Categoriearchief: Geen categorie

Hoe Eise Eisinga inspiratie biedt in deze tijd van Trump en Musk

In de afgelopen weken waarin Trump en Musk het nieuw beheersten las ik de biografie MachineMan over het leven van Eise Eisinga (1744-1828).  Eise Eisinga is bekend geworden vanwege de bouw van een imposant planetarium in zijn woonhuis in Franeker. Dat planetarium, het oudste nog werkende exemplaar ter wereld, is nog steeds te bewonderen en heeft sinds kort ook het predicaat Unesco Werelderfgoed gekregen. Dat was tot voor kort ook zo ongeveer alles wat ik van Eise Eisinga wist. En hoewel het bouwen van een planetarium al heel indrukwekkend is, zeker in die tijd, blijkt hij op veel meer terreinen actief te zijn geweest en keuzes te hebben gemaakt die ook 200 jaar na zijn dood nog inspirerend zijn.

Leven en werk in een tijd van omwentelingen

Historicus Sandra Langereis, die al eerder tekende voor een indrukwekkende biografie van Erasmus, schetst niet alleen het boeiende levensverhaal van Eise Eisinga, maar neemt de lezer ook mee naar de tijd waarin deze bijzondere Fries heeft geleefd. De tweede helft van de 18e eeuw en het begin van de 19e eeuw. Het is de tijd van de Franse revolutie, van de opkomende industrie, van de strijd tussen orangisten en patriotten in Nederland, van de bezetting van ons land door de Pruisen en door Napoleon en de tijd waarin Nederland een Koninkrijk wordt.

Eise Eisinga komt in deze biografie naar voren als een man die van veel markten thuis is: wolkammer, rekenwonder, planetariumbouwer, patriot, bestuurder, balling, volksopvoeder, belastinginner, parlementariër, armenzorger. En niet te vergeten: echtgenoot (hij trouwt twee keer), vader en grootvader.

Eise wordt gepresenteerd als een vakman. Zijn vader Jelte heeft zijn ontwikkeling gestimuleerd. Zowel door hem te (laten) opleiden als handwerksman (wolkammer, timmerman) als door het laten volgen van onderwijs op hoog niveau. Er bestaat in die tijd een hybride onderwijssysteem met zowel theoretische als technische vakken. Vader Jelte heeft een hout-werkplaats en bouwt eigenhandig een klavecimbel. Dat alles helpt Eise om een goede start te maken als hij zelf in Franeker zijn eigen bedrijf op poten zet. Eise is dus een hoog opgeleide (praktisch en theoretisch) vakman. Daarmee dwingt hij respect af. Maar hij is niet van adellijke bloede, terwijl alle bestuurders in die tijd (steden, gewesten, universiteiten) dat wel waren. Dat zal hem gefrustreerd hebben.

Eise heeft grote belangstelling voor de astronomie. Hij laat zich inspireren door de ideeën van Newton (beweging van planeten door aantrekkingskracht). Er heersen in die tijd allerlei vormen van doemdenken en er heersen ook veel waan-ideeën over astronomie. Desinformatie en complottheorieën zijn dus van alle tijden. Mede om die te ontkrachten gaat Eise zelf een planetarium bouwen. Om iedereen te laten zien hoe ons planetenstelsel functioneert. Hij doet dat in zijn eigen huis. Zoals zijn vader zelf thuis minutieus een klavecimbel bouwde.

foto: Unesco

Eise maakt ook een snelle opmars in het lokale bestuur. Hij zet zich in voor de armenzorg. Hij laat zich, met als veel anderen (vooral patriotten) inspireren door het revolutionaire denken in Frankrijk en de Verenigde Staten: rechten voor burgers, gelijkwaardigheid, democratie in plaats van autocratie.

