de praktijk nauw met elkaar samen. Mondiale inkomensverschillen en klimaatverandering zijn wereldwijde voedingsbronnen voor migratie. Op de golven van de globalisering zijn zowel bedrijven als arbeidskrachten op drift. Grote bedrijven zijn voortdurend op zoek naar schaarse grondstoffen, goedkope arbeidskrachten en lucratieve afzetmarkten. Ze laten zich daarbij vaak niet veel gelegen liggen aan mogelijke effecten voor milieu en klimaat. Hun belangstelling gaat vooral uit naar armere regio’s met veel ongeschoolde arbeidskrachten en weinig regelgeving. Aan de andere kant zie je veel arbeidskrachten die hun land verlaten om elders hun heil te zoeken. Wat vroeger op nationale schaal gebeurde (de trek van het platteland naar de stad), vindt nu op mondiaal niveau plaats. Hierbij gaat de belangstelling van migranten vooral uit naar rijkere regio’s en welvarende landen. Er is dus alle reden om klimaat, migratie en inkomensverdeling als samenhangende thema’s te zien en als zodanig te benaderen. Het helpt niet om, à la Trump, klimaatverdragen op te zeggen en muren om je land te plaatsen. Als je minder migranten wilt, moet je maatregelen nemen tegen de opwarming van de aarde en tegen de ongelijkheid in de wereld. Dat vergt een integrale visie en dat zal de kern van het nieuwe regeringsbeleid moeten zijn.

 

Henk en Ingrid bij de Primark: over inkomensongelijkheid

Veel van onze kleding wordt gemaakt in Aziatische sweatshops. Dat levert ons bij de Primark  tassen vol leuke en goedkope kleren op. Die spotgoedkope productie ver weg is funest voor onze eigen kledingindustrie (minder werk). Daar komt de trend van online winkelen bij die ervoor zorgt dat meerdere winkels en warenhuizen gaan sluiten (nog minder werk). Er is dus meer werk in ontwikkelingslanden, en dat is een pluspunt, maar de omstandigheden voor mens en milieu zijn daar vaak zeer beroerd.[1]

Actie van de Schone Kleren Campagne in Den Haag

Aan de andere kant raken wij hier veel vormen van werk kwijt, met name voor lager opgeleiden. Bovendien krijgen die lager opgeleiden op het gebied van werk en huisvesting concurrentie van arbeidsmigranten uit andere landen die hier hun geluk komen beproeven. Geen wonder dat Henk en Ingrid boos zijn. Voor hen geen goed betaalde banen en drie, vier vakanties per jaar. Zij moeten sappelen en op de kleintjes letten. En dus kopen juist Henk en Ingrid bij de Primark en de Action of ze shoppen online en kopen daarbij steeds meer bij buitenlandse webshops.[2] Daarmee zijn zij, net als wij allemaal, onderdeel van en mede-verantwoordelijk voor een mondiaal systeem dat op nationaal en internationaal niveau tot ongelijkheid en scheve verhoudingen leidt.

 

Jelmer en Sophie in het Van Gogh museum: over klimaatverandering

De opwarming van de aarde zorgt (onder andere) voor een stijgende zee-spiegel en meer droogte. Met meer kans op overstromingen en een grotere vraag naar water en voedsel zal ook de kans op migratie toenemen. De wereld vluchtelingenorganisatie UNHCR  heeft hierover onlangs een rapport opgesteld, gebaseerd op studies van vele wetenschappers wereldwijd. “Climate change over the 21st Century is projected to increase displacement of people” and “can indirectly increase risks of violent conflicts in the form of civil war and inter-group violence by amplifying well-documented drivers of these conflicts such as poverty and economic shocks”. http://www.unhcr.org/540854f49

Naast regeringen spelen multinationals een grote rol bij het bevorderen of het afremmen van klimaatverandering. Het Nederlands-Britse bedrijf Shell is zo’n hoofdrolspeler. Onlangs kwam het bedrijf weer in het nieuws toen actievoerders in het Van Gogh Museum protesteerden tegen het feit dat Shell dit museum sponsort en daarmee haar imago probeert te versterken, terwijl het aan de andere kant maar blijft doorgaan met de vervuilende exploitatie van fossiele brandstoffen.[3]

Milieugroep Fossil Free Culture NL
tijdens een stilteprotest op zondagmiddag 14 mei 2017 voor de ingang van het van Gogh Museum, Amsterdam (bron: Volkskrant)

 

 

 

 

 

 

 

 

Misschien hadden de actievoeders een paar maanden geleden een artikel van De Correspondent gelezen dat laat zien hoe dubieus het beleid van Shell is ten aanzien van milieu en klimaat.

https://decorrespondent.nl/6262/reconstructie-zo-kwam-shell-erachter-dat-klimaatverandering-levensgevaarlijk-is-en-ondermijnde-het-alle-serieuze-oplossingen/690128758-e657cfa2

Jelmer en Sophie bezoeken graag musea. Grote tentoonstellingen zijn tegenwoordig niet te realiseren zonder steun van grote bedrijven als Shell, Rabobank of Philips. Maar wat te doen als deze bedrijven op het gebied van mens en milieu geen goed beleid voeren? Moeten Jelmer en Sophie hun museumjaarkaart opzeggen? En niet meer tanken bij Shell?

 

Er valt wat te kiezen

In het artikel van De Correspondent wordt ons duidelijk gemaakt dat mensen, overheden en bedrijven altijd iets te kiezen hebben. Traditioneel gezien hebben linkse mensen de neiging om de schuld bij grote ondernemingen te leggen en benadrukken rechtse mensen de eigen vrijheid en verantwoordelijkheid van individuen. Maar alleen maar wijzen naar de overkant helpt ons niet verder. De hierboven geschetste vraagstukken zijn complex en vergen een duidelijk plan voor de toekomst. Hoe komen we tot minder vervuiling en opwarming, minder armoede en ongelijkheid en minder onbeheersbare migratie? Het is duidelijk dat Nederland niet alleen dat antwoord kan geven. Op internationaal gebied kunnen we hooguit een beetje bijsturen in de goede richting en andere landen zien te inspireren. Dat lukt niet met een regering met een beperkt of zwak mandaat. De nieuwe regering zal een bundeling moeten zijn van verschillende krachten, belangen en opvattingen met voldoende uitstraling en gezag om in binnen- en buitenland het verschil te kunnen maken. Een coalitie waarin bedrijven en actiegroepen zich herkennen, een coalitie met linkse en rechtse elementen, een coalitie waarin partijen die morrelen aan de Grondwet niet welkom zijn, een coalitie met een royale meerderheid in beide Kamers, een coalitie die zowel Henk en Ingrid als Jelmer en Sophie aanspreekt. Dat kan alleen met een combinatie VVD-CDA-D66-GroenLinks (al zijn Henk & Ingrid daarin ondervertegenwoordigd; en dat is een risico), of met een combinatie VVD-CDA-D66-SP (voor een hoger Henk & Ingrid gehalte;maar dan moet de SP de blokkade jegens de VVD opheffen). De kiezer heeft in maart gesproken. Het is nu de hoogste tijd voor de Haagse partijen om hun verantwoordelijkheid te nemen. De eerste rondes van verkenning en ontkenning zijn voorbij. De twee genoemde opties zijn de enige serieuze. Andere combinaties voldoen niet aan de kwalitatieve en/of kwantitatieve vereisten en helpen ons niet verder op weg naar een betere wereld. Want een betere wereld willen we toch allemaal?

 

[1] De Schone Kleren Campagne opende laatst een pop-up naai-atelier in Den Haag om het winkelend publiek bewust te maken van misstanden in dergelijke sweatshops.  http://schonekleren.nl/nieuws/2017/05/politici-aan-het-werk-in-bengaalse-sweatshop

 

[2] https://tweakers.net/nieuws/122533/nederlandse-bestedingen-chinese-webshops-groeien-met-59-procent.html

 

[3] http://www.volkskrant.nl/beeldende-kunst/activisten-die-in-van-gogh-museum-tegen-sponsorrelatie-met-shell-protesteerden-eindigden-in-cel~a4494710/

 

Geef mij de grauwe, stedelijke wegen (over Walt Whitman en J.C. Bloem)

In de film Little Women (USA, 1994) van Gillian Armstrong komt een fragment voor waarin twee hoofdrolspelers, Jo en Friedrich, elkaar aanvullend een gedicht van Walt Whitman citeren. Het gaat over de ‘Streets of Manhattan’ mij valt direct een gelijkenis met het beroemde Dapperstraat-gedicht van J.C. Bloem op.

Op het internet speurend kom ik nadere informatie tegen:

 

Little Women  Release Date: 1994 

Synopsis: Little Women is based on the novel of the same title by Louisa May Alcott.  The film focuses on the lives of four sisters growing up in Concord, Massachusetts, during and after the Civil War.  Helped by their mother, Mrs. March (Susan Sarandon), the young women strive to find direction and meaning in their lives despite their poverty and their lesser place in society as women.  The story centers on the second sister, Josephine March (Winona Ryder), who wants to become a writer.

Role and significance of Whitman in the film: Walt Whitman’s words appear briefly in the film when Jo first meets Bhaer.  After dropping her manuscript in the muddy streets of New York, Bhaer helps Jo dry the sheets in his room at the boarding house where Jo is staying.  They begin discussing transcendentalism, a philosophy to which Jo’s family subscribes, and Jo describes herself as “hopelessly flawed,” unable to achieve the human perfection for which transcendentalism calls.  Bhaer responds by quoting Walt Whitman:  “Keep your woods O Nature, and the quiet places by the woods. . . .  give me the streets of Manhattan!”  Bhaer concludes that transcendence without perfection is possible, just as it is for the poet Walt Whitman.
The lines Bhaer quotes are from Whitman’s poem “Give Me the Splendid Silent Sun,” which appeared in the 1865 version of Drum Taps.  While the lines “Keep your woods O Nature, and the quiet places by the woods” and “give me the streets of Manhattan” do not appear next to one another in the poem, they are used accurately in the film. 

Dan zoek ik het gedicht op:

Give Me the Splendid Silent Sun  (Walt Whitman 1819-1892)

1

Give me the splendid silent sun with all his beams full-dazzling,
Give me autumnal fruit ripe and red from the orchard,
Give me a field where the unmow’d grass grows,
Give me an arbor, give me the trellis’d grape,
Give me fresh corn and wheat, give me serene-moving animals teaching
content,
Give me nights perfectly quiet as on high plateaus west of the
Mississippi, and I looking up at the stars,
Give me odorous at sunrise a garden of beautiful flowers where I can
walk undisturb’d,
Give me for marriage a sweet-breath’d woman of whom I should never tire,
Give me a perfect child, give me away aside from the noise of the
world a rural domestic life,
Give me to warble spontaneous songs recluse by myself, for my own ears only,
Give me solitude, give me Nature, give me again O Nature your primal
sanities!

These demanding to have them, (tired with ceaseless excitement, and
rack’d by the war-strife,)
These to procure incessantly asking, rising in cries from my heart,
While yet incessantly asking still I adhere to my city,
Day upon day and year upon year O city, walking your streets,
Where you hold me enchain’d a certain time refusing to give me up,
Yet giving to make me glutted, enrich’d of soul, you give me forever faces;
(O I see what I sought to escape, confronting, reversing my cries,
see my own soul trampling down what it ask’d for.)

2

Keep your splendid silent sun,
Keep your woods O Nature, and the quiet places by the woods,
Keep your fields of clover and timothy, and your corn-fields and orchards,
Keep the blossoming buckwheat fields where the Ninth-month bees hum;
Give me faces and streets–give me these phantoms incessant and
endless along the trottoirs!
Give me interminable eyes–give me women–give me comrades and
lovers by the thousand!
Let me see new ones every day–let me hold new ones by the hand every day!
Give me such shows–give me the streets of Manhattan!
Give me Broadway, with the soldiers marching–give me the sound of
the trumpets and drums!
(The soldiers in companies or regiments–some starting away, flush’d
and reckless,
Some, their time up, returning with thinn’d ranks, young, yet very
old, worn, marching, noticing nothing;)
Give me the shores and wharves heavy-fringed with black ships!
O such for me! O an intense life, full to repletion and varied!
The life of the theatre, bar-room, huge hotel, for me!
The saloon of the steamer! the crowded excursion for me! the
torchlight procession!
The dense brigade bound for the war, with high piled military wagons
following;
People, endless, streaming, with strong voices, passions, pageants,
Manhattan streets with their powerful throbs, with beating drums as now,
The endless and noisy chorus, the rustle and clank of muskets, (even
the sight of the wounded,)
Manhattan crowds, with their turbulent musical chorus!
Manhattan faces and eyes forever for me.

