Festival

 

 

Tot een week geleden was ik nog nooit naar een festival geweest. Nooit naar Pinkpop, Lowlands of Oerol. Niet als scholier of student en ook niet op latere leeftijd. Maar sinds afgelopen weekend ben ik ervaringsdeskundige; ik heb drie dagen North Sea Jazz beleefd. En het is goed bevallen.

Dit festival stond al lang op het verlanglijstje van mijn vrouw en mij. We genieten elke keer van de sfeerimpressies die we van tijd tot tijd op televisie zien en we vinden de muzikale variëteit van dit festival heel interessant: “daar moeten we ook een keer naartoe!”. Maar jarenlang lukte het niet om te gaan door drukke werkzaamheden, sociale verplichtingen of zomervakanties in het buitenland. Dit jaar hakten we de knoop door. We kochten al in februari kaartjes (treffend ‘early birds’ genoemd) en blokkeerden het betreffende weekend stevig in onze agenda’s.

De eerste indrukken op vrijdagmiddag worden beheerst door de grote toeloop en massaliteit. De metro vanaf ons hotel naar Ahoy’ zit stampvol. We moeten ons naar binnen persen. Dezelfde drukte komen we tegen bij het binnenlopen van Ahoy’: grote rijen mensen die zich naar binnen wurmen om vervolgens voor de muntenmachines samen te drommen. Wij volgen slaafs en kopen een dagrantsoen aan plastic tokens. Daarna lopen we een soort sluizensysteem in waar onze tickets worden gescand. Pas dan zijn we echt binnen en begint de massa zich in allerlei richtingen te verspreiden. Tot zo ver geen onbekende ervaringen, want bij eerder bezochte voetbalwedstrijden of grote concerten is de massale toestroom en het bijbehorende gedrang hetzelfde. Maar het grote verschil is dat je bij een voetbalwedstrijd of concert allemaal naar hetzelfde veld of dezelfde zaal gaat, terwijl we hier een keuze hebben uit een dozijn zalen. We hadden thuis het blokkenschema al bestudeerd en voor deze eerste dag al een voorkeurslijstje gemaakt van de artiesten die we wilden zien. Maar in de praktijk gaat het toch anders. Het is deze eerste avond flink wennen. Waar zijn de zalen? Kunnen we overal naar binnen? Wordt het staan of zitten? Waar kun je eten en drinken halen?

Blokkenschema

Dankzij de festival-app op mijn smartphone en de bewegwijzering in Ahoy’ hebben we wat houvast, maar het voelt de eerste uren toch als het dwalen door een doolhof. We volgen onze wensenlijstje, maar merken dat niet alleen de kwaliteit van de musici van belang is, maar ook de kwaliteit van de zaal en de opeenstapeling van ervaringen. Na een uur staan in een grote zaal wil je bij het volgende concert zitten. En na twee concerten is het de hoogste tijd om wat te eten en te drinken. Na een verstild optreden wil je weer wat stevigers horen. Zo proberen we wat afwisseling in onze muzikale speurtocht aan te brengen. Je moet steeds keuzes maken (per avond zijn er 48 optredens; grote en kleine namen, grote en kleine zalen) en het verrassingselement speelt daarbij een grote rol. Een concert valt tegen, dus stap je een aangrenzende zaal binnen waar een volslagen onbekende artiest optreedt. Zo brengen we de eerste avond door en stappen we met een moe lijf en een hoofd vol muziek rond 1 uur ’s nachts de metro in die even vol is als op de heenweg.

Op zaterdag voelt alles al veel vertrouwder aan en op zondag zijn we kind aan huis. Als we zondagavond laat Ahoy’ verlaten en naar de metro lopen zijn we muzikaal geheel voldaan, maar is het toch vreemd om je te realiseren dat het nu echt voorbij is.

 

IMG_2122

We hebben intens genoten van de muziek. Ook dagen na het festival klinkt die nog door in je oren en je lijf. North Sea Jazz laat dankzij de grote variëteit aan artiesten en stijlen zien hoe muziek je op verschillende manieren kan raken (of juist niet). Ibrahim Maalouf was groots en meeslepend, Snarky Puppy was strak en opwindend, Maartje Meijer was ontroerend en verrassend, Brandford Marsalis was virtuoos (maar ook routineus), Candy Dulfer was swingend en opzwepend, Gregory Porter was warm (maar ook wat afstandelijk), Yuri Honing was verstild en intiem, Christian Scott was uitdagend (en erg luid), Melanie de Biasio was mysterieus.

Dankzij die vele muziekstijlen kom je op North Sea Jazz ook de meest uiteenlopende mensen tegen. Nogmaals, ik ben geen ervaren festivalganger, maar ik betwijfel of je op andere festivals zo’n grote diversiteit (leeftijden, culturen, stijlen) aan bezoekers tegenkomt. En dat is erg leuk om te ervaren.

En North Sea Jazz is ook:

–          het opvallend vriendelijke en service-gerichte personeel;

–          de namen van de zalen; ze zijn naar rivieren genoemd. De Yenisie is de meest onbekende naam, maar stomtoevallig kom ik die naam dat weekend ook tegen in het boek As in Tas van Jelle Brandt Corstius; het blijkt een rivier in Rusland te zijn);

–          de (over het algemeen) gemoedelijke stemming onder de bezoekers;

–          de verrassing om een collega, neef en buurtgenoot tegen het lijf te lopen (“hé jij ook hier!?”);

–          de ontdekking dat er overal muntenmachines staan, zodat je niet op de eerste dag bij de ingang in een lange rij had hoeven te staan,

–          de meevaller dat je in elke zaal kunt zitten (ik dacht vooraf, dat we vooral zouden moeten staan, maar dat was alleen op de middenterreinen van Maas en Nile het geval)

–          het gevoel (als je door de gangen van Ahoy’ loopt) dat je door Amsterdam Centrum loopt tijdens Koningsdag.

–          het gevoel dat je met een leeg bord bij een enorm buffet staat en vijf uur lang je bord mag blijven vol scheppen (nu heb ik het niet over het eten);

–          de geruststelling dat je niet elke avond in een krap tentje hoeft te slapen, maar in een comfortabel hotel-bed.

Maar North Sea Jazz is vooral aan het einde van een mooie muziekavond nog even naar een van de hoofdacts (in dit geval Earth, Wind & Fire) gaan om wat nostalgische klanken mee te pikken, maar onderweg op een buitenpodium een jonge, frisse band (in dit geval Con Brio[1]) tegen te komen die zo energiek en aanstekelijk staat te spelen dat je daar blijft hangen en swingend meegaat in de dynamiek die daar ter plekke tussen muzikanten en toehoorders ontstaat. Toen we na afloop nog een staartje Earth, Wind & Fire probeerden mee te pikken, viel dat tegen in die enorme Nile-zaal. We liepen maar snel weg om de smaak van Con Brio vast te houden.

Kortom, dit eerste festival is ons prima bevallen; we gaan beslist nog een keer.

 

[1] Con Brio treedt eind november op in Paradiso. Mooie up tempo mix van funk en soul. Frontman Ziek McCarter is een geweldige zanger (doet denken aan de jonge Michaël Jackson, Prince, Pharrell Williams) en een ras-entertainer.

Hello Goodbye; over het Britse EU-referendum

 

 

De Britten gaan op donderdag 23 juni stemmen over het lidmaatschap van de EU. Hierbij een paar bespiegelingen.

 

1. Het anti-EU kamp heeft al één slag gewonnen, omdat iedereen in dit verband de term Brexit gebruikt: het referendum is dus al geframed in termen van een vertrek uit de EU.

2. Je ziet in Groot-Brittannië hoe het Brexit-debat door beide kampen wordt vervuild door het verspreiden van angstscenario’s, door het presenteren van ongefundeerde kostenplaatjes en door het op grove wijze verdraaien van feiten. Men schroomt zelfs niet om Hitler en Churchill van stal te halen. Tegenstanders worden verketterd. Extremen worden uitvergroot. Het splijt het publieke klimaat en sentiment.

3. Ik voorspel dat, hoe de uitslag ook uitvalt, er geen acute rampen zullen plaatsvinden of oorlogen zullen losbarsten. Groot-Brittannië zal niet instorten, maar er zullen ook geen gouden bergen zijn. De EU zal bij een Brexit een tik krijgen, maar niet uiteenvallen. En als de Britten blijven, zal het gemopper van de eurosceptici niet verstommen. Er zal minder veranderen dan menigeen denkt.