In Nederland is er strijd tussen Orangisten olv stadhouder Willem V en de patriotten. Als Willem V er niet in slaagt de patriotten goed aan te pakken krijgt hij hulp van het Pruisische leger (Willem is getrouwd met een Pruisische vrouw) dat Nederland binnen een maand verovert (1787). Oranjegezinden en Pruisen nemen wraak. Veel patriotten worden gevangen genomen of slaan op de vlucht. Eise vlucht ook, naar Duitsland (Gronau). Hij laat vrouw en kinderen achter. Zijn vrouw overlijdt in 1788. De familie ontfermt zich over de kinderen. Eise vindt daarna een nieuwe woon- en werkplaats in Groningen. Dichter bij huis. Daar trouwt hij opnieuw. Vrij snel daarna wordt hij gearresteerd en moet voor een jaar de cel in. In 1792 is Eise weer vrij man, maar met beperkingen (hij mag vijf jaar lang niet in Friesland komen en geen publiek ambt bekleden).

In 1795 volgt de Franse bevrijding/bezetting. Oranjegezinden bestuurders worden afgezet, maar er volgt geen bijltjesdag. Er komen vrije verkiezingen. Eise wordt gekozen in het provinciale bestuur. Hij zet zich in voor het behoud van de universiteit van Franeker (naast Latijn wordt er ook college gegeven in het Nederlands; er komt naast de klassiek studies als recht en theologie ook ruimte voor meer praktijkgerichte disciplines).  Eise wordt ook landelijk actief in de politiek. Hij werkt mee aan de Bataafse grondwet. Nederland krijgt voor het eerst een vorm van parlementaire democratie. Niet veel later komt Napoleon aan de macht en draait vanaf 1806 al de vernieuwingen de nek om. Adellijke bestuurders komen weer terug. Een enorme desillusie voor patriotten en Bataafse revolutionairen.

In de tussentijd is Eise teruggekeerd naar Franeker. Met hulp van zijn kinderen houdt hij het planetarium in stand. Hij krijgt zelfs bezoek van Koning Willem I en kort daarna wordt het planetarium aangekocht als nationaal erfgoed. Na zijn dood zullen zijn kinderen en (achter-)kleinkinderen tot ver in de 20e eeuw zorg blijven dragen voor het planetarium.

Waarom is het verhaal van Eise Eisinga zo inspirerend voor mij

Omringd door autocraten. Zo voel ik me tegenwoordig als ik kijk naar het internationale nieuws. Over Poetin, Xi en Orban ben ik niet meer verbaasd, maar wat president Trump de afgelopen weken laat zien gaat alle perken te buiten. Waar Eise Eisinga hoop putte uit de democratische principes van de Amerikaanse revolutie, lijkt de huidige Amerikaanse president die kostbare erfenis van zijn eigen land te verkwanselen. Eise zette zich op lokaal, provinciaal en landelijk niveau in voor de rechten van de burgers en voor democratie. Het moet een geweldige ervaring voor hem zijn geweest dat veel van zijn idealen werden gerealiseerd tijdens de Bataafse Republiek. De komst van Napoleon maakte een einde aan die droom en zal een enorme desillusie hebben opgeleverd. Net zoals mensen in Europa in shock zijn door de vijandige opstelling van Trump. Maar de Bataafse Republiek legde wel de kiem voor de latere uitbreidingen van het kiesrecht en de vorming van een parlementaire democratie. Een stap achteruit, twee stappen vooruit. Op langere termijn hoop ik ook dat de democratische instituten bij ons voldoende robuust zijn om aanvallen van extremisten te weerstaan.

Eise Eisinga was ook actief in de armenzorg en vond het zijn plicht mensen te onderwijzen en desinformatie te bestrijden. Hij was net als Elon Musk in de ban van het heelal en de planeten, maar hij maakte daar geen megalomaan ego-project van. Zijn planetarium was in de eerste plaats een educatief project. Voor het nut van het algemeen. Niet voor eigen gewin. Ook dat vind ik inspirerend. Wetenschap, onderwijs en innovaties moeten ten goede komen aan ons allemaal. Het is ongezond en gevaarlijk als op het terrein van nieuwe technologieën, informatievoorziening en AI alle macht in de handen van een kleine groep multimiljardairs ligt. Zeker ook als die macht zich gaat vermengen met autocratische politieke macht.  Eise Eisinga heeft laten zien dat het anders moet en anders kan. Hij was een grote geest, een Elon Musk of Mark Zuckerman van zijn tijd. Maar het ging hem niet om persoonlijke macht of rijkdom. Hij gebruikte zijn talenten om anderen vooruit te helpen.