 

Vooral in het tweede deel herken ik Bloem: het zich afwenden van de natuur en het omarmen van het stedelijke leven. De veel voorkomende frase Give me … van Whitman tref je ook bij Bloem aan: Geef mij de grauwe, stedelijke wegen

De vraag is of Bloem dit gedicht van Whitman heeft gekend. Tijd-technisch gezien kan het. Whitman stierf in 1892, terwijl Bloem zijn befaamde gedicht schreef op 28 oktober 1945 (bron: bloemlezing ‘Domweg gelukkig in de Dapperstraat’ van Aarts en van Etten, 1990, p. 263).

Als ik ga googlen op Whitman & Bloem kom ik geen informatie tegen met een sluitend antwoord. Enige tijd later kom ik in de bundel ‘500 Gedichten die iedereen gelezen moet hebben’ een gedicht van de Britse dichter William Woodsworth  tegen. De vertaler: J.C. Bloem! Er is dus een link tussen Bloem en Engelstalige poëzie.

Ik besluit verder te spitten. Ik weet dat er niet zo lang geleden een biografie over Bloem is verschenen. Misschien dat de schrijver me verder kan helpen. Via internet blijkt dat het om een proefschrift gaat: Bart Slijper, Van alle dingen los. Het leven van J.C. Bloem (De Arbeiderspers, Amsterdam 2007), ISBN: 978 90 2956499 1.

 

Ik neem per e-mail contact op met Bart Slijper:

Ik ben nieuwsgierig naar de vraag of J.C. Bloem geïnspireerd kan zijn geweest door de bekende Amerikaanse dichter Walt Whitman. In de bijlage treft u de reden voor mijn nieuwsgierigheid aan.

Ik vraag me af of het beroemde gedicht van Bloem over de Dapperstraat op enige wijze verband houdt met een gedicht van Whitman. Ik zie namelijk een paar parallellen.

Wellicht dat u als (volop geprezen) biograaf van Bloem mij hier op antwoord kunt en wilt geven.

Slijper meldt me dat ook hij de woordelijke overeenkomst tussen de gedichten van Whitman en Bloem opvallend vindt. Ook bevestigt hij dat Bloem een groot liefhebber van Engelstalige poezie was en goed bekend met het werk van Whitman. Maar een sluitende aanwijzing dat Bloem zijn Dapperstraat geënt heeft op het Manhattan van Whitman heeft hij niet.

Eerst ben ik wat teleurgesteld, maar al snel merk ik dat ik eigenlijk niet op zoek ben naar een smoking gun. Om in detective-termen te blijven: ik heb circumstantial evidence gevonden en dat is al mooi genoeg. En bovendien: kunstenaars putten vaak hun inspiratie uit het werk van andere kunstenaars. Dat levert mooie kunst op.

 

P.S.

De getoonde afbeelding is te vinden in Amsterdam aan de kop van de Dapperstraat langs de Singelgracht.

Het is een eerbetoon aan J.C. Bloem van Steffen Maas (1999).  Hij heeft zich laten inspireren door de geel-zwarte borden van Rijkswaterstaat die je vaak langs het water ziet staan met de aanduiding A voor aanlegplaatsen of K voor kabels. (bron: Toon Lauwen: Holland in Beeld, 2007).

 

Bipolaire politiek

“We zouden wat mij betreft op zoek moeten naar vormen van democratie waarbij  de kiezer geen zwart-wit keuzes voorgelegd krijgt, maar uitgenodigd wordt om mee te denken en mee te praten over oplossingen voor politieke vraagstukken. Politici en politieke partijen zouden hun eigen opvattingen moeten kunnen relativeren en oog hebben voor alternatieve opvattingen.”

 

Frankrijk gaat aanstaande zondag naar de stembus om een nieuwe president te kiezen. In de eerste ronde, twee weken geleden, behaalden Emmanuel Macron en Marine Le Pen de meeste stemmen waardoor zij nu doorgaan naar de tweede en beslissende ronde. Net als in de Verenigde Staten heeft de president in Frankrijk zeer grote politieke bevoegdheden, dus er staat veel op het spel voor de Fransen. In veel landen met een presidentieel systeem vervult de president een meer ceremoniële rol als staatshoofd zonder werkelijke politieke macht. Een verbindende figuur die de nationale eenheid symboliseert. In Frankrijk en in Amerika is de president echter niet alleen staatshoofd, maar ook veruit de machtigste politieke figuur, de centrale spelbepaler. Hij is dus niet een boven de partijen staande verbinder, maar een staatshoofd met een uitgesproken politieke kleur. En omdat er maar één persoon president kan worden, heeft de uiteindelijke verkiezingsdag in een land met een presidentieel systeem altijd een bipolair karakter met een zwart-wit keuze: òf de één òf de ander.  Degene met de meeste stemmen wint. Duidelijk en simpel.

 

 

 

 

 

 

Dat bipolaire systeem kom je ook tegen bij referenda. Referenda lijken de laatste jaren aan populariteit te winnen. Denk aan recente voorbeelden in Schotland (over onafhankelijkheid), Nederland (over Oekraïne), Groot-Brittannië (Brexit) of Turkije (presidentieel systeem). Ook bij een referendum wordt de keuze voor de kiezer teruggebracht tot een duale optie: het beantwoorden van een vraag met een eenvoudig Ja of Nee. Ook hier geldt: de meeste stemmen gelden.

Ik heb veel moeite met deze vormen van bipolaire politiek. Een tweestrijd is prachtig voor media en opiniepeilers. Het levert, net als bij sportwedstrijden of thrillers, een spannende ontknoping op met een winnaar-op-punten. Maar het land moet na de verkiezingen weer verder, terwijl de politieke tweestrijd de tegenstellingen juist heeft vergroot. Vooral bij verkiezingen met een lage opkomst en/of met een krappe overwinning blijven grote groepen mensen met een kater achter. Wat als Macron wint met 55% van de stemmen bij een opkomst van 55%? Dan is 30% van alle Fransen opgelucht en blij, terwijl 70% teleurgesteld, onverschillig of boos is. En wat heeft de Brexit-uitslag nu feitelijk opgeleverd of opgelost? De verliezende premier (David Cameron) is vertrokken, de winnende uitdager (Nigel Farage) is ook van het politieke toneel verdwenen, de eerste onderhandelingen met de EU verlopen uiterst moeizaam, een nieuw Schots onafhankelijkheidsreferendum dreigt en de ongekozen Theresa May schrijft nieuwe verkiezingen uit. Tel uit je winst. Of kijk eens naar de politieke situatie in de Verenigde Staten waar al jarenlang een verlammende loopgravenoorlog tussen Democraten en Republikeinen woedt. Soms met een lock-down tot gevolg.

We zouden wat mij betreft op zoek moeten naar vormen van democratie waarbij  de kiezer geen zwart-wit keuzes voorgelegd krijgt, maar uitgenodigd wordt om mee te denken en mee te praten over oplossingen voor politieke vraagstukken. Geen bipolaire presidentsverkiezingen en referenda, maar een pluriform systeem met veelkleurige partijen en platforms. Dialoog en debat zouden centraal moeten staan, niet winnen of verliezen. Vergelijk het manifest van Hugo Borst en Carin Gaemers met betrekking tot de ouderenzorg[1] eens met het referendum-initiatief over het Verdrag met Oekraïne. Borst en Gaemers stelden de inhoud centraal en maakten er juist geen partijpolitieke kwestie van, met als gevolg dat er nu in Den Haag van links tot rechts brede steun voor hun plannen bestaat.

 

 

 

 

 

Tijdens de campagne bij het Oekraïne-referendum was de inhoudelijke diepgang vaak ver te zoeken en werd allerhande ontevredenheid gemobiliseerd. Het verdrag was al in 28 landen door de nationale parlementen (democratisch) goedgekeurd, maar in Nederland werd achteraf aan de noodrem getrokken. Het blijkt juridisch en praktisch vrijwel onmogelijk om recht te doen aan de uitslag. In die zin kent dit referendum alleen maar verliezers en zijn we weer een illusie armer

Dit laatste is symptomatisch voor deze tijd waarin veel burgers murw en ongemotiveerd raken. Ze voelen zich onvoldoende vertegenwoordigd en nauwelijks serieus genomen. Ze haken af of kiezen voor politici die zichzelf buiten de gevestigde orde van de traditionele partijen plaatsen (denk aan Donald Trump, Emmanuel Macron, Nigel Farage, Beppe Grillo). Maar meer controverse, meer extremisme, meer referenda en nog grotere tegenstellingen zijn niet de oplossing voor deze problemen. Integendeel, daarmee gaat het van kwaad tot erger.

Bipolaire systemen bevorderen het zwart-wit denken, het denken in termen van winnen en verliezen, het wij-zij denken, het monopoliseren van de waarheid. In pluriforme systemen moet je overleggen, compromissen sluiten en coalities vormen. Stelling durven nemen, maar ook water bij de wijn kunnen doen. Dat is bij uitstek de rol van politici (zowel van de gevestigde orde als de outsiders) in een gezonde democratie. Ze zitten er niet voor hun eigen belang of voor een deelbelang. Zij dienen het algemeen belang te dienen. Politieke partijen moeten de verbinding met de burgers zoeken. Maar ook met elkaar. Politici en politieke partijen zouden hun eigen opvattingen moeten kunnen relativeren en oog hebben voor alternatieve opvattingen. Er zijn mensen die dat slap vinden. Ik denk dat het juist de manier is om politieke systemen gezond te houden.

[1] https://www.scherpopouderenzorg.nl/

Mijn zoon de gelukzoeker

Onze oudste zoon Lucas vertrekt over een paar dagen naar Bali. Niet om daar een weekje op het strand te gaan liggen en ook niet als onderdeel van een wereldreis. Bali heeft zijn hart gestolen en hij wil daar een nieuw bestaan gaan opbouwen.

 

 

We weten allemaal dat we in een bevoorrecht stukje van de wereld wonen. Wie de statistieken bekijkt, ziet dat Nederland steevast tot de top-tien landen behoort als het gaat om welvaart, gezondheidszorg en geluk. Geen wonder dat veel mensen die in minder fortuinlijke landen wonen en getroffen worden door armoede, oorlog, hongersnood of werkloosheid proberen onze kant op te komen. Soms bedreigd of letterlijk weggebombardeerd; soms zonder kwestie van leven-of-dood, maar op goed geluk. We hebben hen de afgelopen jaren zien arriveren en zien stranden. Met gammele bootjes, verstopt in vrachtwagens, of lopend langs de snelweg in midden-Europa. Vluchtelingen, migranten, illegalen, gelukszoekers. Ze willen hier een nieuw leven opbouwen. En wij weten eigenlijk niet goed wat we met hen aan moeten.

Onze zoon gaat de omgekeerde kant op. Ook als gelukzoeker. Maar niet omdat hij het hier slecht heeft, of omdat hij zijn buik vol heeft van Nederland, of omdat hij gedwongen wordt. De reden is dat hij een plek ver weg heeft gevonden waar hij zich helemaal senang voelt. Waar hij wil gaan wonen en werken. Ook zijn zoektocht roept gemengde gevoelens op. We hopen natuurlijk dat hij dat geluk vindt. Maar we zouden hem ook heel graag hier houden. Het vreemdste is daarbij vooral dat we niet weten waartoe deze grote stap zal leiden. Gaat hij een paar jaar weg? Of blijft hij daar voor de rest van zijn (en ons) leven?