4. Ik heb al eerder op mijn blogsite aandacht besteed aan referenda in de context van de EU. Trouwe lezers weten dat ik geen fan van dit fenomeen ben. Je kunt geen afspraken meer met internationale partners maken als achteraf morrende thuisfronten die afspraken torpederen (zoals bij het recente Nederlandse referendum over Oekraïne is gebeurd; en trouwens, wat heeft dat referendum nu eigenlijk opgeleverd?). Maar mijn bezwaar is vooral dat referenda ingewikkelde zaken reduceren tot een simpele JA-NEE vraag. Dat lijkt aantrekkelijk, maar het werkt een botte tweedeling in de hand en lost in feite niets op. Welk probleem lossen de Britten met hun YES of NO? Het zal een pyrrhusoverwinning voor de meerderheid zijn en een ontgoocheling voor de minderheid. Een maand later is alles weer business as usual. We zijn als Europese buren tot elkaar veroordeeld. Daar verandert een Brexit niets aan.

5.”I want my country back”, zei een Britse vrouw op televisie. Ik weet niet welk land ze terug wil hebben. Dat van 1970, of 1860 of van 1688? Kennelijk vindt zij dat de EU haar haar land heeft afgenomen. De vraag is of dat zo is. Wel zien we overal de gevolgen van globalisering: migratie, multinationals, digitalisering, toerisme: alles gaat letterlijk over de grenzen heen. De Britten hebben zelf aan de wieg gestaan van die globalisering met hun wereldomvattende British Empire. Kennelijk mag je wel vanuit het Verenigd Koninkrijk de wereld in, maar mag de wereld niet bij de Britten binnenkomen. Er zijn vele honderdduizenden Britten met een 2e huis in Frankrijk, Spanje en Italië. Is het dan zo erg dat er ook Polen en Bulgaren andersom het Kanaal oversteken? En ja, dat maakt het land anders. Maar is dat tegen te houden? En moet je dat tegen willen houden. Of moeten we ons realiseren dat Europese landen nu ook immigratielanden zijn geworden.

6. Door de enorme invloeden die uitgaan van de globalisering zijn individuele landen steeds minder in staat zelfstandig te handelen. De 19e eeuwse natie-staat is niet opgewassen tegen de krachten van de 21e eeuw. Dus zoeken landen naar vormen van samenwerking. Organisaties als de EU en de NAVO zijn daar voorbeelden van. Aan de andere kant zie je ook bewegingen de andere kant op. Landsdelen die zich willen afsplitsen van het moederland (Catalonië, Schotland). Een soort provincialisering naast de trend van globalisering. We zijn dus op zoek naar nieuwe verbanden als aanvulling op of als correctie op de natie-staat. Onze identiteit staat dus op het spel. We zijn onzeker over wie we zijn en waar we bij horen. En we vertrouwen de gezaghebbers en de instituties niet meer. Daarom zoeken we naar iets anders: terug naar vroeger, kleiner, groter…. In die zin is de opmerking “I want my country back” goed te plaatsen.

7. Moeten we gezien alle kritische geluiden toch niet een keer de EU heel grondig onder de loep nemen. Ja, dat moet zeker. Het Europese samenwerkingsproject is hard aan revisie toe. Was de EU maar een superstaat geweest (niet dat ik dat wil!) zoals de eurosceptici al jaren roepen. Dan waren de problemen rond de euro en de bootvluchtelingen daadkrachtig en eensgezind opgelost. Maar helaas is de EU niet zo effectief en efficiënt. Dat is een bijzondere paradox. Critici van de EU roepen enerzijds dat de EU te invloedrijk is en zich overal mee bemoeit, maar als er een crisis is, klagen ze dat de EU juist niet handelend weet op te treden. Laten we erkennen dat de EU een modderige compromissenfabriek is. Helemaal niet erg als het om visquota gaat of om handelsovereenkomsten. Maar lastig en inefficiënt bij grote, urgente internationale kwesties die daadkrachtig optreden vergen. Dat lukt de EU niet en bij gebrek aan beter gaat ieder land zijn eigen koers varen. De Hongaren bouwen op eigen houtje grenshekken om vluchtelingen tegen te houden. De Fransen hebben al jarenlang een te groot begrotingstekort. De Polen perken de vrijheid van media in. Nederland biedt fiscale sluiproutes aan multinationals aan, etc., etc. Per saldo kunnen lidstaten doen wat ze willen.

8. Het gaat wat mij betreft dus niet om de vraag of men lid van de EU wil blijven, maar om de vraag of en in hoeverre men met andere landen binnen Europa wil samenwerken. Daar zou de discussie over moeten gaan. Je maakt mij niet wijs dat eurosceptische Britten elke vorm van samenwerking categorisch zouden afwijzen. En de eurofielen zouden moeten toegeven dat de EU vooral de afgelopen jaren (euro-crisis,vluchtelingencrisis) zich weinig eensgezind,vitaal en daadkrachtig heeft getoond. Het zou gezond zijn als de burgers van alle lidstaten zich mengen in een Europa-breed debat daarover. Daarbij zouden drie vragen centraal moeten staan:

a) met wie willen we samenwerken

b) op welke terreinen willen we samenwerken

c) op welke wijze gaan we samenwerken

Eenvoudige vragen, maar heel ingewikkeld om hier samen uit te komen. Het is wel broodnodig dat dat gesprek wordt gevoerd.

 

Tot slot nog iets lichtvoetigers….

9. Stel dat de Britten op 23 juni Nee zeggen tegen de EU. Zullen wij dan antwoorden dat ze voortaan nooit meer met vier vertegenwoordigende teams aan het Europese voetbal  mogen deelnemen. Groot-Brittannië is één land, maar als het om voetbal gaat sturen ze vier teams het veld in: Wales, Noord-Ierland, Schotland en Engeland. En dat staan alle overige Europese landen al decennia toe. Dat moet dan ook maar eens afgelopen zijn.

Een alternatief Nederlands elftal op het EK

Op 10 juni begint het EK en Nederland doet niet mee. “WE zijn er niet bij”, zou Mart Smeets zeggen.

 

 

Dat betekent dat je als voetballiefhebber dit toernooi op een andere manier beleeft. De extra lading ontbreekt. Als Nederland meedoet hoop je toch, vaak tegen beter weten in, dat Oranje verder komt in het toernooi en op z’n minst de eerste groepsfase overleeft. Op de twee laatste WK’s deed Nederland tot ieders verrassing tot het laatste moment mee door op een 2e (2010) en een 3e plaats (2014) te eindigen. Maar op het laatste EK in Polen en Oekraïne (2012) ging het hopeloos mis. Oranje ging vier jaar geleden roemloos ten onder in de eerste ronde. Achteraf gezien opmerkelijk om je te realiseren dat dat gebeurde in een regio waar twee jaar later een burgeroorlog woedde en de MH17 uit de lucht werd geschoten.

Maar goed, WE doen niet mee en we zullen het dus zonder Oranje-koorts en de bijbehorende hoop & vrees moeten doen. Dat levert ook voordelen op: geen eindeloze voorbeschouwingen en nabesprekingen op TV, geen wuppies en andere oranje-troep bij de supermarkt, geen straten die helemaal oranje zijn gemaakt. We kunnen nu onbevangen en onbevooroordeeld naar het spelletje zelf gaan kijken en die landen steunen die het goed doen. Ik hoor veel mensen in mijn omgeving zeggen dat ze nu voor België zijn. Dat vind ik prima, maar ik bewaar mijn sympathie nog even voor dat land dat me weet te verrassen.

Een ander voordeel van de afwezigheid van Nederland is dat je met andere ogen naar de huidige EK-deelnemers gaat kijken. Vandaag stonden alle selecties in de krant. Letterlijk de namen en rugnummers, maar ook het aantal interlands, het aantal gemaakte doelpunten en de club waar men speelt. Een korte studie van dit overzicht levert een paar interessante bevindingen op. Van sommige landenteams spelen bijna alle spelers in het buitenland. De meeste Oostenrijkers spelen bijvoorbeeld in Duitsland en van de 23 Ieren spelen er 22 in Engeland. Dit geldt in iets mindere mate ook voor de Noord-Ieren en de mannen uit Wales. Ook de Belgen en de Albanezen spelen bijna allemaal in buitenlandse competities. Alle Engelse spelers spelen daarentegen bij Engelse clubs en ook de Turken, de Russen, de Oekraïners en de Italianen zijn in hoge mate  honkvast. Grote landen met grote competities trekken dus veel spelers van kleinere, omringende landen aan.

Een andere opvallende verschijning is de multiculturalisering van de landenteams. Afgaande op de namen van de spelers zie je in een groot aantal selecties een keur aan verschillende culturen en ‘afkomsten’. Vooral landen als Duitsland, Engeland, Zwitserland, België en Frankrijk laten dit zien: rijkere, West-Europese landen, vaak ook met een koloniaal verleden. In die zin vormt het Europese voetbal een goede afspiegeling van de verandering die ons continent de afgelopen decennia heeft doorgemaakt. De volkssport voetbal refelcteert het hedendaagse, stedelijke straatbeeld.