Ik hoop dat er de komende tijd steeds meer mensen de moed hebben om zich uit te spreken voor de principes die Eise Eisinga zo belangrijk vond. Die principes zijn onverminderd actueel.

 

(Reageren op mijn blogs kan helaas niet meer via de reactie-functie. Deze heb ik afgesloten vanwege de vele spam-berichten. Reacties via LinkedIn zijn zeer welkom!)

 

In vuur en vlam

De Olympische Spelen van Parijs 2024 zijn afgelopen. De vlam is gedoofd. Ik heb, net als veel anderen, genoten van de wedstrijden, de prachtige entourage en de mooie prestaties. Bij dit alles heb ik ook elke dag met plezier het logo van de Parijse Spelen voorbij zien komen. Ik verzamel namelijk logo’s waarop een vlam is afgebeeld. En het logo van ‘Paris 2024’ is een fraaie aanwinst.

Ik heb meer van dit soort (digitale) verzamelingen: strandpalen, zadelhoesjes, elastiekjes op straat, logo’s van vervoersbedrijven met dubbele pijlen, metalen plaatjes in het plaveisel, etc.[1] Allemaal alledaagse zaken die ik in het openbaar tegenkom. Ik maak daar dan een foto van en doe ze in verzamelmapjes op mijn laptop. Soms maak ik niet zelf de foto, maar zoek ik naar een passende afbeelding op het internet. Iedereen heeft zijn hobby’s en eigenaardigheden. Ik vind het leuk om dit soort zaken te verzamelen en daar op een gegeven moment iets over te schrijven.

Hierbij een paar voorbeelden uit mijn vlam-logo verzameling:

 

Gouden medaille, vuur en Marianne

Het Olympische logo van Parijs is een fraaie combinatie van drie symbolen: de gouden medaille, de Olympische vlam en Marianne, de personificatie van Frankrijk. Als je goed kijkt zie je deze drie elementen terugkomen in het logo. De ronde vorm en de kleur verwijzen naar de gouden medaille. Binnenin zie je de vlam, omlijst door het kapsel van een vrouw met onderaan haar mond.

De gouden medaille is natuurlijk de hoofdprijs voor elke Olympische atleet. Deze medailles werden voor het eerst uitgedeeld tijdens de tweede (moderne) Olympische Spelen, in 1900. Toevallig ook in Parijs. Op deze gouden medaille staat een afbeelding van Nike, de Griekse godin van de overwinning. Tijdens de sluitingsceremonie van de Olympische Spelen van afgelopen zondag was ook een groot beeld van Nike te zien; een kopie van het beroemde gevleugelde beeld dat tot de topstukken van het Louvre behoort.

Het ontsteken van vuur is een oude Griekse traditie die voor het eerst tijdens de Spelen van Amsterdam (1928) werd geherintroduceerd. Op de Marathontoren was een grote metalen schaal aangebracht waarop elke dag de Olympische vlam werd ontstoken. Daar was een speciale gasleiding voor aangelegd.[2] Sinds ‘Amsterdam’ wordt er bij elke editie van de Olympische Spelen een vlam ontstoken die gedurende het hele evenement blijft branden.

Marianne is het ‘zinnebeeld’ van de Franse Republiek.  Zij staat voor de Vrijheid en de Rede. Haar profiel is terug te vinden op Franse postzegels en Franse euromunten. De afgelopen decennia hebben bekende Françaises als Brigitte Bardot, Catherine Deneuve en Laetitia Casta model gestaan voor eigentijdse versies van Marianne.[3]

Catherine Deneuve stond in 1968 model voor de nieuwe versie van Marianne.