Naar een ander land verhuizen is ook in praktische zin een grote stap. Lucas heeft hier, tot grote spijt van zijn collega’s en leerlingen, zijn baan als leraar Nederlands opgezegd. Ook zijn mooie etage bij de Amsterdamse Overtoom heeft hij opgegeven. Zijn spullen heeft hij verkocht of weggegeven. Zijn totale bezit past op dit moment in een koffer en twee tassen.

Lucas is al een paar keer op Bali geweest. Het eiland, de mensen en de cultuur hebben hem vanaf de eerste keer gegrepen. Hij geniet van het tempo, de temperatuur en het temperament. Men neemt daar meer de tijd voor elkaar en voor waar men mee bezig is. Meer rust, meer aandacht, meer zen. Hij heeft daar nieuwe vrienden gemaakt en spreekt zelf al een aardig mondje Indonesisch.

Vindt hij op Bali nieuw geluk? We weten dat hij het daar wil gaan zoeken en dat is voor ons, achterblijvers, een cruciaal gegeven. Iemand die oprecht het geluk zoekt, moet de kans krijgen dat te vinden. Iemand die hier tientallen mensen om zich heen heeft die om hem geven, maar toch wil vertrekken, moet wel erg gemotiveerd zijn. We zwaaien hem dus met liefde uit. We hebben hem niet opgevoed om hem vast te houden. Maar dit loslaten doet natuurlijk wel pijn, ook al is hij een volwassen man van 32 jaar. Zoals het hem ook pijn zal doen om ons achter te laten. Pijn die we dankzij moderne communicatie- en transportmiddelen zullen kunnen verzachten. En pijn die hij vooral kan wegnemen door daar nieuw geluk te vinden.

Lucas boft dat hij niet gedwongen wordt om zijn heil elders te zoeken, maar dat hij dat vanuit een positieve motivatie gaat doen. Hij heeft geluk dat hij het geluk uit vrije wil mag gaan zoeken.

Oek de Jong en Ed van der Elsken; over de kracht van woorden en beelden

Toen ik onlangs thuiskwam na het bezoeken van de mooie Ed van der Elsken tentoonstelling De Verliefde Camera in het Stedelijk Museum in Amsterdam, had ik nog even een vrij momentje om het boek uit te lezen waar ik enige tijd geleden aan begonnen was: Pier en oceaan van Oek de Jong.  Een dikke pil van ruim 800 bladzijden. De Jong schetst de jonge jaren van Abel Roorda, van de vroege jaren ’50 tot de vroege jaren ’70.  Ik had nog dertig bladzijden te gaan, maar ik bladerde, aangestoken door Ed van der Elsken, terug naar een van de eerste hoofdstukken. Oek de Jong beschrijft daar namelijk hoe Abel’s moeder als jonge, zwangere vrouw op bezoek gaat bij haar 14 jaar oudere broer Gregoor in Amsterdam. Deze broer was een buitenbeentje in de familie en leidde een bohemienachtig bestaan als fotograaf. Oek de Jong schetst in een paar bladzijden zijn entourage: vrouwen, drank, Karel Appel, Parijs. Al deze ingrediënten had ik net ook in het Stedelijk gezien. Zou Ed van der Elsken model hebben gestaan voor deze Gregoor Houttuyn? Ik weet het niet, maar het is een interessante gedachte. Vooral ook omdat Oek de Jong en Ed van der Elsken allebei zo treffend dezelfde naoorlogse periode weten te portretteren. Oek de Jong in woorden en Ed van der Elsken in beelden. Oek de Jong met het traditionele leven in de provincie (Friesland, Zeeland) als decor en Ed van der Elsken die vooral het straatleven van de grote stad (naast Amsterdam ook wereldsteden als Parijs en Tokyo) laat zien.

Het lezen van het boek en het bekijken van de tentoonstelling leidde bij mij enerzijds tot veel herkenning, maar ook tot een soort vervreemding, omdat die tijd inmiddels zo ver achter ons ligt. Het werk van beide kunstenaars toont aan dat die tijd onmiskenbaar en onomkeerbaar voorbij is (ook al lijken sommige politici er naar terug te verlangen) Ik groeide op in de jaren ’60 en ik herken op de foto’s van van der Elsken onmiddellijk de kleding, de kapsels, het karige interieur van de huizen, het straatbeeld. Zo staan ze namelijk ook in mijn oude foto-boeken. Het roept bijna fysieke reacties op. Ik voel weer de kriebelende stof van de truien uit mijn jeugd en ruik weer de aftershave van mijn vader. Puur jeugdsentiment.

Geen wonder dat er zoveel leeftijdsgenoten in het Stedelijk rondlopen, al zijn er ook de nodige jonge bezoekers. Het knappe van Ed van der Elsken is dat hij dat tijdsbeeld vooral weet te vangen met karakteristieke portretten (daar staan er juist te weinig van in mijn foto-albums; maar goed, mijn vader had weer andere talenten). Van der Elskens ‘personages’ zijn aan de ene kant doodnormaal, gewoon op straat aangetroffen en in hun natuurlijke omgeving vastgelegd. Aan de andere kant zijn zij door de camera buitengewoon gemaakt en daardoor iconen van hun tijd geworden. Dat spel van gewoon-buitengewoon maakt het werk van Ed van der Elsken zo aantrekkelijk en herkenbaar.

Oek de Jong kiest ook voor gewone mensen. Zijn verhaal bevat niet een beschrijving van een excentrieke familie of een uitwerking van een bizarre gebeurtenis die het leven van de hoofdpersonen gedurende meerdere generaties tekent. Hij beschrijft, met veel oog voor omstandigheden en details, het leven van een gewone jongen (Abel Roorda) die op het platteland opgroeit. Het verhaal begint bij de ongeplande en onzekere zwangerschap van zijn moeder en eindigt bij Abel’s afscheid van de middelbare school en de daarop volgende zomer die hij voor het eerst zonder zijn ouders doorbrengt.

 

In zijn jonge jaren woont hij in Friesland totdat het gezin gaat verhuizen naar Zeeland, waar zijn vader rector wordt van een middelbare school. Oek de jong beschrijft een jeugd die niet wezenlijk anders is dan die van zoveel jongeren in die tijd: kattenkwaad, huiswerk, onzekerheid, ruzie met je ouders, eerste verliefdheden, verveling, stoer doen. Ook Oek de Jong weet het gewone bijzonder te maken. Waar Ed van der Elsken met zijn sterke beelden directe, zintuiglijke herkenning oproept, weet Oek de Jong zo treffend sferen en emoties te beschrijven dat je als lezer al snel teruggevoerd wordt naar de ervaringen en gevoelens uit je eigen jeugd.

 

 

Een groot verschil tussen beiden is dat Ed van der Elsken ons rauwe, vitale, uitdagende, grootstedelijke beelden voorschotelt, terwijl de Oek de Jong vooral de kleinburgerlijke, beklemmende wereld van het provinciale leven schetst. De hoofdpersonen uit Pier en Oceaan kunnen daar alleen aan ontsnappen als ze in de vrije natuur zijn; het liefst ergens bij het water.

Wie op zoek is naar het Nederland van 50 jaar geleden krijgt met het combineren van De Verliefde Camera en Pier en Oceaan een prachtig totaalbeeld met allerlei facetten: stad en platteland, levenslust en bekrompenheid, bohemiens en boeren, verwachting en teleurstelling.

Het bezoeken van de tentoonstelling duurt ongeveer anderhalf uur, het lezen van het boek een veelvoud daarvan. Een boek van 800 bladzijden lijkt minder van deze tijd. Het vergt rust, tijd en concentratievermogen om dit boek, dat juist niet bol wil staan van plotwendingen en ‘moord en brand’,  te lezen. Het is echt een ‘slow medium’ dat heel goed past bij de tijd die het beschrijft: de jaren ’50 en ’60. Daarmee is het echt een boek voor 50-plussers en, naar ik vrees, niet voor jongeren. Op de tentoonstelling van Ed van der Elsken zag ik wel de nodige jonge geïnteresseerden. Zijn werk spreekt ook huidige generaties aan. Sterker nog, wat Ed van der Elsken met zijn foto’s en films laat zien kun je opvatten als het voorwerk van wat jongeren tegenwoordig via social media en vlogs met elkaar delen.

Zo lijkt het beeld het te winnen van het woord. De beelden, zeker de mooie beelden van Ed van der Elsken, laten ons blije, verbaasde, verliefde, of opstandige mensen zien. Maar het zijn letterlijk momentopnames. We weten niet waarom deze mensen blij of opstandig zijn. Daar heb je een verhaal bij nodig. Een verhaal, zoals Pier en Oceaan, waardoor je begrijpt waarom Abel met het ene meisje zoent terwijl hij heimelijk verliefd is op het andere. Een verhaal waardoor je aanvoelt dat het een keer tot een fikse confrontatie met zijn vader moest komen. Een verhaal zonder beelden, waarbij je zelf op de tast moet gaan. Daar is veel voor te zeggen.

 

Piet Mondriaan: Pier en Oceaan 4

P.S.

De boektitel Pier en Oceaan is ontleend aan een reeks schilderijen van Piet Mondriaan. De schilderijen zijn geïnspireerd op het lijnenspel van zee, lucht en pieren dat Mondriaan aan de Zeeuwse kust (Domburg) aantrof. Ze markeren de overgang van Mondriaan naar abstract werk.

Morgen naar de stembus!

Vorige week schreef ik in mijn blog ( http://phaestus.nl/phaestus.nl/?p=1237 ) dat ik nog niet wist op welke partij ik moest gaan stemmen. Ik maakte bij mijn afwegingen een onderscheid tussen Hebben-onderwerpen en Zijn-onderwerpen. Inmiddels weet ik het wel!

 

De meer economische, binnenlandse Hebben-onderwerpen baren mij geen zorgen. Het ziet er naar uit dat we een kabinet krijgen met vier of vijf partijen, dus er zal een grote compromissen-carrousel op gang komen. Normaal gesproken komen partijen daarbij ergens in het midden uit. Hoeveel eigen risico in de zorg, hoeveel extra geld naar defensie, op welke leeftijd met pensioen, waar 130 kilometer rijden? Allemaal vragen die je kunt kwantificeren en waarbij je een soort gulden middenweg kunt bepalen. Je kunt dan kiezen voor die partij die ervoor zal zorgen dat het compromis een beetje meer naar deze of de andere kant zal uitvallen. Maar je weet nu al dat iedereen water bij de wijn zal moeten doen. Mijn keuze bij deze onderwerpen zal uitgaan naar die partijen die streven naar een meer evenwichtige verdeling van onze gezamenlijke welvaart.

 

De meer op identiteit en globalisering gerichte Zijn-onderwerpen (wat is de Nederlandse identiteit, wat moeten we aan met de islam, hoe gaan we om met het enorme vluchtelingenvraagstuk, willen we lid blijven van de EU, wat zijn onze normen en waarden?) zijn voor mij meer doorslaggevend. Ik schreef mijn vorige blog voor het uitbreken van de ‘Turkije-rel’. Deze rel laat precies zien hoe zeer deze Zijn-onderwerpen van belang zijn. En hoe snel het allerlei emoties losmaakt en politici verleidt tot het doen van vergaande uitspraken. Voor je het weet hebben we de mond vol van paspoorten en volksliederen. Symbolen die verbonden zijn met de natiestaat. Maar juist door de globalisering is het moeilijker geworden om te denken en de handelen in termen van de natie-staat. Mensen, bedrijven en vraagstukken steken grenzen over. Denk aan migratie, klimaatvraagstukken, energievoorziening, multinationals, veiligheidsvraagstukken. Individuele natie-staten zijn niet voldoende in staat om op eigen houtje dergelijke vraagstukken en ontwikkelingen het hoofd te bieden. Het is geen kwestie van paspoorten en volksliederen, maar het zoeken naar vormen van effectieve internationale samenwerking. Daar zijn geen pasklare oplossingen voor. Dat is een speelveld waarvoor we geen vanzelfsprekende spelregels hebben zoals we die voor individuele landen hebben ontwikkeld. Daar moet je een goede vorm voor zien te vinden. De Europese Commissie heeft onlangs een aantal alternatieven voor de toekomst van de EU op tafel gelegd ( http://europa.eu/rapid/press-release_IP-17-385_nl.htm ): van groot en federatief tot los en beperkt. Voor welke variant kiezen wij? In deze verkiezingscampagne is dit nauwelijks aan bod gekomen. Terwijl het een cruciale zaak is. Ik wil aan de ene kant geen federatie (een soort Verenigde Staten van Europa), maar aan de andere kant vind ik een heel los samenwerkingsverband of een Nexit geen passend antwoord. We zullen op een aantal terreinen (klimaat, migratie, armoedebestrijding, veiligheid) stevig moeten samenwerken met constructieve partners, binnen en buiten Europa. Ik kijk naar partijen die in hun programma daar zinnige dingen over zeggen.