Ten slotte, om toch nog een Hollands tintje te ontwaren, valt het op dat sommige spelers een achternaam hebben die we ook in het Nederlandse woordenboek aantreffen. Als je al die namen samenvoegt kun je een elftal samenstellen dat een soort Oranje schaduw-team  vormt. Als je niet weet voor wie je moet juichen, kun je altijd nog deze spelers aanmoedigen.  Hieronder de opstelling op basis van de betekenis van de achternamen.

Doelman: Berg (Zweden); bijna niet te passeren

Vleugelverdedigers: Rat (Roemenië) en Rog (Kroatië); meedogenloze mandekkers

Centrale verdedigers: Hart (Engeland) en Allen (Wales); samen het blok achterin

Middenveld: Long (Ierland); de loper/ Klein (Oostenrijk); behendige dribbelaar/ Insigne -de aanvoerder- (Italië)

Linksvoor: Lustig (Zweden); kwistig met mooie passes

Rechtsvoor: Lila (Albanië); kleurrijke speler

Spits: Lang (Zwitserland); alle hoge ballen op hem

Op de bank: Mor (Turkije); wil spelen! en Mak (Slowakije); is al blij dat hij bij de selectie zit.

NL11 Alternatief

Het alternatieve Nederlands Elftal

 

Veel plezier bij het EK!

And may the best team win!

 

 

 

Jan Vantoortelboom en het grote Vlaamse familieverhaal

Toen ik bij de lijkbaar ging staan zochten mijn ogen het gezicht van Victor. Het litteken was witter dan ooit en verdeelde zijn gezicht nog meer dan vroeger….en ik moest denken aan een tekening van een hofnar uit mijn ridderboek… Maar grootvader Victor was geen nar geweest. Met hem viel destijds niet te spotten, zoveel was zeker. In zijn jonge jaren was hij de beste soldaat van Elverdinge en ook nog eens de enige buitenwipper van café ’t Pompkot geweest. Vaders woorden.

 

Vlaamse auteurs zijn boeiende vertellers. Hun verhalen hebben vaak de vorm van een familiegeschiedenis. Hun toneel is bij voorkeur het kleinburgerlijke milieu  van een Vlaams dorp met de kerk en het café als vaste decorstukken. Er wordt geroddeld in de slagerswinkel, gescholden in de kroeg en gebiecht bij meneer pastoor. De problemen van de Grote Wereld lijken ver weg, maar de sporen van de Eerste en de Tweede Wereldoorlog zijn nog nadrukkelijk aanwezig. Een land vol littekens. Tegen die achtergrond wordt een familie tevoorschijn getoverd met struise, bedilzuchtige vrouwen en knoestige mannen van het type ruwe bolster, blanke pit. Op het eerste gezicht een normale familie met hooguit wat onbeholpen omgangsvormen, maar onder het oppervlak tikt -en dat is typerend voor het Vlaamse verhaal- een tijdbom. Van meet af aan maakt de auteur op subtiele wijze duidelijk dat er iets niets pluis is, maar als lezer weet je niet precies wat het is. Een samenzwering? Een vloek? Een zwarte bladzijde? Het is in ieder geval iets noodlottigs wat doorwerkt van generatie op generatie. Stap voor stap kleurt de schrijver zijn verhaal in en met elke stap komt de onthulling naderbij.  Waar een misdaadroman begint met een moord en eindigt met het vinden van de dader, begint het Vlaamse verhaal met een vage verwijzing naar een mysterie dat langzaam maar zeker uit de doeken wordt gedaan. Geen ‘whodunnit’, maar een ’whatisit’.

Aan de auteur de opgave om de lezer vast te pakken en mee te slepen. Hoe groter zijn verbeeldingskracht en schrijftalent, des te indrukwekkender het effect van de finale ontknoping. En des sterker de compassie bij de lezer voor de door het noodlot getroffen personages.

 

Toen ik een tijd geleden met een Vlaamse vriendin over de ook in Nederland zeer populaire schrijfster Griet op de Beeck sprak, raadde ze me aan om ook eens wat van Jan Vantoortelboom te lezen. Zij vond hem minstens zo’n goede schrijver als Griet op de Beeck. Nieuwgierig geworden kocht ik onlangs zijn debuutroman De Verzonken Jongen (2011). Ik heb het boek met plezier gelezen. Het is een knap debuut en een waardig Vlaams verhaal met alle ingrediënten die hierboven staan beschreven. Een opa met een mysterieus litteken op zijn voorhoofd en een kleinzoon die het naadje van de kous wil weten. Beetje bij beetje weet hij het stilgezwegen familiegeheim te ontrafelen. Daarbij is het ook een coming-of-age verhaal met de jonge Stoffel als hoofdpersoon. Natuurlijk mag ik hier het mysterie hier niet uit de doeken doen. Wel bij wijze van sfeertekening een paar fraai geformuleerde passages:

Tuurlijk dat, zei de slagerin, die aan de slag ging. De bezwering was verbroken. Ik voelde me weer wat meer op mijn gemak toen de vrouwen achter me begonnen te keuvelen en de plakjes hesp op het papier werden gekwakt en gewogen. Ze floot tussen de spleten van haar tanden, staarde naar de wijzer van de weegschaal en zei dat het tweehonderdvijftig franken was. Ik had godverdegodver niet genoeg bij me en besefte met dichtgeknepen billen dat ik weer het zenuwcentrum van deze heksensabbat zou worden.

De volgende morgen stampten en loeiden de koeien onrustig in de stal. Kettingen rinkelden. Alfons en Maria werden er wakker van. Meestal was Victor als eerste op en voederde hij de beesten. Deze dag had niks goeds in het verschiet. Ze konden het bij het krieken al in hun oude, stijve lichamen voelen.

 Toen ik bij de lijkbaar ging staan zochten mijn ogen het gezicht van Victor. Het litteken was witter dan ooit en verdeelde zijn gezicht nog meer dan vroeger….en ik moest denken aan een tekening van een hofnar uit mijn ridderboek… Maar grootvader Victor was geen nar geweest. Met hem viel destijds niet te spotten, zoveel was zeker. In zijn jonge jaren was hij de beste soldaat van Elverdinge en ook nog eens de enige buitenwipper van café ’t Pompkot geweest. Vaders woorden.  

Het is heerlijk om dergelijke passages te lezen. Toch past bij dit boek ook een kritische kanttekening. Vantoortelboom rekt het geheel nogal lang uit. Daarmee verliest het verhaal soms wat vaart en spanning. Misschien komt dat ook omdat je als lezer op een gegeven moment wel aanvoelt in welke richting je het mysterie moet zoeken. Het had dus iets compacter en verrassender gemogen.

Bijzonder is dat dit boek niet eindigt met een voorspelling van voortdurende rampspoed voor de familie, maar met een optimistische vooruitblik. De jonge hoofdpersoon neemt zich voor, gesteund door de dorpspastoor, om zich niet te laten gijzelen door het familiedrama: Maar ik was er nú, op déze aardbol, in dít land, in dít dorp, en kijk ‘ns wat ik was: een schone, slimme rostekop met een lieve vriendin en een verbeelding zonder plafond…. Mijn echte geschiedenis begint morgen, en wat voor één!

Met deze eindtekst bezweert Vantoortelboom het noodlot en kan de lezer het boek met een glimlach dichtslaan. En bij gelegenheid een volgend boek van Jan Vantoortelboom kopen. Hij zit namelijk niet stil. Sinds zijn debuut heeft hij twee nieuwe boeken geschreven: Meester Mitraillette (2014; aangeprezen door het boekenkwartet van DWDD) en De man die haast had (2015).

Matthias Antonie

 

 

 

Vannacht logeert onze kleindochter bij ons. Er is een zusje of broertje op komst. Mijn zoon en schoondochter willen wat rust en ruimte om de bevalling goed op gang te laten komen. ‘s Ochtends vroeg belt mijn zoon met de mededeling dat alles voorspoedig verloopt. Het zal niet lang meer duren. Hij vraagt hoe het met zijn dochter is. Ze slaapt nog als een roos. Terwijl mijn vrouw met hem aan de lijn is, zit ik wat rond te snuffelen op mijn smartphone. Mijn blik blijft hangen bij een berichtje dat Bob Dylan, mijn muzikale held, vandaag 75 jaar wordt. Zo weet ik dat het een heel mooie dag kan gaan worden.

Twee uur later ben ik onderweg naar een bijeenkomst in Utrecht. Ik sta in een volle ochtendspitstrein op een lawaaierig tussenbalkon. Mijn zoon belt. Hij zegt: ‘Gefeliciteerd, je bent weer opa geworden!’, maar door de slechte verbinding en de herrie van de trein kan ik hem verder nauwelijks verstaan. De details ontgaan me. Is alles goed gegaan? Is het een jongen of een meisje? Een heel vervreemdende ervaring. Dan hoor ik door al het kabaal heen dat alles voorspoedig is gegaan, dat het een jongetje is, met twee prachtige voornamen. Een originele, eigenzinnige eerste voornaam en een tweede naam die hem verbindt met 150 jaar familiegeschiedenis. Dat raakt me. Het tussenbalkon staat vol met mensen, maar er is niemand om mijn emoties mee te delen. Ik slik de brok in mijn keel weg en kijk naar buiten. In de verte zie ik de Domtoren. Ook weer zo symbolisch. Mijn hele familie (ouders, grootouders en overgrootouders) komt uit Utrecht; mijn zoon woont sinds een paar jaar ook in Utrecht en nu dus ook deze nieuwe generatie.