 

Geslaagde Spelen, geslaagd logo

Dit bijzondere drie-in-één logo is een mooi symbool voor de innovatieve en inventieve manier waarop Frankrijk vorm heeft gegeven aan deze moderne Olympische Spelen. De openingsceremonie was niet in een stadion, maar op en rond de Seine. Het centrum van Parijs vormde daarbij het schitterende  decor. Veel wedstrijden vonden plaats op fotogenieke en historische locaties, zowel in Parijs als daarbuiten (Versailles, Marseille, Tahiti). En daarnaast was er bij deze Spelen veel aandacht voor duurzaamheid, inclusiviteit en gender-gelijkheid. Je kunt er over twisten of dat allemaal goed uit de verf is  gekomen, maar vriend en vijand zijn het er over eens dat Frankrijk en Parijs een prachtig visitekaartje hebben afgegeven  waarmee ze miljoenen bezoekers en miljarden televisiekijkers in vuur en vlam hebben gezet.

 

P.S. Mijn broer Paul kwam nog met een interessante aanvulling op mijn verhaal. Het logo van het Italiaanse koffie-merk Moak (zie laatste logo-afbeelding hierboven) laat eigenlijk geen vlam zien, maar drie geur-sliertjes.  Het ontwerp is van de Nederlander Bob Noorda. Hij wilde daarmee laten zien dat het bij goede koffie niet alleen gaat om de smaak, maar ook om de geur: https://www.zoutmagazine.eu/siciliaanse-herinneringen-bob-noorda/ 

 

[1] Ik heb over deze verzamelingen al meerdere blogteksten geschreven. Zie o.a. :

https://phaestus.nl/phaestus.nl/?p=2654 (over strandpalen); https://phaestus.nl/phaestus.nl/?p=701 (over zadelhoesjes); https://phaestus.nl/phaestus.nl/?p=1870 (over pijlen-logo’s); https://phaestus.nl/phaestus.nl/?p=1842 (over smileys).

[2] Zie: https://www.olympischstadion.nl/het-olympische-vuur/#:~:text=De%20oorsprong%20van%20het%20Olympische,aangestoken%20voor%20de%20god%20Zeus.

[3] Zie: https://nl.wikipedia.org/wiki/Marianne_(symbool)

 

Groeten uit Zeist # 10 Sinterklaasfeest

Een paar jaar geleden kwam ik in Zeist te wonen. Sindsdien schrijf ik af en toe een blog over mijn nieuwe woonplaats onder de titel ‘Groeten uit Zeist’. Dit is de 10e bijdrage in deze serie. De tekst gaat, heel toepasselijk op 5 december, over Sinterklaas en een paar hardnekkige ouderwetse Pieten.

Afgelopen zaterdag zag ik in Zeist op enkele plekken Zwarte Pieten rondlopen. Echte Zwarte Pieten, bedoel ik; geen roetveeg-Pieten. Het ging niet om een incidentele zwart geschminkte Piet die bij particulieren aanbelde, maar om Pieten die namens een winkeliersvereniging of een buurtclub rondliepen en strooigoed uitdeelden. Ik was verbaasd. Dan doen we toch niet meer? Zwarte Piet behoort toch tot het verleden? We kunnen toch prima met roetveeg-Pieten uit de voeten? Gelukkig liepen op andere locaties wel gewoon roetveeg-Pieten rond. Het kan dus wel! Maar het ongemakkelijke gevoel bleef. Misschien ook wel door de verkiezingsuitslag. Juist nu de PVV de grootste partij in het land is geworden vind ik het belangrijk om extra waakzaam te zijn als het gaat om uitingen van discriminatie en uitsluiting.

Ben ik nu een overgevoelig woke type met moralistische praatjes? Laat ik dan eerst maar mijn eigen Pieten-verleden opbiechten. Een kleine 30 jaar geleden publiceerde ik een boekje met gedichten en versjes voor kinderen. Een van die gedichten heet ’De pindakaas van Sinterklaas [1]:

Destijds schreef ik dit vers, zonder enige schaamte of schroom. Ik had het gewoon over ‘Zwarte Piet’ en was me van geen kwaad bewust. Zwarte Piet lag nog niet onder vuur. Ik herinner me uit die tijd alleen een kritische opmerking van Gerda Havertong in een uitzending van Sesamstraat. Maar kennelijk trok niemand zich echt wat van haar woorden aan; we gingen gewoon door met de klassieke Pieten: helemaal zwart, dikke rode lippen, krulhaar en ringen in de oren. Gelukkig laat de tekening bij mijn versje niet zo’n compleet ouderwetse Piet zien.