 

Is de natie-staat dan niet langer relevant? Ja, natuurlijk wel. Als je internationaal goed wilt opereren, moet je ook een gezonde thuisbasis hebben. De globalisering brengt met zich mee dat we duidelijk moeten bepalen wat onze positie is. Dat is geen in beton gegoten identiteit, maar een zich ontwikkelende plaatsbepaling (letterlijk een plaatsbepaling!) die we van tijd tot tijd moeten herdefiniëren door op democratische wijze spelregels en normen met elkaar af te spreken die passen bij deze tijd. In ieder Europees land wonen tegenwoordig honderdduizenden tot miljoenen mensen die afkomstig zijn uit andere landen. Die kun je niet allemaal wegsturen of uitgummen. Iedereen met een verblijfsvergunning heeft het recht om er te zijn, binnen het raamwerk van de gezamenlijke spelregels. En wie die regels overtreedt, wordt niet weggestuurd, maar op het matje geroepen. Niet vanwege zijn afkomst, maar vanwege het overtreden van de spelregels. Ik zoek aansluiting bij die partijen die dat hoog in hun vaandel hebben en niet zaken bedenken die tegen onze rechtsstaat ingaan. En van dat laatste zie ik helaas de nodige bedenkelijke voorbeelden.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Dit alles overdenkend en afwegend heb ik mijn voorkeur bepaald. Er is een partij die wat mij betreft op deze drie fronten redelijke tot goede visies en voorstellen heeft. Die partij krijgt morgen mijn stem. Ik weet dat overmorgen, op donderdag 16 maart, de onderhandelingen zullen worden geopend en geen enkele partij volledig zijn zin zal krijgen. Ik hoop dat de partij van mijn keuze zo’n positie krijgt dat de uitkomsten wat meer in de door mij gewenste richting zullen uitvallen.

 

Maar vooral ben ik nu al bij voorbaat blij dat geen enkele partij het helemaal voor het zeggen krijgt. Nederland is juist zo’n leuk land omdat er zoveel verschil is. In welk ander land kun je uit 28 partijen kiezen? Stel je voor dat één partij of één leider helemaal de dienst uit gaat maken? Dat vinden we toch zo erg aan Poetin of Erdogan? Dan maar liever dat gehannes en gepolder in Den Haag. Onder het toeziend oog van een niet-stemmende koning van Duitschen bloed en een koningin met een dubbel paspoort. Wat mij betreft is dát typisch Nederland(s).

 

Het is al bijna 15 maart en ik weet nog niet wat ik ga stemmen!

Bij verkiezingen weet ik meestal ruim van te voren op welke partij ik ga stemmen. Deze keer is het anders. Ik ben er nog niet uit, en de tijd begint te dringen. In dit blog zet ik mijn zorgen, vragen en afwegingen op een rij. Ik begin met een algemene inleiding. Ik schrijf namelijk al sinds jaar en dag bij alle soorten verkiezingen (Tweede Kamer, Provinciale Staten, Gemeenteraad, Europees Parlement) een informatietekst voor mijn kinderen. Op hun verzoek. Niet met een stemadvies, maar om een toelichting te geven op procedures en thema’s. Als politicoloog en oud-docent Maatschappijleer doe ik dat natuurlijk graag. Dit is een bewerking van het stuk dat ik onlangs voor hen schreef.

 

Inleiding

Op woensdag[1] 15 maart kiest Nederland een nieuwe Tweede Kamer. We kiezen dan 150 nieuwe volksvertegenwoordigers voor de duur van, in principe, vier jaar. Die vier jaar is de zittingsperiode van een regering die wordt gevormd aan de hand van de uitslag van de Tweede Kamer verkiezingen. Dit laat zien dat de Tweede Kamer verkiezingen indirect ook de basis voor een nieuwe regering leggen. Vaak haalt een regering die volle vier jaar niet, doordat er tijdens de zittingsperiode een breuk of conflict tussen de betrokken regeringspartijen ontstaat. De afgelopen periode is dit niet gebeurd. VVD en PvdA hebben het, ondanks fikse onderlinge verschillen, vier jaar met elkaar uitgehouden. Op zich een opmerkelijk gegeven, omdat we in de tien jaar daarvoor regelmatig regeringen voortijdig hebben zien vallen. Als gevolg daarvan zijn we in die jaren maar liefst vijf keer naar de stembus gegaan voor het kiezen van een nieuwe Tweede Kamer (2002, 2003, 2006, 2010, 2012).

 

De procedure

De Tweede Kamer[2] controleert de regering en heeft het laatste woord bij het vaststellen van wetten en regels in Nederland. Een heel belangrijk gezelschap dus, omdat deze 150 mensen bepalen welke kant het de komende jaren op moet gaan met woningen, wegen, immigratie, uitkeringen, milieu, defensie, en noem maar op. De Tweede Kamer is niet alleen een democratisch orgaan, omdat wij deze mensen kiezen, maar ook omdat zij zelf bij meerderheid van stemmen beslissingen neemt. Met 76 stemmen heb je een meerderheid en daarmee dus een stevige vinger in de Haagse pap.

De kandidaten opereren niet op eigen houtje, maar staan op lijsten van politieke partijen. Elke lijst vertegenwoordigt een bepaalde stroming (of visie, of belang) en bij verkiezingen wordt dat vertaald in een programma.

Zoals aangegeven vormt de verkiezing van de Tweede Kamer ook de basis voor een nieuwe regering. Omdat we in Nederland relatief veel partijen hebben en een regering normaal gesproken moet kunnen steunen op een meerderheid in de Tweede Kamer, moet een regering gevormd worden door een samenwerkingsovereenkomst van meerdere partijen die bij elkaar opgeteld minimaal 76 zetels hebben. Dus, als op woensdagavond 15 maart de stemmen geteld zijn, wordt niet alleen gekeken hoe de partijen het stuk voor stuk hebben gedaan (wie heeft gewonnen, wie heeft verloren) maar wordt ook bekend welke regeringscombinaties mogelijk zijn.

Partijen: versplintering en onmacht

Er is de afgelopen 15 jaar iets bijzonders aan de hand. De drie traditionele partijen, VVD, CDA en PvdA, hebben het niet meer alleen voor het zeggen. Vooral de PvdA en het CDA zijn veel minder groot en machtig dan 20 of 30 jaar geleden. Beide partijen haalden vroeger regelmatig 40 of 50 zetels in de Tweede Kamer, maar staan nu in de peilingen tussen de 12 en de 20 zetels. Doordat de drie traditionele partijen vroeger zo groot waren, werden tot 2000 vrijwel uitsluitend regeringen gevormd waarin minstens twee van deze drie partijen waren vertegenwoordigd. Als ze met z’n tweeën net wat stemmen tekort kwamen, werd een derde partner erbij gevraagd (bijv. D66). Kortom, het was dus of VVD-CDA (centrum-rechts), of CDA-PvdA (centrum-links) of VVD-PvdA (paars). Lekker overzichtelijk. Het huidige kabinet VVD-PvdA is in die zin ‘ouderwets’. In 2012 raakten beide partijen in een soort tweestrijd gewikkeld, waardoor ze uitzonderlijk veel zetels kregen (VVD: 41 en PvdA: 38). Zo behaalden beide rivaliserende partijen samen een meerderheid en was een ingewikkelde constructie met vier of vijf regeringspartijen niet nodig. Deze coalitie zorgde voor teleurstelling bij veel VVD-kiezers en PvdA-kiezers, omdat beide partijen inhoudelijk juist zo sterk tegenover elkaar stonden. Maar een haalbaar alternatief voor deze coalitie was er eigenlijk niet.

De huidige peilingen geven niet aan dat partijen meer dan 30 zetels gaan halen. Naast de klassieke drie partijen doen dit keer de PVV, de SP, D66 en GroenLinks nadrukkelijk mee. Er zijn momenteel zeven grotere partijen die om de gunst van de kiezer strijden. En naast deze zeven partijen zijn er dit jaar nog 17 kleinere partijen die meedoen. Een heel opvallende tendens: voor elk deelbelang of voor elke specifieke groepering is er wel een aparte politieke partij te vinden. De posters van deze partijen passen nauwelijks nog op de verkiezingsborden.

 

De opkomst van zoveel nieuwe partijen kan een aanwijzing zijn dat de gevestigde partijen steeds minder goed hun werk doen. Het kan er ook op wijzen dat de samenleving zelf steeds gefragmenteerder en individualistischer is geworden en dat mensen veel nadrukkelijker hun eigen belang voorop stellen en minder oog hebben voor bredere bewegingen en het algemeen belang. Anders gezegd, herkennen veel mensen zich niet meer in politieke partijen omdat deze partijen zo veranderd zijn, of omdat de mensen zelf en de maatschappij zo veranderd zijn? Ik denk het laatste. En daar komt nog iets bij. Ik denk ook dat politieke partijen in de huidige tijd minder greep op het maatschappelijke leven hebben dan vroeger. Niet omdat zij slechter functioneren, maar omdat het speelveld is veranderd en we nog geen nieuwe spelregels en spelers tot onze beschikking hebben.

 

Hoe dan ook, de aanwezigheid van zoveel partijen leidt tot een enorme versnippering en dat maakt het vormen van een regering des te ingewikkelder: er zijn al gauw vier, vijf partijen nodig om tot een meerderheid van meer dan 75 zetels te komen. En met zoveel partijen bij elkaar is het moeilijk om tot een stabiele regering te komen.

 

De thema’s: Hebben en Zijn

Dit jaar zijn de thema’s anders dan vier jaar geleden, toen de financiële crisis en de zorgen om de euro de verkiezingsstrijd domineerden. Bovendien moesten Geert Wilders en de PVV in 2012 een toontje lager zingen, omdat zij hun gedoogsteun aan de minderheidsregering VVD-CDA opzegden en van alle kanten verwijten kregen. Dus PVV-thema’s als islam en immigratie speelden in 2012 minder nadrukkelijk een rol. Nu, in 2017, is de financieel-economische crisis achter de rug. De VVD en de PvdA kloppen zichzelf daarvoor op de borst: dat hebben ze toch mooi gedaan. Maar het publiek lijkt hen daar niet erg voor te gaan belonen.  Bij deze verkiezingen spelen andere zaken een rol. Internationale thema’s (vluchtelingen, moslimextremisme, Poetin, Brexit, Trump) voeren de boventoon. Daarnaast vormen ‘de zorg’ en de WAO concrete binnenlandse onderwerpen.

Je zou de achterliggende dynamiek van de huidige verkiezingsstrijd kunnen typeren aan de hand van het begrippenpaar ‘Hebben en Zijn’.

 

Hebben

Traditiegetrouw speelt de economie een grote rol bij verkiezingen. Een regering is vooral bezig met het maken van plannen om de staatskas te vullen (belastinginkomsten) en om de buit te verdelen (uitgaven). Denk aan Prinsjesdag en de miljoenennota. Om een idee te geven: in 2016 ging het om een totaal-pot van circa 260 miljard euro, waarvan bijvoorbeeld ruim een kwart (75 miljard) bestemd werd voor de zorg en nog geen 3% (7 miljard) voor een post als Defensie.