De verleiding is groot om niet te gaan vergaderen, maar meteen op kraamvisite te gaan. Maar dat zou iets te snel zijn. We worden uitgenodigd om later die dag onze kleinzoon te komen bewonderen. Hij is prachtig en wat zijn onze zoon en schoondochter gelukkig. Onze kleindochter hobbelt vrolijk door de kamer.

Die avond kom ik thuis weer het bericht tegen dat Bob Dylan vandaag 75 jaar is geworden. Gevoed door de emoties van de dag schiet me zijn lied Forever Young te binnen. Een prachtig lied dat hij schreef voor zijn zoon Jesse. Het staat op zijn album Planet Waves (1974) in twee versies: in verstilde vorm en in een rock-uitvoering. Mijn kleinzoon hoeft niet eeuwig jong te blijven en ik ben niet gelovig, maar verder wens ik hem en zijn ouders alles toe wat in dit lied staat:

May God bless and keep you always
May your wishes all come true
May you always do for others
And let others do for you
May you build a ladder to the stars
And climb on every rung
May you stay forever young
Forever young, forever young
May you stay forever young

May you grow up to be righteous
May you grow up to be true
May you always know the truth
And see the lights surrounding you
May you always be courageous
Stand upright and be strong
May you stay forever young
Forever young, forever young
May you stay forever young

May your hands always be busy
May your feet always be swift
May you have a strong foundation
When the winds of changes shift
May your heart always be joyful
May your song always be sung
May you stay forever young
Forever young, forever young
May you stay forever young

Gastdocent in Litouwen

Dankzij een Erasmus-samenwerkingsverband van mijn hogeschool met een zuster-instelling in Litouwen, mag ik een paar dagen naar Vilnius, de hoofdstad van Litouwen, om daar enkele gastcolleges te verzorgen.

Litouwen is de zuidelijkste van de drie Baltische staten, grofweg gelegen langs de oostkust van de Oostzee; ingeklemd tussen Rusland, Wit-Rusland en Polen. Voor ons een verre uithoek van Europa, maar er zijn mensen die claimen dat het exacte geografische middelpunt van Europa zich in Litouwen bevindt.[1]  Litouwen is zowel gezien het aantal inwoners (3, 5 miljoen) als qua oppervlakte een klein land. Eén op de zes Litouwers woont in Vilnius, een levendige, relatief moderne stad met een aantrekkelijk oud centrum. Je vindt hier geen wereldberoemde monumenten, maar voor een paar dagen is er voldoende te doen en te zien. Mooie kerken, schilderachtige straatjes, interessante musea, een oude burcht, etc. De stad is moeilijk te plaatsen. Je zou een mix van Scandinavisch en Oost-Europees verwachten, maar dat is het niet echt. Het heeft een heel eigen sfeer die zich moeilijk laat beschrijven. Door de kleding, auto’s en winkels doet het eerder westers dan Oostblok-achtig aan. Er moet sinds de val van de Muur en de Litouwse onafhankelijkheid veel veranderd zijn. Hoe zou het er hier 50 of 100 jaar geleden hebben uitgezien? Opvallend zijn de vele trolleybussen in het straatbeeld. En er is overal graffiti. Naast compleet nieuwe huizen zie je oude bouwvallen staan en het plaveisel heeft nogal wat gaten en hobbels. Veel huizenblokken hebben een binnenplaats met ruimte voor tuinen of geparkeerde auto’s.

DSC05499

DSC05506

DSC05476

 

 

 

 

 

 

 

 

De mensen zijn behulpzaam en bescheiden. Het voelt volledig veilig op straat. De mensen die ik heb gesproken zijn trots op de eigenheid van de Litouwse taal en cultuur (Litouws is geen Russisch dialect, maar een geheel zelfstandige taal met een eigen alfabet. En volslagen onbegrijpelijk). De geschiedenis van Litouwen is getekend door vele eeuwen van vreemde overheersing. Meest recentelijk de inlijving door de Sovjet-Unie vanaf de Tweede Wereldoorlog (met een onderbreking van een paar jaar door de nazi-bezetting). Het genocide-museum laat op indrukwekkende wijze zien tot welke uitwassen eerst de Duitse en later de Sovjet-overheersing heeft geleid.

DSC05565

Tekst op de muur van het “Genocide Museum’

De meeste Litouwers zijn blij dat die tijd achter de rug is en dat Litouwen sinds de val van de muur onafhankelijk is. Men kijkt dan ook met argusogen naar de huidige politiek van Poetin. “Na de Krim kunnen wij het volgende slachtoffer zijn”, wordt mij met grote zorg gezegd. Je bespeurt in dit land om die reden dan ook meer enthousiasme voor het EU- en NAVO-lidmaatschap dan in de meeste West-Europese landen.

Vilnius heeft twee grote universiteiten. De stadsuniversiteit en de Technische Universiteit (Vilnius Gediminas Technical University; onze zuster-instelling). De meeste faculteiten van beide universiteiten bevinden zich een kleine tien kilometer ten noordoosten van het stadscentrum in een bosrijke omgeving. Het doet een beetje denken aan de campus van de Universiteit Twente.

DSC05550

DSC05555

 

 

 

 

 

 

Tussen de bomen staan diverse oudere en nieuwe gebouwen. De meeste zijn zes, zeven verdiepingen hoog. In de oude panden zie je nog granieten trapportalen, geschilderde portretten van vroegere hoogwaardigheidsbekleders en krijtjesborden. De nieuwe zien er up-to-date en 21e eeuws uit. Op deze campus zijn ook de ‘dormatories’ voor de studenten en tal van voorzieningen, zoals sporthallen, cafetaria’s en bibliotheken.

De colleges zijn op verschillende dagen, in verschillende gebouwen en voor verschillende groepen. Het is dus even puzzelen om op het juiste moment op de juiste plek te zijn. De onderwerpen zijn ook uiteenlopend. Ik had vooraf een aantal suggesties doorgegeven en men vond al de aangereikte thema’s interessant: van Reputatiemanagement en kanttekeningen bij Kennis-Houding-Gedrag tot een toelichting op mijn promotie-onderzoek naar EU-berichtgeving in Europese dagbladen. De studenten komen vrolijk pratend en op hun mobieltjes turend binnenlopen. Qua kleding hadden het ook Nederlandse studenten kunnen zijn. Ze zijn nieuwsgierig omdat er iemand uit een ver land voor de klas staat. Er wordt beleefd geluisterd, voorzichtig gelachen en wat terughoudend gereageerd op vragen. Je vraagt je daardoor af of en in hoeverre het college doel heeft getroffen. Maar gelukkig is er elke keer na afloop, tijdens een informeel nagesprek, wat meer persoonlijk contact en blijkt men zeer geïnteresseerd. Een groep vraagt zelfs of ik nog wat meer wil vertellen als het formele college voorbij is. Dat maak je in Nederland niet vaak mee.

Buiten de colleges om is er nog voldoende tijd voor sightseeing en afspraken met Litouwse collega’s. Ik heb vooral contact met een vice-decaan van de faculteit Creative Industries (hij staat in het midden van de fotocollage bovenaan). Hij heeft het programma voor me uitgestippeld en maakt me wegwijs. Een jonge, energieke man die me een avond uitnodigt voor een traditioneel Litouws gerecht. Geen haute cuisine, maar een stevig maal met haring, bieten, aardappelen en een soort spekpannenkoekjes. Op de laatste avond word ik uitgenodigd voor een barbecue die is georganiseerd door een studentenvereniging. Gelukkig is dit bij een faculteitsgebouw in het oude centrum, zodat ik niet weer de rit naar de campus in het bos hoef te maken.

DSC05594

Tijdens de barbecue krijg ik de kans om met nog wat Litouwse collega’s te spreken. De sfeer is vriendelijk en informeel. We praten over curriculumvernieuwing, didactische werkvormen, samenwerking tussen studierichtingen, internationalisering en de rol van het internet in het onderwijs. Interessant om te ervaren dat we met vergelijkbare problemen en uitdagingen te maken hebben. Maar er komen ook luchtiger onderwerpen voorbij, zoals het songfestival en de populariteit van Facebook. Van tijd tot tijd word ik begroet door studenten die ik bij de colleges heb ontmoet.

Dan valt me opeens iets bijzonders op: er wordt geen alcohol geschonken en gedronken. In Nederland zou er op een studentenfeest non-stop bier getapt worden, maar hier zijn alleen flesjes water en blikjes cola verkrijgbaar. Als ik aan een van de Litouwse docenten vraag waarom er geen alcohol wordt geschonken zegt hij: ‘we can also have parties without alcohol, and this way we don’t get any problems’. Een verfrissende reactie. Rond negen uur haken de meeste docenten af en ga ik ook terug naar mijn hotel.

De volgende ochtend vertrek ik vroeg naar de luchthaven voor mijn terugreis. Veel bijzondere ervaringen rijker.

 

[1] https://nl.wikipedia.org/wiki/Geografisch_middelpunt_van_Europa

 

9 mei: reden voor feest in Europa?

9 Mei is een bijzondere dag in Europa.

 

 

 

 

Voor Russen is 9 mei een belangrijke feestdag. Zij herdenken de overwinning op nazi-Duitsland. Op 8 mei 1945 om middernacht tekenden vertegenwoordigers van het nazi-regime hun overgave. Omdat het toen in Moskou al 1  uur ’s nachts was, werd 9 mei uitgeroepen tot Dag van de Overwinning. Van de televisie kennen we de beelden van de grote overwinningsparade op het Rode Plein waarbij jaarlijks met groot militair vertoon de heldendaden worden herdacht en de macht van (eerst) de Sovjet-Unie en (later) de Russische Republiek wordt getoond.

9 mei 2015 parade Moskou

 

In West-Europa willen we nog weleens vergeten welke offers de Russen in die oorlogsjaren hebben gebracht en hoe belangrijk hun bijdrage was aan het definitief verslaan van Hitler. Voor de Russen moet het bijzonder zijn geweest dat zij tot twee keer toe een grote westerse mogendheid het hoofd wisten te bieden. Eerst Napoleon en daarna Hitler. Daar mogen land en bevolking heel trots op zijn. Natuurlijk is er ook een donkere schaduwkant. De leiders van de Sovjet-Unie grepen deze overwinning aan om de grootsheid van hun communistische systeem te etaleren en hun territoriale vleugels in Oost-Europa uit te slaan. De bevrijding werd een bezetting. Oost-Europa kwam onder Sovjet gezag te staan. Overal werd elke vorm van kritiek en verzet hardhandig de kop ingedrukt. Dat veranderde pas met de val van de Muur in 1989. Zo bezien is 9 mei in Oost-Europa een feestdag met een zwarte rand.

 

Voor de Europese Unie is 9 mei de Dag van Europa. De EU kent officieel vier symbolen (en de Euro als vijfde, niet-officiële):

–          de blauwe vlag met de twaalf sterren

–          het motto ‘in verscheidenheid verenigd’

–          de hymne (uit de negende symphonie van Beethoven; ‘Alle Menschen werden Brüder’)

–          de Dag van Europa (9 mei)

EU symbols_nl

http://europa.eu/publications/slide-presentations/index_nl.htm

Er is voor deze datum gekozen omdat op 9 mei 1950 de toenmalige Franse minister van Buitenlandse Zaken een belangrijke persverklaring aflegde. Het was de vooraankondiging van de vorming van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS), één van de voorloper van de Europese Unie.

In de Verklaring van 9 mei 1950 staat:

‘De wereldvrede kan alleen worden beschermd door een krachtsontplooiing die evenredig is aan de gevaren die haar bedreigen.’ ‘Door de gezamenlijke productie van de oorlogsindustrieën onder gezag te plaatsen van een nieuwe Hoge Autoriteit, wier beslissingen bindend zijn voor Frankrijk, Duitsland en de andere landen die zich aansluiten, legt dit voorstel de eerste concrete fundamenten voor een Europese federatie, die onontbeerlijk is voor het handhaven van de vrede.’ (Bron: https://www.europa-nu.nl/id/vhkfc9n88ty2/9_mei_dag_van_europa )

In dit opzicht kan 9 mei 1950 beschouwd worden als de geboortedatum van het Europese samenwerkingsproject dat uiteindelijk heeft geleid tot de EU zoals we die nu kennen. Er zullen niet veel mensen zijn die deze dag als zodanig kennen en vieren. Geen parades en festivals in Brussel en Straatsburg. Geen vlagvertoon en volksfeesten in de hoofdsteden van de lidstaten. Ondanks de invloed en betekenis van de EU op het leven van honderden miljoenen Europeanen, is 9 mei voor de gemiddelde Europeaan een onbekende feestdag.

 

De verbinding tussen beide 9 mei vieringen is de Tweede Wereldoorlog. Voor de Russen de overwinning op de nazi’s. Voor Schuman en de zijnen het einde van de strijd tussen Duitsland en Frankrijk.

Zou het niet mooi zijn als er in de toekomst een gemeenschappelijke, betekenisvolle 9 mei viering in Europa zou komen. Van Oeral tot Ierland en van Lapland tot Lampedusa. Niet met de schaduwkant van bezetting of overheersing waar Oost-Europa onder geleden heeft en vrij van de euroscepsis die er nu in West- en Midden Europa rondwaart. Maar een feestdag waarop alle Europese landen en bevolkingen vieren dat ze elkaars grenzen en eigenheid respecteren, dat onderlinge problemen niet met wapens worden uitgevochten en dat gezamenlijke uitdagingen in goed overleg en naar vermogen worden opgepakt. Dat lijkt mij een prachtige feestdag waarvoor ik graag de straat op zou gaan.

 

Mijn houvast-huis

“En nu ben ik na jaren via Willink en Hopper weer in Velp beland”

 

Mijn geboortehuis is verdwenen. Ik deed deze ontdekking een paar weken geleden toen ik de streek bezocht waar in ben opgegroeid: Velp-Dieren-Zutphen. In woon al 40 jaar in de Randstad en kom slechts af en toe in het mooie gebied tussen Veluwe en IJssel. De laatste keer zal een jaar of vier geleden zijn geweest. En nu stond ik wat beduusd te kijken naar een groot nieuw pand dat was neergezet op de plek waar ik de eerste anderhalf jaar van mijn leven heb doorgebracht.

De drang om naar mijn geboortehuis in Velp te gaan was opgekomen toen ik eerder die dag het Museum Arnhem had bezocht. Dit museum is gelegen in een parkachtig omgeving en biedt een prachtig uitzicht over de Rijn. De topstukken van de vaste collectie (“moderne en hedendaagse kunst… met als rode draad: realisme”) hangen in een paar ruimtes dicht op elkaar aan grote wandrekken. Een fraaie collage van 20e eeuwse Nederlandse schilders: Toorop, Ket, Sluijters, Koch. Ik werd het meest getroffen door Het gele huis van Carel Willink. En dat terwijl ik niet specifiek een liefhebber van zijn magisch realisme ben. Ik kende het schilderij van reproducties en foto’s, maar nu ik oog in oog met dit werk stond, merkte ik dat het iets met me deed. Maar ik wist niet precies wat. De titel deed me onmiddellijk denken aan het andere bekende schilderij met een geel huis: dat van van Gogh. Jaren geleden heb ik het originele huis in Arles gezien en gefotografeerd. Ook Willink schilderde bestaande gebouwen. In de jaren ’30 liet hij zich graag inspireren door de monumentale panden die hij in Amsterdam-Zuid tegenkwam. Het gebouw dat model stond voor Het gele huis is nog steeds te zien. Liefhebbers kunnen terecht op het volgende adres: Vossiusstraat 52-53. Er is nu een hotel in gevestigd.

img_2736

Waar Willink zich liet inspireren door de realiteit en daar een eigen magische laag aan toevoegde, lieten andere kunstenaars zich weer inspireren door Willink’s werk. In 1939 schreef Bordewijk een verhaal gebaseerd op Het gele huis. H.J. Smeding schreef daarop ook een verhaal, omdat hij juist iets anders in het schilderij zag. En zo volgden er, als bij een estafette, nog acht schrijvers (o.a. Anna Blaman, Jef Last, Gerard Walschap); ieder met een eigen verhaal over Het gele huis. Deze tien verhalen zijn gebundeld onder de titel Het gele huis te huur. Prachtig om te lezen hoe één schilderij tot tien geheel verschillende verhalen kan leiden.

Het schilderij van Willink deed me ook denken aan Edward Hopper. Joost Zwagerman wijdt in het vlak na zijn zelfmoord verschenen boek De stilte van het licht een heel hoofdstuk aan Hopper. Ook Hopper schilderde huizen, maar dan niet ‘arcadisch en magisch’, maar als ‘je reinste suspense’. Fantasiehuizen in de dubbele betekenis van het woord. Geen exacte kopie van een bestaand huis, maar mysterieus en aansprekend. Zwagerman illustreert dat door te vertellen dat Alfred Hitchcock het schilderij House by the railroad van Hopper als model gebruikte voor het huis in de film Psycho.

hopper.railroad

House by the railroad Edward Hopper

Het huis van Hopper en Hitchcock blijft tot de verbeelding spreken. Een artiest heeft onlangs een kopie van dit huis op het dak van het Metropolitan Museum van New York geplaatst: http://www.geek.com/news/the-house-from-psycho-is-on-a-new-york-city-roof-now-1652813/

Terwijl ik zo stond te mijmeren over Willink en Hopper en hun fascinerende huizen, hoorde ik dat het museum ging sluiten. Ik merkte dat ik zin had om naar mijn geboortehuis te gaan. Ik was er al jaren niet geweest en Velp was niet ver weg. Bovendien had ik nog een uurtje de tijd voordat ik naar mijn diner-afspraak toe moest.