Op financieel-economisch terrein kunnen partijen aangeven hoeveel belasting iedereen in Nederland moet betalen. Men kan er bijvoorbeeld voor kiezen om via de belastingen inkomensverschillen te verkleinen, of bepaalde producten (tabak, benzine) extra te belasten. Daarnaast laten de partijen zien hoeveel geld ze willen uitgeven aan uiteenlopende zaken als onderwijs, milieuzorg en infrastructuur. In de huidige verkiezingsstrijd spelen dit soort vragen ook een rol (moet de AOW op 67 jaar blijven, moet milieuvervuiling zwaarder belast worden, moet er meer geld naar de zorg), maar ze vormen niet de fundamentele kern van wat de kiezers beweegt. Het zijn belangrijke binnenlandse vragen van verdeling, maar lijken niet de grootste zorgpunten van veel mensen.

 

Zijn

Die cruciale zorgen van vandaag liggen niet zo zeer bij het ‘hebben’ (economie, inkomen, verdeling, uitgaven), maar bij het ‘zijn’: wat is de Nederlandse identiteit, wat moeten we aan met de islam, hoe gaan we om met het vluchtelingenvraagstuk, willen we lid blijven van de EU, wat zijn onze normen en waarden?

Het zijn allemaal vragen die gaan over wie we (willen) zijn en hoe we ons tot anderen willen of moeten verhouden. Sommige partijen kleuren deze identiteitsvraag verder in door te praten over ‘wij en zij’ (denk aan de PVV-slogan: Nederland weer van ons; of aan slogans die juist het woord ‘samen’ bevatten).

 

Zijn in een nationale context: roep om Normen en Waarden

In tijden van onzekerheid zoeken we op Nederlandse schaal naar houvast. Daarbij klinkt de roep om bescherming van de Nederlandse cultuur en ‘onze normen en waarden’. Ik heb persoonlijk wat moeite met discussies over cultuur en waarden. We raken dan al snel verstrikt in oeverloze discussies en kwalificerende vergelijkingen (‘wij zijn beter’, ‘achterlijke cultuur’, ‘minder-minder-minder’). De waarden waar sommigen zo prat op gaan zijn niet alleenzaligmakend. De term joods-christelijke cultuur is een opmerkelijke. Het christelijk Westen heeft eeuwenlang Joden vervolgd. Bovendien heeft het christendom niet alleen heel veel goeds gebracht, maar is het ook gebruikt als motief om kolonialisme, slavernij, homo-haat en genocide te rechtvaardigen. Bovendien was het juist de Verlichting die de vaste greep van religie op het maatschappelijke leven losser heeft gemaakt. We hebben evengoed waarden die voortkomen uit het liberalisme, uit het humanisme en uit de Grieks-Romeinse oudheid. Een identificatie met joods-christelijke waarden is niet een toekomstgericht antwoord, maar het teruggrijpen op beperkt en discutabel fundament dat eerder uitsluitend dan insluitend werkt. Laten we mensen met hun waarden in hun waarde laten. Maar niet onbeperkt. Dat vraagt om normen.

Ik ben eerlijk gezegd meer geïnteresseerd in normen (regels, afspraken) dan in waarden. Ik ben meer geneigd te denken in termen van de rechtsstaat dan in termen van cultuur en van waarden. Hoe iemand tot bepaalde opvattingen en waarden komt (religie, opvoeding, culturele achtergrond, politieke opvatting) is interessant en de ene waarde of cultuur spreekt me meer aan dan de andere. Maar we moeten met elkaar (met al die verschillende waarden en opvattingen) wel komen tot gemeenschappelijke normen. Noem dat een maatschappelijk contract: onze wetten en regels, met onze Grondwet als fundament. Die normen liggen niet voor eeuwig vast, maar kunnen langs democratische weg worden bijgesteld. Dat maakt democratische verkiezingen extra belangrijk. Steeds zullen groepen opstaan die hun plek in de publieke ruimte en het maatschappelijke verkeer innemen. Nieuwkomers (en oud-ingezetenen) moeten het huidige contract niet alleen onderschrijven, maar moeten ook meeschrijven aan het maatschappelijke contract van de toekomst. Dit alles onder een belangrijke voorwaarde:

“Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.” (Artikel 1 van de Grondwet).

Wat mij betreft zou het volgende moeten gelden: wie in Nederland dit artikel niet in woord en daad wil onderschrijven, heeft iets uit te leggen. Alle politieke partijen zouden dit eerste artikel wat mij betreft volmondig moeten onderschrijven en uitdragen.

 

Zijn in de internationale context: behoefte aan houvast

Ook op internationaal gebied zoeken we naar houvast. En dat is logisch, want de grote vragen van vandaag worden opgeroepen door onrust in de wereld om ons heen: Syrië en Libië liggen in puin, grote stromen vluchtelingen bereiken de kusten van Europa, onze Britse buren stappen uit de EU, Poetin laat zijn tanden zien, moslimextremisten plegen aanslagen, Erdogan ontpopt zich steeds meer als een potentaat, Trump zet de USA op de eerste plaats. In de 20e eeuw sleepte Europa de wereld twee keer mee een wereldoorlog in. Na 1945 bereikten de Europese naties langdurige vrede. Maar nu dreigen partijen van buiten Europa (of aan de randen van ons continent) die vredige balans te verstoren. Dat zet de boel onder druk en niemand lijkt daar een adequaat antwoord op te hebben. De EU is verdeeld en opereert vaak ineffectief. De EU laat zich daarmee niet kennen als een superstaat, maar eerder als een uiteenvallende legpuzzel. Veel nationale regeringen zetten hun eigen belang voorop, maar laten daarbij geen hoopgevende oplossingen zien. Nationale staten hebben niet het vermogen om op eigen houtje om verder te komen. Dit alles leidt tot vertwijfeling bij veel burgers: als zowel de EU als de eigen regering geen antwoord kan bieden op de urgente internationale vragen, hoe moet het dan verder? Deze fundamentele onzekerheid ondermijnt het vertrouwen in onze traditionele instituties: de rechtsstaat, de politieke partijen, de EU. Geen wonder dat relatieve buitenstaanders in de politiek (Trump, Le Pen, Wilders) zoveel steun ontvangen. Geen wonder dat de Britten (toch al nooit zo enthousiast over de EU) voor een Brexit hebben gestemd. Geen wonder dat men spreekt over het aanpassen van onze rechtsstaat. Geen wonder dat dit ook de grote vragen zijn rondom de verkiezingen van 15 maart.

Maar dergelijke keuzes (populisme, Brexit, het systeem op z’n kop zetten) vormen niet het juiste antwoord op de vragen van deze tijd.

We vinden het over het algemeen belangrijk om te gaan stemmen, maar we voelen ook dat geen enkele partij of coalitie in Den Haag, van welke kleur of samensteling ook, in staat is om de komende vier jaar een adequaat antwoord op de grote vragen van deze tijd te leveren. Deze grote vragen spelen zich namelijk af op een speelveld dat groter is dan Nederland. Dan kunnen we proberen het speelveld te verkleinen door onze grenzen te sluiten of ongewenste elementen eruit te werken, maar dat is geen wezenlijke oplossing. We kunnen proberen die problemen op een bovennationaal (EU) niveau aan te pakken, maar dat heeft de afgelopen 10 jaar niet goed gewerkt en maakt de mensen kopschuw. Kortom, hoe pakken we internationale problemen dan wel effectief aan en wat moet daarbij de rol en positie van Nederland zijn?

 

En nu naar de stembus

Ik ben er nog niet uit. Over een week mogen we gaan stemmen, maar ik blijf wikken en wegen. Dat komt ook omdat de vragen zo uiteenlopend zijn. Op het gebied van Hebben kijk ik naar de partij met het beste pakket maatregelen voor de binnenlandse verdeelvragen. Op het gebied van het binnenlandse Zijn (normen en waarden) kijk ik naar die partijen die gelijkwaardigheid en de rechtsstaat als uitgangspunt kiezen. Op internationaal Zijn-terrein ben ik op zoek naar realistische voorstellen die aangeven hoe Nederland met internationale partners effectief en realistisch internationale problemen zou kunnen aanpakken. Juist op dit front kom ik weinig overtuigende verhalen en visies tegen.  Wat zou het mooi zijn als er één partij zou zijn met een passend antwoord op al deze vragen. Ik heb deze partij nog niet gevonden. Ik kom wel bij verschillende partijen aantrekkelijke deelvoorstellen tegen. Ik ga zeker stemmen, maar ik ben nog aan het plussen en minnen. Ik ben er dus nog niet uit. En de tijd begint te dringen!

 

[1] Nederlanders stemmen altijd op woensdag; in andere landen is dit vaak op zondag, maar daar hebben met name de kleine Christelijke partijen in Nederland weerstand tegen.

[2] Zie ook:  http://www.tweedekamer.nl/

Mijn verjaardag op Facebook: over afstand en nabijheid

 

Ik heb onlangs mijn eerste Facebook-verjaardag beleefd. Een bijzondere ervaring voor iemand die nog maar een paar maanden op Facebook zit. Ik had nooit zoveel op met Facebook, maar ik ben overstag gegaan om de reis van mijn oudste zoon door Indonesië te kunnen volgen. Hij ging ruim een half jaar op stap en zou zijn ervaringen op Facebook delen. Als je niet in elkaars nabijheid kunt zijn, is het fijn dat er hulpmiddelen zijn om toch met elkaar te kunnen communiceren. Facebook was in dit geval het aangewezen hulpmiddel waardoor ik als ouder toch nog berichten van mijn zoon aan de andere kant van de wereld kon ontvangen. In vaktermen zou je mijn motief kunnen typeren als FoMO: Fear of Missing Out, een belangrijk reden voor mensen om actief te zijn op social media.

Naast de reiservaringen van mijn zoon, heb ik ook de nodige bijzonderheden over Facebook zelf en haar gebruikers opgedaan. Eén daarvan is de aandacht die verjaardagen op Facebook krijgen. Facebook werkt als een geheugensteuntje, want je krijgt berichtjes dat er iemand in jouw familie- of vriendenkring jarig is. Als je die melding hebt gemist, vallen de vele felicitaties aan het adres van de jarige in ieder geval op. Dan is het een kleine moeite om de jarige even een felicitatie te sturen. Bovendien wil je niet achterblijven bij de rest. Ook dit motief (niet achter willen blijven bij de rest) is een bekend sociaal-psychologisch fenomeen.

Mijn laatste verjaardag leverde het volgende beeld op: dankzij Facebook telde ik aan het einde van de dag veel meer felicitaties dan op elke willekeurige verjaardag in mijn pre-Facebook bestaan.

Maar het viel me ook op, dat sommige mensen die mij vroeger zouden bellen, of een kaartje sturen (al gebeurt dat tegenwoordig veel minder dan vroeger), nu volstonden met een Facebook-felicitatie. Nu wil ik absoluut niet klagen, want elke felicitatie is een fijne attentie, maar in de rangorde van felicitaties vind ik een telefoontje toch iets feestelijker en persoonlijker dan een Facebook-groet. Dit heeft te maken met wat men in de vakliteratuur mediarijkheid noemt (Media richness, Daft & Lengel, 1988). Met het ene medium kan je meer, sneller of persoonlijker informatie uitwisselen dan met het andere. Mijn oogst was dus: kwantitatief veel meer felicitaties, maar kwalitatief wat minder. Moet ik Facebook nu zien als een aanwinst, of als een verarming? Of moet ik er heel anders naar kijken?

Horseless carriage syndrome

Voor een verklaring van de werking en het effect van innovaties (waaronder nieuwe media, zoals Facebook) grijp ik graag terug op het denken van Marshall McLuhan, een Canadese wetenschapper die in de jaren ’60 furore maakte. Hij vond dat mensen de neiging hadden om nieuwe ontwikkelingen af te meten aan de oude, bestaande werkelijkheid: ‘’we look at the future through a rear view mirror; we march backwards towards the future”.  McLuhan noemde dit het horseless carriage syndrome (Understanding media, 1964). De eerste auto’s zagen er uit als koetsen zonder paarden. En zo werden ze ook ervaren. Tot op de dag van vandaag gebruiken we woorden als paardenkracht, koetswerk/carrosserie en aanduidingen als sedan of  limousine (vernoemd naar de geografische herkomst van bepaalde soorten Franse koetsen).

Men zag in de beginjaren van de auto het potentieel van dit nieuwe vervoermiddel nog niet. Het vervoer ging wat sneller en de actieradius was wat groter dan met paard-en-wagen. Dat was alles. Totdat men merkte dan er economisch en qua infrastructuur ook het nodige ging veranderen. Bepaalde oude beroepen kwamen onder druk te staan (hoefsmid, rijtuigbouwer, timmerman) en nieuwe beroepen kwamen op (pomphouder, vrachtwagenchauffeur). Er kwamen verharde wegen, tankstations, autofabrieken. Bedrijven konden een grotere markt bedienen. Er was benzine, staal en rubber nodig in plaats van hout, hooi en haver. Ook op maatschappelijk gebied zorgde de auto voor veranderingen. Men ging verder van zijn werk wonen. Slaapsteden en files ontstonden. Men trok er in z’n vrije tijd op uit, ging met een caravan naar het buitenland, ging ’s avonds nog even op visite in een stad verderop. Kortom, de auto was veel meer dan een koets zonder paard.

Diezelfde reflex zag McLuhan bij de komst van de televisie. Aanvankelijk beschouwde men de TV als een radio met beeld, of als een huiskamermodel theater. Pas later ontdekte men mogelijkheden om formats te ontwikkelen die specifiek aansloten bij het medium televisie: actualiteitenrubrieken, dramaseries, tekenfilms, spelshows, sportprogramma’s. Ook ging men inzien dat televisie een enorme impact had op de maatschappelijk beeld- en meningsvorming en daarmee (onder andere) ook op de verhouding tussen politiek en publiek. Een politicus die het niet goed ‘deed’ op TV, had het tijdens een verkiezingscampagne zwaar.

En nu is er dus internet en Facebook. We gebruiken een toetsenbord als dat van een typemachine. Als we willen mailen, klikken we op een icoontje met een ouderwetse envelop.

En als we met onze smartphone willen bellen (we noemen het een phone, maar je kunt er veel meer mee), zoeken we met onze vinger het icoontje met een traditionele telefoonhoorn. Ook hier dus sporen van het horseless carriage syndrome. In de beginjaren van het internet en het world-wide-web werden websites vooral gebruikt als digitale bedrijfsgids: Internet 1.0. Later ontdekte men de interactieve mogelijkheden van het internet. In Nederland werd Hyves in korte tijd heel populair. Bedrijven begonnen webcare-teams op te zetten, de eerste webshops verschenen en allerlei pioniers startten met initiatieven om gebruikersplatforms op te zetten: van Marktplaats tot GeenStijl en Zoover.

 

Digitale revolutie

Zo zijn we echt in het digitale tijdperk beland. Een tijd die zeker zo revolutionair is als die van de boekdrukkunst of de telecommunicatie. Allerlei vormen van informatie (beeld, geluid, tekst) kunnen worden gedigitaliseerd en via een netwerk van aaneengeschakelde computers wereldwijd worden rondgestuurd. Dat levert eindeloze mogelijkheden van communicatie op en leidt tot verschuivingen. Alle klassieke media (print, radio, televisie) staan onder druk. Hun populariteit neemt af. We hebben eigenlijk geen papieren kranten of TV-toestellen meer nodig. Alles kan worden gedigitaliseerd en via één apparaat ontvangen. De computer is een multi-mediaal alles-in-één platform, in diverse vormen: van desktop tot zakformaat (smartphone). Maar er is meer aan de hand dan alleen deze technologische verandering. Digitale communicatie maakt het ook mogelijk om op nieuwe manieren met elkaar te communiceren. Mensen kunnen nu ook zelf content produceren en in kleine of grote kring verspreiden. Dat zorgt voor ongekende nieuwe mogelijkheden en tart oude spelregels en wetmatigheden.

Zoals McLuhan in de jaren ’60 met de opkomst van de televisie al sprak over de wereld als een global village, zo heeft het worldwide web onze wereld omgetoverd tot een fijnmazig netwerk met de Engelse taal als lingua franca en YouTube, Apple, Facebook en Google als media-oligarchen. Waar de auto onze actieradius enorm vergrootte heeft internet onze interactieradius onbegrensd gemaakt. Wereldwijd kan iedereen met iedereen in contact staan. Een ontwikkeling die zowel mede vormgeeft aan globalisering als daar uitingsvorm van is.

Maar daarmee zijn we er nog niet. De digitale revolutie is nog niet voorbij en de maatschappelijke gevolgen zijn nog niet uitgekristalliseerd, maar je ziet al wel ingrijpende veranderingen.

Bankfilialen, reisbureaus en schoenenwinkels verdwijnen uit het straatbeeld, de scheiding werk-privé vervaagt, de scheiding openbaar-privé idem dito, scholen gaan Ipads gebruiken, jongeren kijken nauwelijks nog televisie. Je ziet dat organisaties die goed weten in te spelen op deze digitale media de wind in de zeilen hebben. Winkelketens met een goede webshop, politici die actief zijn op Twitter, dienstenorganisaties met een actief webcare-beleid, producenten die consumenten online laten meedenken bij de ontwikkeling van nieuwe producten. Nieuwe media vragen dus nieuwe vormen van organiseren en communiceren. Als iedereen 24/7 met iedereen kan communiceren en als iedereen op het internet alle mogelijke informatie kan vinden, kun je daar als school, huisartsenpraktijk, productiebedrijf, politieke partij of tijdschriftredactie niet meer om heen. Het internet heeft ons daarbij heel veel te bieden. Op internet kan ik veel meer schoenen kiezen dan in een winkel. Maar in een winkel kan ik schoenen passen en proberen. En vakkundig advies krijgen.

En er is meer. Internet levert oneindige stromen informatie op, biedt gelijkgestemden een klankbordgroep (echo chamber) en fungeert als uitlaatklep voor iedereen die lollig, bezorgd of boos is. Internet geeft iedereen een stem en een platform. Informatievoorziening en waarheidsvinding zijn niet langer het monopolie van gevestigde instituties en hun hoogopgeleide medewerkers. Daarmee wordt de positie van de gevestigde orde uitgedaagd. Er is een soort level playing field ontstaan tussen gewone mensen en autoriteiten.  De gevestigde ’oude’ orde (politieke partijen, wetenschap, klassieke media-organisaties, onderwijsinstellingen, rechtspraak) heeft geen vanzelfsprekende positie meer als autoriteit, maar wordt uitgedaagd en moet zoeken naar manieren om mee te gaan met de tijd. In die zin is het digitale tijdperk een vervolg op de jaren ’60 en ’70 waarin de autoriteit van de naoorlogse bestuurskaste ter discussie werd gesteld. Toen vooral door geschriften en demonstraties van intellectuelen, kunstenaars en vrijdenkers. Nu door iedereen die actief is op internet.

 

Nabijheid

Wat moeten we nu doen in deze globaliserende, digitaliserende wereld? McLuhan zou zeggen: ga op zoek naar de extra betekenis die deze ontwikkelingen bieden. Zie een auto niet als een koets zonder paard, maar als een nieuw soort vervoermiddel dat veel dingen anders maakt.

Digitalisering maakt nieuwe verhoudingen en vormen van ordening en uitwisseling mogelijk. Er is nieuwe digitale wereld ontstaan naast onze fysieke wereld. Een soort extra atmosfeer, een digitale dampkring. Een aanvullende, open zone zonder noemenswaardige spelregels, scheidsrechters of moderatoren. Het maakt vele vormen van fysieke, interpersoonlijke nabijheid overbodig. Je hoeft niet meer ergens fysiek te zijn of iemand persoonlijk te ontmoeten om informatie op te vragen, om meningen uit te wisselen, om schoenen te kopen, om bankzaken te regelen, om lesstof tot je te nemen, om te daten, om te pesten, om een reis te boeken, om mee te denken over een commercieel of een maatschappelijk vraagstuk. Dat kan allemaal vanachter je computer of met je smartphone. Je hebt hiervoor dus geen verbinding meer nodig met een ander persoon; een verbinding met internet volstaat. Door internet hoeven we elkaar niet meer te ontmoeten. Dat is makkelijk en bespaart jou (en de reisorganisatie, de bank, de winkelketen en de school) een boel tijd en moeite. Het nadeel is alleen dat het allemaal gemedieerd, en daarmee relatief onpersoonlijk. Er is minder menselijke nabijheid. Als we die uitgespaarde tijd en energie zouden benutten om de nabije, fysieke, rijkere interactie (privé, op school, aan het loket, in de winkel, bij de dokter) verder te faciliteren en te verbeteren, is er sprake van een win-win situatie. Maar dan moet de werknemer, de leerkracht, de winkelbediende en de adviseur wel wat anders gaan doen dan hij nu misschien doet. Hij moet ordening kunnen aanbrengen in het enorme informatie-aanbod, kunnen duiden, toelichting en advies geven, maatwerk leveren, meerwaarde bieden.

Daarnaast blijven mensen sociale wezens. Alleen maar achter je scherm zitten maakt de meesten van ons niet gelukkig. Het echte leven is daar waar je samenkomt met anderen, waar je elkaar kunt ruiken en aanraken, waar je samen uitgaat, lacht, overlegt of ruzie maakt. Kort gezegd: ontmoeten moet. Als men internet en digitale media gaat inzetten ter maximale vervanging van direct, fysiek, persoonlijk contact, dan ligt er een grote verschraling op de loer.

Dan reduceren we onze menselijke interactie tot 140 tekens of tot een handvol emoticons. Dan weten we op den duur niet meer hoe we met elkaar om moeten gaan. Dan komen we in een wereld terecht waarin we onze kinderen (net als vroeger) leren om andere mensen op straat niet uit te lachen, na te wijzen of uit te schelden, terwijl we onszelf wel ongeremd misdragen in het digitale verkeer, op sociale media, op publieke fora.  Want pesten of schelden gaat nu eenmaal makkelijker als de persoon in kwestie niet voor onze neus staat, maar ergens ver weg is, maar toch digitaal te bereiken en te raken is. En dan nog in het openbaar ook. Kortom, we moeten ons realiseren dat nieuwe media, met al hun interessante en baanbrekende mogelijkheden, gekenmerkt worden door een mix van openbaarheid en afstandelijkheid. Handig, snel, makkelijk, en met een groot mobilisatie-potentieel, maar minder rijk dan persoonlijk, privé en nabij contact.

 

Facebook-verjaardag

En hoe zit het nu dan met Facebook en mijn verjaardag?

Ik ben blij met mijn eerste Facebook-verjaardag; het geeft er een extra dimensie aan. Het is fijn om via Facebook veel felicitaties te krijgen. De kring is groter geworden: van mensen die wat verder van je afstaan tot mensen die vergeetachtig zijn  maar dankzij het geheugensteuntje van Facebook toch nog reageren. En eerlijk gezegd hoef ik op mijn verjaardag ook niet de hele dag door telefoontjes te krijgen. Dat is soms heel onhandig als je een drukke agenda hebt of net lekker uit eten bent. Maar als ik het alleen van Facebook zou moeten hebben, zou het wel erg kaal zijn. Ik hoop wel dat er mensen zullen zijn die mij op mijn verjaardag blijven bellen of een stukje taart komen eten.

 

 

 

 

En wat mijn zoon betreft. Hij is even terug in Nederland, maar heeft besloten over een paar maanden definitief naar Bali te vertrekken om daar te gaan wonen en werken. Dus voorlopig zit ik nog wel even aan Facebook vast.