Mijn ouders huurden in de tweede helft van de jaren ’50 een deel van de benedenverdieping in een grote stadsvilla. Het was er donker en vochtig, vertelde mijn moeder me later. Ik heb geen herinneringen aan mijn geboortehuis. We verhuisden van Velp naar het nabijgelegen Dieren toen ik nog geen twee jaar oud was. Ik heb ook geen foto van het huis. In mijn kinderalbum is slechts één foto waarop ik voor het huis in een trapauto zit.

 

De fotograaf (waarschijnlijk mijn vader) moet mijn zijn rug naar het huis hebben gestaan, want op de achtergrond op de foto is de overkant van de straat te zien met een mooi groot huis recht tegenover het onze. Dat is mijn houvast-huis.

Ik ben dat huis zo gaan noemen toen ik halverwege de jaren ’90 voor het eerst als volwassene terugkeerde naar Velp. Ik was samen met mijn oudste zoon op stap. Hij was brugpieper en ik nam hem een dagje mee naar Gelderland om hem de plekken van mijn jeugd te laten zien en over mijn jonge jaren te vertellen. Als je zelf kinderen hebt, neemt op een bepaalde manier ook weer de belangstelling voor je eigen jeugdervaringen toe. Mijn ouders leefden niet meer en ik woonde al jaren met mijn gezin in de Randstad, om de hoek bij mijn schoonouders. De biotoop van mijn gezin was die van mijn vrouw en haar familie. Ik had me daarom voorgenomen met elk kind een keer naar mijn geboortestreek te gaan.

Tijdens die eerste ‘roots’-reis met mijn oudste zoon had ik moeite om mijn geboortehuis te vinden. Ik had mijn foto-album voor de zekerheid meegenomen. Op het vergeelde geboortekaartje stond het adres: Arnhemsestraatweg 7a. Na enig zoeken vond ik een groot gebouw met allerlei erkers en uitbouwen. Er stond een bord van een zorginstelling in de voortuin met daarop de nummers 5 en 7. Maar welk deel is nu nummer 7? Ik liep iets door en zag rechts van het pand een oprit naar het naburige huis met daarop het huisnummer 9. De rechterhelft van de zorginstelling moest dus nummer 7 zijn. Ik liep een klein stukje terug en ging nu recht voor het rechter deel staan. “Dit is mijn geboortehuis”, zei ik wat aarzelend tegen mijn zoon. “Ergens op de benedenverdieping ben ik geboren”. Ik wilde mijn zoon graag laten delen in een gevoel van triomf, maar ik voelde dat ik zelf de overtuiging miste. Ik pakte het foto-album uit mijn tas en zocht de trapauto-foto. We liepen samen het pad op naar mijn geboortehuis en draaiden ons halverwege om. Mijn zoon wees naar de overkant en zei: ”Kijk papa, dat huis aan de overkant staat er nog steeds. Dit is dus echt je geboortehuis.” Hij dirigeerde mij naar de plek waar ik als dreumes in de trapauto had gezeten en bevestigde het beeld. Pas nu voelde ik me gerustgesteld en blij. Ik had mijn geboortehuis gevonden, dankzij het huis aan de overkant. Toen ik later met mijn andere kinderen hetzelfde Gelderland-reisje maakte, liet ik hun ook steeds de trapauto-foto zien en wees ik hen op het huis aan de overkant; het houvast-huis.

En nu ben ik na jaren via Willink en Hopper weer in Velp beland. Routinematig rij ik naar de parkeerplaats om de hoek van de Arnhemsestraatweg. Ik stap uit en leg trefzeker de vijftig meter naar mijn geboortehuis af. Tot mijn grote verbazing is het complete pand verdwenen. Op de plek van nummer 5 en 7 is een modern, zakelijk gebouw neergezet, zo mogelijk nog groter dan de statige dubbele stadsvilla waar ooit, in een donkere benedenkamer, mijn wieg heeft gestaan.

DSC05303

Ik ben even gedesoriënteerd, maar als ik me omdraai zie ik tot mijn opluchting dat het uitzicht van toen niet is veranderd: het huis aan de overkant staat er nog. Meer dan ooit voel ik dat mijn houvast-huis meer betekenis heeft dan mijn geboortehuis: magisch realisme.

DSC05306

Mijn houvast-huis

 

P.S. (oktober 2016)

Dankzij een attente en welwillende reactie van dhr. van der Hoeven op mijn blog kreeg ik interessante informatie over mijn geboortehuis te horen. Hij stuurde me aansluitend het juni-nummer van het blad Ambt & Heerlijkheid met een artikel gewijd aan de historie van mijn geboortehuis dat Villa Paviljoen bleek te hebben geheten

villa-paviljoen-velp

Villa Pavillon of Paviljoen te Velp

Het Oekraïne-referendum deugt niet

 

“Na 6 april zullen er alleen maar verliezers zijn”

 

 

Wij mogen in Nederland op 6 april a.s. Ja of Nee zeggen tegen het associatieverdrag van de EU met Oekraïne. Dat lijkt aantrekkelijk. Een referendum maakt de tongen los en vraagt om een simpel Ja of Nee. Een tovermiddel om media, politiek en publiek op te zwepen; een soort The Voice of Holland. Een referendum is democratisch bovendien: de burger mag zich direct uitspreken en de meeste stemmen gelden. Maar is het wel zo’n ideaal middel? En past het wel in de internationale context van de EU? Laten we een paar zaken op een rij zetten.

Een referendum is een referendum zou je denken, maar bij nadere bestudering vallen toch ook verschillen op.

De recente Zwitserse referenda (over het uitzetten van allochtone criminelen en over de bouw van een tweede Gotthardtunnel) zijn besluitvormend en hebben niet direct betrekking op andere landen. Natuurlijk zullen bij het uitzetten van criminelen andere landen betrokken zijn en leidt ook de nieuwe Gotthardtunnel tot een betere verbinding met Italië, maar verder blijft het een Zwitsers onderonsje. Er worden voors en tegens gewogen en het volk mag de knoop doorhakken. En die keuze wordt uitgevoerd.

Het referendum-initiatief van de Britse premier David Cameron is van een andere orde. Hij heeft met zijn collega-regeringsleiders in Brussel onderhandeld over nieuwe voorwaarden waaronder het Verenigd Koninkrijk lid kan blijven van de EU en hij legt de uitkomst van deze afspraak binnenkort voor aan het Britse volk. Een eventuele Brexit heeft natuurlijk gevolgen voor alle overige EU-lidstaten, maar al deze landen kunnen alleen maar toekijken wat de Britse kiezer op 23 juni a.s. gaat beslissen. Dat is een minpunt.  Maar daar staat tegenover dat het natuurlijk niet vreemd of ongepast is als de inwoners van een land zich een keer duidelijk mogen uitspreken over de wenselijkheid van een lidmaatschap van een internationale organisatie.

Weer anders is het Oekraïne-referendum in Nederland. Deze volksraadpleging stelt een besluit ter discussie dat al eerder in EU-verband door alle EU-lidstaten in gezamenlijkheid is genomen. Het referendum wordt hier gehanteerd als een soort noodrem om een genomen besluit mogelijk terug te draaien.

IMG_1554

Flyerende Oekraïense student in de trein

De genoemde voorbeelden laten zien dat er referenda zijn in soorten en maten: over nationale en over internationale kwesties; en referenda voorafgaand aan besluitvorming of achteraf (correctief). Het is het karakter van het referendum dat bepaalt of de inzet van dit politieke instrument meer of minder zinvol is. Hoe meer nationaal (dus zonder afhankelijk te zijn van internationale afspraken) hoe zuiverder. En liever vooraf en bindend (dan doet je stem er echt toe), dan achteraf en raadgevend (dan weet je niet wat er met je stem gaat gebeuren).

      Tabel: vier typen referenda

Nationaal thema

Internationaal thema

Vooraf/bindend

A

B
Achteraf/raadgevend C

D

 

Zo bezien behoort het referendum over het associatieverdrag met Oekraïne tot de meest ongelukkige categorie. Het is een volksraadpleging achteraf waarbij internationale partners betrokken zijn. De deal is al gesloten, alle regeringen en parlementen binnen de EU hebben al Ja gezegd. Maar toch gaat Nederland, als enige EU-lidstaat, zich hierover uitspreken via een referendum. Dat lijkt op nationaal niveau democratisch, maar het pakt op Europees niveau juist ondemocratisch uit, omdat het de reguliere besluitvorming in 28 landen onderuit kan halen. De initiatiefnemers van dit referendum willen dus eigenlijk onder een al gemaakte afspraak uit zien te komen. Dit is niet netjes ten opzichte van onze 27 EU-partners en niet netjes ten opzichte van Oekraïne.