Jonge dichters

Het komt zelden voor dat een dichtbundel het best verkochte boek van de week is. Tim Hofman heeft dit kunstje geflikt met zijn Gedichten van de broer van Roos. Hij staat fier bovenaan in de Boeken Top-10 van de NRC van deze week. En even verderop, op plaats 7, nog een verrassing: de dichtbundel Kwaad gesternte van Hannah van Binsbergen. Dichters behalen doorgaans geen grote verkoopcijfers. Jonge dichters al helemaal niet. Tim Hofman en Hannah van Binsbergen spotten met deze regel.

NRC boeken Top-10

Beiden zijn twintigers en beiden weten met hun debuut een groot publiek te bereiken. We beleven in die zin een waar debutantenbal. Dat is niet alleen opmerkelijk, maar ook goed nieuws voor iedereen die de taal en de poëzie een warm hart toedraagt. Een nieuwe generatie dichters laat van zich horen. Ook de recente benoeming van dertiger Ester Naomi Perquin als nieuwe Dichter des Vaderlands past bij deze ontwikkeling. Tijd om wat nader met deze jonge dichters kennis te maken.

 

Tim Hofman (1988) is veruit de bekendste van de drie. Die bekendheid dankt hij aan zijn televisie-optredens (presentator van Spuiten & Slikken, winnaar van Wie is de mol in 2016 , tafelheer bij De wereld draait door). Ja, het helpt de verkoop van je boeken als je een BN-er bent en regelmatig op de buis komt. Kijk maar naar de verkoopcijfers van Fajah Lourens, Mart Smeets, Youp van ’t Hek, Astrid Holleeder. Of denk aan al die bestsellers over bekende sporters. Vandaar waarschijnlijk ook die drie foto’s van Tim Hofman op de voorkant van het boek. Maar hij zal zijn succes daar niet alleen aan te danken hebben. Hij weet met zijn teksten (vooral jongere) mensen te raken. Dat blijkt ook uit het feit dat hij bij zijn optredens volle zalen trekt. Het zal ‘m zitten in de combinatie van serieus en grappig; van platte woordgrappen en boeiende taalconstructies. Onbedoeld grappig is het feit dat hij bij de gedichten over zijn ouders of een ex er voor de zekerheid bijzet dat het fictie is. Ook de aanwijzingen bij bepaalde gedichten over de leeswijze werken een beetje op mijn lachspieren.

 

Veel van zijn teksten zijn toegankelijk en lichtvoetig. Hij treedt daarmee in de voetsporen van light verse schrijvers als Kees Stip, John O’Mill, Toon Hermans en Drs. P.

Een voorbeeld:

Jehova’s getuige

‘Afijn,

U had er bij moeten zijn.’

 

 

Grappig of flauw? Oordeel zelf. In ieder geval geen poëzie in de gebruikelijke zin van het woord.

Naast dit korte baan-werk presenteert Tim Hofman ook interessante taalconstructies. Eenzaam, twee samen is een knap gecomponeerde tekst met drie gedichten die apart en samen gelezen kunnen worden. Zijn gedicht over Angie en Mick Jagger is origineel. Egocentrie is mooi door zijn eenvoud.

Egocentrie

j     i      j

i     k     i

j     i      j

Tim Hofman slaat soms ook een meer serieuze toon aan. Zijn gedicht Hoe ik altijd lieg dat ik geen kinderen wil is daar een mooi voorbeeld van. Dit zijn de laatste vier regels:

Haar wangen door een traan gedoopt

Je durft niet, zegt ze, ik ontken

Hoe zij voorgoed bij mij wegloopt

Hoe ik weer bij mezelf wegren

 

Hofman is vooral uit op het presenteren van zijn vondsten, niet op het overbrengen van diepere gedachten. Stand-op comedy-achtig. Soms grappig, soms knap geconstrueerd, maar soms ook flauw of van bedenkelijk Sinterklaasgedichtenniveau. In die zin had hij met een redacteur van Meulenhoff misschien nog meer moeten schaven aan zijn teksten en iets selectiever moeten zijn. Maar goed, de verkoopcijfers spreken boekdelen. Hofman is een hit. De vraag is of het een eenmalig succes is. Zit het publiek te wachten op een jaarlijkse portie verse verzen van de broer van Roos?

 

Ester Naomi Perquin (1980) is, zoals gezegd, sinds kort de nieuwe Dichter des Vaderlands. Eerder was ze al stadsdichter van Rotterdam. Haar eerste bundel, Servetten halfstok, verscheen tien jaar geleden. Ester Naomi Perquin ontving voor haar werk diverse prijzen, waaronder de C. Buddingh’-prijs in 2007 en de VSB-poëzieprijs in 2011. Het bijzondere aan haar bundel Celinspecties is dat zijn  daarin haar ervaringen als gevangenisbewaarder heeft verwerkt. Dankzij dit werk was zij in staat haar schrijfopleiding te betalen. Een fragment uit die bundel:

Als ze hun hoofden op hun armen laten rusten

heel lang zwijgen.

Als ze dan in slaap zijn

wakker maken en om dromen vragen.

 

 

De gedichten van Perquin zijn helder en goed navolgbaar. Ze schetst met een paar trefzekere woorden herkenbare werelden en roept beelden op die we als lezer zelf nader kunnen invullen.

 

Raad eens wie we tegenkwamen (fragment)

Er was toch al met tegenzin, dat bleef je zien, een bankje neergezet.

Hier dan, harde planken naast een boom,

Als je zo nodig zitten moet.

 

Oponthoud (fragment)

We zijn modern. Het is de juiste eeuw voor liefde niet

en nergens staan nog vrouwen op torens,

uit te kijken. De laatste ridder

stierf aan syfilis.

We zijn de wapperende vlaggen verleerd,

Het fluisteren tussen de stenen,

gezang en bloemennamen.

 

Perquin weet goed te duiden, maar laat ons ook voldoende ruimte om haar verhaal zelf bij te kleuren. In die zin is haar benoeming als Dichter des Vaderland een gelukkige keuze. Haar wijze van registreren, beschouwen en verwoorden past uitstekend bij die nieuwe rol. Ter afsluiting een prachtig gedicht uit haar nieuwste bundel Meervoudig afwezig (2017).

 

Amsterdamned

Ik zag de film waarin mijn vader heeft gefigureerd: één shot

waarin hij langsloopt en niets doet – nou ja, hij steekt,

een herenfiets aan de hand, de gracht over

en kijkt even naar een eend.

 

Die fiets was niet van hem, weet ik.

Het jasje dat hij draagt geleend.

 

Mijn moeder is erbij geweest. Hij moest, zegt ze, zes keer oversteken

voor het hem lukte te lijken op wat elke regisseur graag ziet:

een doodgewone man met een doodgewone fiets.

 

Hij haalde het einde van de zomer, mijn zevende verjaardag en

bijgevolg ook de première niet. Ik zag hem twintig jaar daarna:

moordenaar die door de grachten snijdt en vrouwen grijpt

en dan, naast de klopjacht, een flits van dat gezicht.

 

Een man met een fiets die de gracht oversteekt.

De eend, zag ik, is er nog uitgeknipt.

 

Hannah van Binsbergen (1993) debuteerde vorig jaar met haar bundel Kwaad Gesternte. Die titel geeft een goede indicatie van de lading van haar gedichten. Stevige kost, eigentijdse vraagstukken, tegenstrijdige gevoelens. Haar gedichten hebben niet het spitsvondige van Hofman of de helderheid van Perquin. Het is zoeken en tasten; proeven en voelen. Er valt veel te raden en te interpreteren.

Jonge rokers (fragment)

O, ik kende Sint Franciscus goed, we zijn praktisch samen opgegroeid
de knappe Franse prins en ik, sombere jonge roker.

De jongens en meisjes gelijk, ze zeiden: we kunnen wel wanneer we willen
we kunnen het altijd wel maar een hazewind haalde hen in en beet hen

beet hen tot ze toegaven iets werkelijk wilds te willen.

 

Het titelgedicht draagt iets zwaars en onheilspellend in zich. Een rijke tekst vol van tegenstellingen. Geen wonder dat ze moeite heeft met kiezen.

Kwaad gesternte (fragment)

Ik kan niet kiezen. Mijn vrienden willen mij niet helpen en mijn vijand
die een vaste vorm begint te krijgen aan de randen van mijn angsten
spreekt bemoedigende woorden.
Hebben jullie wel eens aan het kwaad gedacht dat in de situatie schuilt?
Het harnas dat ik kies zal hopelijk mijn geur verhullen.
Als ik mijn benen bij elkaar doe, is alles verloren.
Mijn harnas klinkt me vast aan dit moment, waar iets herinnerd
en iets beloofd wordt en dit gesternte staat boven mijn hele generatie.

 

Twee weken gelezen ontving Hannah van Binsbergen de VSB-Poezieprijs 2017. Het is uitzonderlijk dat een debutante deze priijs wint. Uit het jury-rapport:

“Het omslag van Hannah van Binsbergens debuutbundel wordt voor een groot deel gevuld door één woord in imposante kapitalen: KWAAD. Toch is dit niet de poëzie van een angry young woman: daarvoor zijn haar gedichten te beheerst en te nonchalant. Er wordt weliswaar heel wat afgevochten in Kwaad gesternte, maar het is een kleine, alledaagse strijd, geen Grote Strijd om universele principes: het goede, het ware en het schone hangen allang uitgeput in de touwen. Waar kun je dan nog voor vechten? ‘Wij hebben niet echt een wereld,’ schrijft de dichteres. Wat rest, zijn de lijnen die je zelf trekt en die hoop of wanhoop aan je leven geven.

De poëzie van Van Binsbergen staat met twee benen in onze tijd. Met de zelfverzekerde parlandotoon waarmee ze haar weifelingen tot uitdrukking brengt sluit ze duidelijk aan bij generatiegenoten als Maarten van der Graaff, maar ze doet dat met een krachtige eigen stem. Niets aan Kwaad gesternte verraadt dat het een debuutbundel is, of het moet nu juist de onbevangenheid zijn waarmee de dichteres haar lezers tegemoet treedt, niet gehinderd door de last van de verwachtingen. Het werk van Hannah van Binsbergen is een grote aanwinst voor de Nederlandse poëzie.” 

 

 

Jonge dichters op een rij

Het is verleidelijk om het werk van deze jonge dichters naast elkaar te zetten. Ik geef aan die verleiding toe en ben op zoek gegaan naar een vergelijkbaar thema bij deze drie dichters. Dat was al snel gevonden. Jonge vrouwen schrijven namelijk graag over jonge vrouwen. En jonge mannen ook.  Hieronder staan drie gedichten over dit thema naast elkaar. Het overzicht laat wat mij betreft goed de stijl van de drie dichters zien.

Drie op een rij (pdf van de drie gedichten)

Disney Girls (1957)

Mooie meisjes hebben echt niet altijd wat te lachen.
Er zijn er nu onder ons die niet aangeraakt willen worden.

We zijn hier bijeen om over onze angst voor onweer heen te komen
starend naar een wolk in de kamer.

Zij draagt kettingen en ringen, negeert zichzelf en wil dat
anderen haar ook negeren.

Buigt diep om ons te tonen dat ze hard is en veel kan verdragen
maar wij weten dat er ergens in haar lichaam
iets verblindend schittert waar wij of zij niet eens aan kunnen denken

Nee zij niet
niet per ongeluk in haar nek
niet op de dansvloer
niet als gieren cirkelend of als onderdeel van het spel
niet een snelle achteloze hand waar geheimen soms in oplichten
soms een lichtvlek achterlaten op haar heup
niet met bescherming niet als alle lichten uit zijn

Ik heb alles wel gezien en niets was zo zacht als ik zocht.

Vulvaveelvuldig

 

Ik heb altijd gezwegen,

 

Maar al jaren verzamel ik namen van dames die daar in mijn kamer hun adem verblazen: gelaatjes vol zaad en door mij al verlaten voordat ze mag praten, maar tijdens het paren is zij toch de ware, totdat ik klaar ben en verder kan sparen van

 

sletten in bed die ik zelf heb verpest en zijn ze dan wel echt de beste wat seksen betreft, ze hebben echter verder beperkte hersens en red ik defecte gesprekken met hen en elke nepper is net als de rest dus vertel ik ze netjes ga weg uit mijn nest en

 

soms rollen en bollen die snollen zo zonder controle al dollend en tollend nog log en gezwollen met kont en mond nog vol van de avond ervoor door naar de voordeur

 

en is er weer leegte.