Oekraine

En dan is er nog het associatieverdrag zelf. Een dik pakket afspraken, waarvan belangrijke onderdelen (met name de handelsbepalingen) onder de bevoegdheid vallen die lidstaten aan de EU hebben overgeheveld en dus niet ter discussie gesteld kunnen worden. Maar los daarvan is niet duidelijk waarom mensen Ja of Nee zullen zeggen. Stemmen mensen Nee omdat ze het met een enkele  passage niet eens zijn? Of wordt het Nee als men vindt dat we in principe niet met Oekraïne verdragen moeten sluiten? Of zeggen mensen Ja omdat ze Poetin niet vertrouwen? Wie het weet, mag het zeggen. Ten slotte is er de hamvraag wat er met de uitslag gaat gebeuren. Voor een geldige uitslag moet er een opkomst zijn van minstens 30%.Wat nu als de opkomst 29% is, maar de uitslag is overduidelijk NEE; en wat als de opkomst 31% is en JA en NEE houden elkaar in balans? Wederom: wie het weet, mag het zeggen. Op de website van de Rijksoverheid staat de volgende passage: “Stemt een geldige meerderheid tegen het akkoord? Dan zal het kabinet beslissen of het de uitslag gaat overnemen. De inhoud van het maatschappelijk debat over het akkoord zal daarbij een belangrijke rol spelen.”[1] Hoe wil men dat wegen? Onduidelijkheid troef!  Als je niet duidelijk en zuiver kunt bepalen waar men Ja/Nee tegen zegt, is de uitslag van het referendum bij voorbaat weinigzeggend. En als bovendien niet duidelijk is wat er met de uitslag gaat gebeuren, ben je nog verder van huis. Dat alles zien we bij uitstek bij het referendum in Nederland over het associatieverdrag met Oekraïne. Een hoogst ongelukkige en ondeugdelijke volksraadpleging waarmee niemand iets opschiet, ongeacht de uitslag. Na 6 april zullen er alleen maar verliezers zijn.

 

Wat dan wel?

Je mag toch hopen dat er over een maand niet weer zo’n initiatief ontstaat. Een referendum over TTIP, over Schengen, over Poolse loodgieters, over CO2-uitstoot. Als we ons druk maken over deze zaken (en dat is prima!), moeten we dat niet pas na afloop doen als er al afspraken zijn gemaakt. Dan moeten we alert zijn tijdens het proces van onderhandeling en besluitvorming. Maar haast niemand neemt daar de tijd en de moeite voor. Media, publiek en veel politici laten het massaal afweten. Er wordt bezuinigd op Brusselse redacties, Tweede Kamerleden hobbelen achter de feiten aan en de gemiddelde Nederlander heeft geen idee wat er speelt.

Daar zit de kern van het probleem. We moeten wat mij betreft geen paardenmiddel of breekijzer zoals het correctief referendum gebruiken, maar initiatieven nemen voor een veelzijdig debat over Europese samenwerking. Pas door de euro-crisis en het vluchtelingenvraagstuk lijken we te hebben ontdekt dat de EU heel belangrijk is. Dat grote belang moet zich vertalen naar royale media-aandacht, hoge maatschappelijke betrokkenheid en uitgesproken politieke stellingnames. Dat klinkt hoogdravend en veelgevraagd, maar het is nodig om een volwassen openbaar debat over de agenda van de Europese Unie en over de plus- en minpunten van Europese samenwerking te kunnen voeren. We zullen in Nederland en in Europa moeten bepalen onder welke condities en in welke mate we het proces van Europese samenwerking willen vormgeven. Simpele Ja/Nee-vragen doen geen recht aan de veelzijdigheid en veelkleurigheid van die discussie. Sterker nog, het zou zonde zijn om dat broodnodige debat te smoren met een bot instrument als het correctief referendum.

 

[1] https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/associatieakkoord-oekraine/inhoud/oekraine-referendum

 

Judas, de regisseur van Pasen

 “…zonder Judas geen kruisiging en zonder kruisiging geen christelijk geloof…”

Het is Pasen. De tijd van paaseitjes, lammetjes in de wei en voorjaar. Maar Pasen is ook het belangrijkste christelijke feest met Jezus, Judas en Pilatus als hoofdrolspelers. Jezus wordt verraden door Judas en ter dood veroordeeld door Pilatus. Na drie dagen staat Jezus op uit de dood. Die opstanding vormt de kern van het christelijke geloof en maakt Pasen het cruciale feest voor christenen. Als we dat al een beetje vergeten waren, frist The Passion van de EO ons steeds-minder-bijbelvaste geheugen weer op. En voor de meer klassiek georiënteerden is er natuurlijk de Mattheüs Passion.

In het christelijke milieu waarin ik opgroeide vertegenwoordigde Jezus het goede. Jezus als lichtend voorbeeld: hij gaf aan hoe je je leven moest inrichten. De trefwoorden die daarbij hoorden waren naastenliefde, vroomheid, trouw. Tegenover Jezus stond Judas, één van zijn twaalf volgers, die hem verraadde door hem aan te geven in ruil voor 30 zilverlingen.

14Toen ging één van de twaalven, genaamd Judas Iskariot, naar de overpriesters, 15en hij zeide: Wat wilt gij mij geven? Dan zal ik Hem u overleveren. 16En zij stelden hem dertig zilverlingen ter hand. En van toen af zocht hij een goede gelegenheid om Hem over te leveren.

47En terwijl Hij nog sprak, zie, daar was Judas, één van de twaalven, en met hem een grote schare met zwaarden en stokken, gezonden vanwege de overpriesters en oudsten des volks. 48En die Hem overleverde had hun een teken gegeven, zeggende: Die ik zal kussen, die is het; grijpt Hem. 49En terstond trad hij op Jezus toe en zeide: Wees gegroet, Rabbi, en hij kuste Hem.50Maar Jezus zeide tot hem: Vriend, waartoe zijt gij hier? Toen traden zij toe, sloegen de handen aan Jezus en grepen Hem. (Mattheus, 26)

Jezus werd opgepakt om vervolgens te worden gekruisigd; Judas kreeg berouw en pleegde zelfmoord.

Dit bekende verhaal uit het Nieuwe Testament is diep verankerd in het collectieve geheugen van de christelijke wereld: Jezus, de verlosser en Judas, de verrader. Een eendimensionaal beeld van goed en fout. De literatuur en de beeldende kunst hebben deze beeldvorming versterkt. Dante geeft in zijn Divina Commedia Judas een plaats in de hel. Op het beroemde Laatste Avondmaal van Leonardo da Vinci is de Judas-figuur een grimmige man met een donker gelaat die krampachtig zijn buidel met bloedgeld vasthoudt.

Laatste Avondmaal Da Vinci

Laatste Avondmaal van Leonardo da Vinci

Ook grootheden als Giotto, Caravaggio, Rembrandt en van Dijck hebben het verraad van Judas geschilderd en vereeuwigd. De figuur Judas heeft bijgedragen aan eeuwenlang antisemitisme, doordat men de Joden als moordenaars van Jezus aanwees. Het woord ‘jood’ is afgeleid van het woord Juda. En Judas was een man uit de streek Judea; uit de stam van Juda. Dit antisemitische geluid werd  breed gedragen in het christelijke Europa, ook al klonken er tegengeluiden, zoals in het bekende gedicht ‘Hij droeg onze smerten’ van Jacob Revius uit de 17e eeuw:

’t En zijn de Joden niet, Heer Jesu, die u kruisten, 
noch die verradelijk u togen voor ’t gericht,
noch die versmadelijk u spogen in ’t gezicht,
noch die u knevelden, en stieten u vol puisten,

’t en zijn de krijgslui niet die met haar felle vuisten
den rietstok hebben of den hamer opgelicht,
of het vervloekte hout op Golgotha gesticht,
of over uwen rok t’saam dobbelden en tuisten :

ik ben ’t, o Heer, ik ben ’t die u dit heb gedaan,
ik ben de zware boom die u had overlaân,
ik ben de taaie streng daarmee gij gingt gebonden,
de nagel en de speer, de gesel die u sloeg,
de bloedbedropen kroon die uwe schedel droeg :
want dit is al geschied, eilaas ! om mijne zonden.

Ook in de huidige tijd komen we de Judas-figuur tegen. Bob Dylan, zelf ooit voor ’Judas’ uitgemaakt toen hij zijn folk-gitaar inruilde voor een elekrische, wijdde in zijn bekende lied With God on our Side een couplet aan Judas:

In a many dark hour
I’ve been thinkin’ about this
That Jesus Christ
Was betrayed by a kiss
But I can’t think for you
You’ll have to decide
Whether Judas Iscariot
Had God on his side.