 

 

 

 

 

 

 

Meisjes

 

Zo handig in hun alledaagse praten

rusten zij aan zij, een rij van jonge huid

en zachte haren in die al te hete zon.

 

Duingras kietelt hun benen en hoog

klinkt de pas bedachte lach die meeuwen

steeds verschrikt doet overkomen.

 

Van kop tot teen onaangeraakt

liggen zij, met allemaal dezelfde stem

dezelfde moeder te bespreken.

 

Wat ze zoal zijn telt alle eeuwigheden

in hen op. Dat stil en zonbeschenen delen

van leeftijd, lichaam, zonnebrand.

 

Maar over het zand lijkt een vreemd,

steeds lager grommen aan te zwellen

en jaagt een rilling door de rij.

 

Elke seconde komen de jongens

op onverbiddelijke brommers

in grote golven dichterbij.

 

Hannah van Binsbergen
Uit: Kwaad gesternte (2016, Atlas Contact)
Tim Hofman

Uit: Gedichten van de broer van Roos (2017, Meulenhoff)

Ester Naomi Perquin

Uit: Servetten halfstok (2007, van Oorschot)

 

(Voor de liefhebber: de titel Disney Girls (1957) verwijst naar het gelijknamige liedje van de Beach Boys van hun album Surf’s Up uit 1971)

 

Bijzonder Indonesië

Ik ben onlangs voor het eerst van mijn leven in Azië geweest (als ik een kort uitstapje naar de overkant van de Bosporus in Istanbul, 40 jaar geleden, niet meetel). Indonesië was de bestemming, waar ik ruim een week heb doorgebracht op Bali en een krappe week in Jogjakarta op Java. Ik probeer een aantal indrukken van Indonesië op een rij te zetten, ook al ben ik slechts op een paar plekken in dit grote, veelzijdige land geweest en heb ik geen vergelijkende ervaringen met andere Aziatische landen.

Door de historische band tussen Nederland en Indonesië had ik al de nodige kennis en indrukken van het land, voordat ik het zelf bezocht. Op school leerde ik over de VOC, de koloniale periode, de politionele acties (door de Indonesiers zelf ‘militaire operaties’ genoemd), de uitdrukking ‘Indonesië verloren, rampspoed geboren’, Soekarno en Soeharto.

Afbeelding viering onafhankelijkheid         Museum Fort Vredeburg, Jogja

Mijn beeld van Indonesië werd nog verlevendigd en verdiept door ontmoetingen met mensen met Indisch bloed of een verleden in Indonesië en via de literatuur (Max Havelaar, Hella Haasse, Adriaan van Dis). En dan waren er natuurlijk nog de heerlijke Indonesische gerechten en bekende Indo’s zoals Wieteke van Dort, de Blue Diamonds, Anneke Grönloh, Boudewijn de Groot en Marion Bloem.   Ten slotte heb ik tijdens mijn studie Politicologie uitgebreid studie gedaan naar het 19e eeuwse Cultuurstelsel en in het bijzonder de koloniale suikerproductie op Java.

Zodoende wist ik al dat Indonesië een veelkleurig eilandenrijk is, een vruchtbaar land, een gordel van smaragd, een relatief jonge natie die worstelt met het vinden van een goede machtsbalans, dat Indonesië het land is met de grootste moslimpopulatie ter wereld, dat Sumatra zwaar werd getroffen door de tsunami van 2004 en Bali door bomaanslagen in 2005, dat Indonesië de potentie heeft van een Aziatische tijger, maar ook kampt met economische tegenslagen.

Maar alles dus uit de tweede hand; ik had tot voor kort geen eigen Indonesische ervaringen.

 

NATUUR

De natuur in Indonesië is overweldigend. Zon, regen (we zijn er in de regentijd) en vulkanische grond zorgen voor een ideale mix voor alles wat groeit en bloeit. Je ziet de mooiste bloemen en vruchten en overal ruik je de planten en de bloesem van de bomen. Wat in Nederland met moeite als kamerplant in een pot in leven blijft, schiet in Indonesië links en rechts van je metershoog op. En dan zijn er natuurlijk de eindeloze rijstvelden die via ingenieuze irrigatiesystemen terrasvormig zijn aangelegd.

 

 

 

 

 

 

Het is niet alleen de pracht van de natuur, maar ook de kracht van de natuur die indruk maakt. Geen wonder dat men in oude volksverhalen en overgeleverde tradities goddelijke kracht toekende aan bomen, bergen en zeeën.

 

OP STRAAT

Er wordt geleefd, gewerkt, gegeten, gehandeld en geslapen op straat. Vooral in de steden krioelt alles door elkaar. Op de straten wemelt het van de scooters. Ik heb me laten vertellen dat ieder gezin zeker twee tot drie scooters heeft. En op die scooters wordt alles vervoerd: van droogkappen, televisies, kippenmanden, bundels palmtakken en eettentjes tot complete gezinnen. Naast de scooters zie je tuk-tuks (bedcaks genoemd) en ook de nodige auto’s, bijna allemaal van Japanse makelij. Vooral de Toyota Aranza (een soort minivan) is populair.

 

 

 

 

 

 

 

Langs de straten zie je een aaneenschakeling van winkels, warungs, stalletjes, eetkraampjes en toko’s. Zelden zie je mensen afzonderlijk in een winkel of bij een kraampje staan. Er zijn al gauw drie, vier mensen die samen de toko runnen. Toen ik in een apotheek een zalfje voor mijn lip ging halen telde ik in de gauwigheid 14 medewerkers achter de toonbank. Ik heb met verbazing en bewondering naar een eetstalletje naast ons hotel in Jogja gekeken. Iedere namiddag werd een kraam opgebouwd rondom een soort minikeuken met twee gasbranders en een paar wokpannen waarin de lekkerste gerechten werden bereid. Onder een dekzeil vandaan werden een eenvoudige houten tafel en twee zitbankjes tevoorschijn gehaald. Dat dekzeil werd vervolgens over de kraam aangebracht als afscherming tegen regen en zon. Bij veel stalletjes bevat het dekzeil bij wijze van reclame ook de naam van het eettentje en de culinaire specialiteit. Bij het tentje naast ons hotel schoven iedere avond  mensen aan. Vooral in de stad eet men vaak niet thuis, maar langs de straat. En wat smaakte het eten overal goed!

 

NEDERLANDSE TAALRESTEN

  • Notaris
  • Knalpot
  • Sprei
  • Permisi
  • Koffie
  • Gordyn
  • Waterleiding
  • Asbak
  • Jas
  • Handdoek

 

RELIGIE

Geloof en traditie zijn geen bijzaken, maar zijn verweven met het dagelijkse leven in Indonesië. In Jogjakarta is (net als in de rest van Java) de islam dominant. Vijf keer per dag klinkt uit talloze moskeeën de oproep tot gebed. De meeste vrouwen dragen een hoofddoek en in veel restaurants is geen alcohol te krijgen. Op het plafond in ons hotel wijst een pijl naar de richting waar Mekka te vinden is; vanuit Indonesisch perspectief niet in het oosten, maar in het noordwesten.

Het is opmerkelijk dat juist dichtbij het islamitische Jogja zowel de grootste boeddhistische tempel ter wereld (Borobudur) als het grootste Hindoeïstische tempelcomplex ter wereld (Prambanan) te vinden is. Deze tempels worden ook door grote groepen islamitische toeristen bezocht.

Jogja is van oudsher een belangrijk knooppunt van religies en tradities. Kennelijk konden door de eeuwen heen de grote wereldreligies hier naast elkaar bestaan. Toch spraken enkele (niet-moslim) Javanen tegen ons de vrees uit dat de islam dominanter en intoleranter gaat worden in Indonesië.

 

 

Op Bali kent men een eigen variant van het hindoeïsme. Deze religie wordt hier minstens zo intensief beleefd als de islam op Java. Balinezen besteden een aanzienlijk deel van hun tijd, geld en aandacht aan het voldoen aan allerlei religieuze vieringen en verplichtingen. Ieder huis heeft zijn eigen tempel (van een bescheiden zuiltje tot een heel complex van gebouwtjes). Overal zie je kleine offertjes liggen, die dagelijks worden ververst. Offertjes zijn kleine pakketjes die doorgaans van palmblad zijn gemaakt en die gevuld zijn met wat bloemen, vruchten, rijst en een stokje wierook.

 

 

 

 

 

 

 

 

LITERAIRE GIDS

Ik vind het vaak de moeite waard om op vakantie een boek me te nemen van een schrijver uit het land van bestemming. Dat geeft vaak wat extra kleur aan de reiservaring. In dit geval was mijn keus gevallen op het boek Het getal Fu van de moderne Indonesische schrijfster Uya Utami.

Het boek vertelt het verhaal van een hoofdpersoon met een passie voor bergbeklimmen. Hij ontmoet een bijzondere, inspirerende jongeman die probeert de tradities van Java (“volksverhalen zijn de bewaarplaats van informatie”) te verbinden aan de uitdagingen van de moderne tijd. De hoofdpersoon en zijn vriendin raken steeds meer in de ban van de jongeman. De verhouding tussen deze drie mensen doet denken aan de hoofdpersonen uit het boek Norwegian Wood van Murakami. Dit gevoel wordt versterkt aan het einde van het boek als de voorliefde voor westerse muziek wordt beschreven (mijn muzikale held Bob Dylan wordt daar met veel waardering genoemd: “juist omdat hij geen goede stem had, weten we dat hij een man met een ziel was”). Ook de tragische ontknoping lijkt in zekere zin op die van Norwegian Wood. Maar dit boek is met z’n ruim 500 pagina´s veel meer dan een roman over drie jonge mensen. Door het verhaal heen weeft Utami tal van bespiegelingen over de meest uiteenlopende zaken: over bergen en vulkanen, over het verschil tussen oosterse en westerse religies, over scheikunde, over de rivaliteit tussen Soendanezen en Javanen, over de oorsprong van inheemse tradities, over de koloniale tijd, over filosofie, over getalsystemen die uitgaan van het getal 10 en het getal 12. Al deze verhalen en beschouwingen zijn samengebracht in drie hoofddelen van het boek die (fraai allitererend) de titels Moderniteit, Monotheïsme en Militarisme dragen. Deze drie grote thema’s zijn volgens Utami tekenend voor het post-koloniale Indonesië. Een land dat wordt uitgedaagd door de moderne tijd, maar ook hecht aan oude waarden. Een land dat in het recente verleden gebukt ging onder het militaire regime van Soeharto en moeite heeft een democratische balans te vinden. En een land dat rijk is aan een veelheid van religieuze tradities maar waarin tegenwoordig de monotheïstische islam de boventoon voert. Utami lijkt in haar encyclopedische boek te kiezen voor de weg van de inspirerende jongeman die pleit voor het zoeken naar een evenwicht tussen vooruitgang en verlichting enerzijds en respect voor de natuur en tradities anderzijds. Al met al een boeiend boek dat hier en daar wat wijd uitwaaiert, maar wel een rijk inzicht biedt in verleden, heden en toekomst van Indonesië.

 

PERSOONLIJK

De meest bijzondere ervaringen tijdens deze vakantie waren vooral van persoonlijke aard. De belangrijkste aanleiding om naar Indonesië te gaan was het feit dat onze oudste zoon daar een half jaar verblijft en wij hem graag wilden opzoeken. Ook onze twee dochters gingen mee. We hebben aan de andere kant van de wereld met elkaar veel mooie momenten beleefd en dankzij onze zoon bijzondere mensen ontmoet en prachtige plekken bezocht. Dat gaf een extra positieve en gedenkwaardige lading aan deze vakantie. Herinneringen om lang te koesteren.

Onze kinderen in de Tirtah Empul watertempel

Blogsite van Peter 't Lam