Judas Amos OzEn sinds vorig jaar is er het boek Judas van Amos Oz. Deze Israëlische schrijver, van wie ik eerder met heel veel plezier en belangstelling het boek Een verhaal van liefde en duisternis las, beschrijft de bijzondere ervaringen van een uitgerangeerde student in het Jeruzalem van 1959. Deze Sjmoeël, worstelend met een scriptie over de rol van Judas, raakt in korte tijd zijn vriendin en de financiële steun van zijn ouders kwijt. Hij wordt gedwongen zijn studie te staken en accepteert een baantje bij een hulpbehoevende oude man en diens schoondochter in ruil voor kost en inwoning. Vanuit dit uitgangspunt vlecht Oz op fraaie wijze een paar verhaallijnen door elkaar met als hoofdingrediënten: de verhoudingen tussen de hoofdpersonages in het boek, het conflict tussen de Joden en de Arabieren en de verschillende visies op de figuur van Judas. In al die verhaallijnen gaat hem om de keuzes die mensen maken en de wijze waarop die keuzes worden gewaardeerd: als verraad of als heldendaad.

De hoofdpersonen uit het boek hebben allemaal een dierbare verloren in de strijd rondom de vorming van de staat Israël. De opa van Sjmoeël werkte voor het Britse gezag en werd door de Joodse ondergrondse vermoord omdat ze hem een verrader vonden. De hulpbehoevende oudere man Gersjom Wald verloor zijn zoon Micha in de strijd tegen de Arabieren. Zijn schoondochter en medebewoonster Atalja is de weduwe van Micha en de dochter van Sjealtiël Abarbanel. Deze man was bevriend met de Arabieren en verzette zich tegen de vorming van een Joodse staat. Hij was door die goede contacten onder de indruk geraakt van de Arabische vrees voor de vestiging van een Joodse staat die zou uitgroeien tot een expansionistisch, westers georiënteerd bolwerk. Daarom pleitte Abarbanel voor een open en welwillende houding tegenover de Arabieren en voor samenwerking. Door die stellingname werd Abarbanel in zionistische kringen uitgemaakt voor verrader en uit het bestuur van de Zionistische Wereldorganisatie en de Jewish Agency gegooid. Verbitterd trok Abarbanel zich terug in zijn huis waar ook Micha en Atalja na hun huwelijk kwamen wonen. Diezelfde Abarbanel nodigde Gersjom Wald ook uit om in dat huis zijn intrek te nemen (p. 261). Gesjom aanvaardde de uitnodiging, ook al deelde hij niet diens visie over het samengaan van Joden en Arabieren. De twee mannen slaagden er tot de dood van Abarbanel niet in om tot een goed gesprek te komen: de afstand was te groot (p. 261).

Oz verbindt de lotgevallen van deze hoofdpersonen direct met de strijd rondom de stichting van de staat Israël. Het huis staat in die zin symbool voor de staat Israël. De inwoners vertegenwoordigen de uiteenlopende visies ten aanzien van de vorming en de inrichting van de staat. De strijd om de staat Israël is niet alleen een gevecht van woorden en visies, maar ook een fysieke strijd op leven en dood. Iedere hoofdpersoon heeft een naaste verloren. Een harde strijd met slachtoffers, helden en verraders. Het lukt niet om tot een gezond, gezamenlijk huishouden te komen. De meningen lopen te ver uiteen, de persoonlijke trauma’s zijn te groot. Dit laatste blijkt ook uit de enkele romantische contacten tussen Sjmoeël en de oudere Atalja[1]. Zij is al te veel beschadigd om zich te kunnen binden.

Amos Oz geeft het thema verraad een extra dimensie door naast de hoofdpersonen en de historische context van Israël halverwege de twintigste eeuw nog een derde laag aan te brengen: de studie van Sjmoeël naar de rol van Judas. Meerdere verwijzingen naar onderzoeksteksten van Sjmoeël en zijn gesprekken hierover met Gersjom Wald geven nog meer diepgang aan dit boek. De meningsverschillen en de wederzijdse beschuldigingen van verraad tussen Joden onderling rond 1959 worden gerelateerd aan interpretaties van de verhouding tussen twee Joodse mannen die tweeduizend jaar eerder leefden, Judas en Jezus. Daarbij wordt ook besproken hoe de beeldvorming van die verhouding zich heeft vastgezet in de hoofden van niet-Joden zoals christenen en Arabieren: Judas als moordenaar van God (“om een godheid te doden moet de doder nog sterker zijn dan de god en hij moet ook oneindig kwaadaardig en slecht zijn”) (p. 55).

De dominante visie op Judas die Sjmoeël stap voor stap prijsgeeft in het boek is die van een vurige gelovige. Judas werd aanvankelijk door de priesters uit Jeruzalem ingehuurd om Jezus te bespioneren. De religieuze kaste wantrouwde Jezus en men zocht iemand om hem van dichtbij in de gaten te houden. Judas was de enige apostel die niet uit Galilea kwam. De enige ook die goed opgeleid en geletterd was. Judas de penningmeester. Van relatieve buitenstaander groeide hij uit tot vertrouwensman van Jezus en één van zijn vurigste apostelen. (p. 188, 189). Hij komt tot de overtuiging dat Jezus waarlijk goddelijk is en wil dit aan de hele wereld openbaren.

Judas legt Jezus het plan voor om naar Jeruzalem te gaan om daar in het centrum van Israël tijdens het joodse Pesach-feest een ongekend wonder te verrichten waardoor iedereen overtuigd zal worden van zijn goddelijkheid. Judas begint op Jezus in te praten om hem van deze strategie te overtuigen, maar Jezus twijfelt hevig. Uiteindelijk weet Judas hem te overtuigen en gaat Jezus met zijn discipelen op weg naar Jeruzalem waar hem een dramatische confrontatie met het Romeinse en Joods-religieuze gezag wacht. Judas, die Jezus eerst aanspoort en hem daarna aangeeft, speelt een sleutelrol. Zo wordt Judas “de bedenker, de impresario, de regisseur en de producent van het spektakel van de kruisiging” (p. 193).
Als Judas ontdekt dat Jezus als gewone sterveling bezwijkt aan het kruis raakt hij buiten zinnen. Zijn plan en zijn geloof vallen in duigen. In hoofdstuk 47 beschrijft Oz op indringende wijze de wanhoop en desillusie van Judas. Zijn vurige wens en verwachting gingen niet in vervulling. Integendeel, zijn grote leermeester stierf een gruwelijke dood. Pasen zonder wederopstanding. Judas ziet geen uitweg meer. Hij vlucht en verhangt zich.

Deze visie op Judas laat een heel ander beeld zien dan wij gewend zijn. Als Judas nog twee dagen geduld had gehad, had hij mee kunnen maken hoe Jezus uit de dood was opgestaan en was hij misschien wel gevierd als de wegbereider van de Messias. Jezus zou hem ongetwijfeld vergeven hebben.

Er zijn dus meerdere visies op Judas mogelijk. Judas de Jood, Judas de spion, Judas de leerling, Judas de strateeg, Judas de gelovige, Judas de geldwolf, Judas de vertrouwenspersoon.  Bij al deze uiteenlopende visies op Judas blijft toch vooral dit paradoxale beeld hangen: zonder Judas geen kruisiging en zonder kruisiging geen christelijk geloof.

Aan het einde van het boek van Oz verlaat Judas-onderzoeker Sjmoeël het huis om een eigen bestaan op te gaan bouwen. Een onzeker bestaan in een jonge staat vol haviken en duiven, vol geweld en idealen, vol mensen die in de ogen van sommigen helden zijn en in de ogen van anderen verraders. Hopelijk heeft Sjmoeël de wijze les van Gersjom Wald in zijn oren geknoopt dat hij moet oppassen voor fanatieke wereldverbeteraars die beloven dat ze ons komen verlossen, maar “binnen de kortste tijd ons bloed vergieten”.

 

[1] Dit thema van de jongeman en de oudere vrouw is ook terug te vinden in Oz’ autobiografische boek Een verhaal van liefde en duisternis.

 

P.S. 1  Een dag na het plaatsen van dit blog staat er in de NRC een boekbespreking van het boek Judas van Peter Stanford. Een studie naar de verschillende visies op de persoon van Judas. Alsof het boek van Sjmoeël  50 jaar na dato alsnog is uitgekomen.

 

P.S. 2  Op 18 maart 2019 woon ik de première bij van de Judas Passie in Haarlem. De componiste is de 17 jarige scholiere Hesce Mourits.  Het is haar profielwerkstuk. Ze heeft zich laten inspireren door het boek van Amos Oz.

https://www.nrc.nl/nieuws/2019/03/14/ze-beleeft-haar-judas-passie-graag-vanuit-de-zaal-a3953271

 

Blogsite van Peter 't Lam