Inmiddels weet ik beter. Wat ik destijds volkomen gewoon vond, kan wat mij betreft niet meer. Mijn boekje was geen groot verkoopsucces, maar als er ooit nog een nieuwe druk zou komen, zou ik de term Zwarte Piet zonder twijfel aanpassen. De discussies rondom Zwarte Piet hebben mij overtuigd. In onze samenleving mag er geen plaats zijn voor stereotyperende termen en uitingen die mensen pijn doen.

Nu weet ik dat het ook pijn doet als tradities veranderen. Veel mensen vinden dat er iets dierbaars wordt afgepakt. Dat klopt, het is inderdaad een vorm van verlies. Maar in het geval van het Sinterklaasfeest gaat het om een beperkte aanpassing. De afgelopen jaren is gebleken dat we heel goed Sinterklaas kunnen vieren met roetveeg-Pieten. De kern van het feest blijft onaangetast. Het is een kleine moeite met een grote opbrengst: niemand hoeft zich meer gekwetst te voelen.

Bovendien, tradities zijn niet heilig. Laten we blij zijn dat er geprotesteerd wordt tegen traditionele evenementen en gebruiken als stierenvechten, vrouwenbesnijdenis, ganzentrekken en eerwraak. In al die gevallen klinkt er protest omdat er slachtoffers vallen. Dat is een belangrijk criterium, ook rondom de zwartepieten-kwestie. Het is niet goed als een traditie ten koste gaat van andere mensen of van dieren.

Tradities mogen en moeten dus met de tijd meegaan. Bij een samenleving in beweging horen tradities die dynamisch zijn. Dat blijkt niet alleen uit het verdwijnen of aanpassen van bestaande tradities, maar ook uit het gemak waarmee we nieuwe gebruiken importeren en omarmen, zoals Halloween, Oktoberfest, gender reveal party’s en Black Friday. Kennelijk zijn we heel flexibel; waarom dan ook niet met Sint en Piet?

Terug naar de Pieten in Zeist. Gelukkig gaat het al op veel plekken goed. Het zou nog fijner zijn als ook die laatste lokale verenigingen, clubs en comités gaan inzien dat Zwarte Piet niet meer van deze tijd is. In elke wijk en op elke club zijn er mensen die gekwetst worden door de aanwezigheid van stereotype Pieten. Daarom hoop ik dat Zwarte Piet dit jaar voor het laatst in Zeist heeft rondgelopen. Dan is het volgend jaar voor iedereen feest.

 

[1] Bij dit vers staat opmerkelijk genoeg een tekening met een witte Piet. Ik vermoed geen bewuste keuze, maar passend bij de stijl van de illustrator. Mijn vriend Onno Helle maakte alle illustraties in het boekje. Onno overleed helaas een paar jaar na het verschijnen van ons boek.

P.S.

Nog een keer de uitzending van Sesamstraat uit 1987 terugkijken?

 

Het verhaal van Crystal Palace: over Frank de Boer, Fjodor Dostojewski, Peter Sloterdijk en Samuel Sarphati

Frank de Boer wordt trainer bij de Londense voetbalclub Crystal Palace. Na zijn succes-periode bij Ajax en zijn mislukte avontuur bij Inter Milan, waar hij al na een paar maanden als trainer aan de kant werd geschoven, krijgt hij nu een nieuwe kans in Londen. Je mag voor hem hopen dat hij bij Crystal Palace weer de weg naar succes weet te vinden, want een volgende mislukking zal zijn status als trainer geen goed doen. Hij zal het zwaar krijgen in de belangrijkste voetbalcompetitie ter wereld waar de verwachtingen van investeerders en fans torenhoog zijn en de media genadeloos.

Ik wil me hier verder niet wagen aan bespiegelingen over de trainerskwaliteiten van Frank de Boer. Ik sta liever even stil bij de naam van zijn nieuwe club: Crystal Palace. Daar zit namelijk een verhaal aan vast.

 

1851 De eerste Wereldtentoonstelling

Een lokale Londense voetbalclub die in 1851 werd opgericht, nam de naam Crystal Palace FC aan. Samen met een paar andere voetbalverenigingen richtte Crystal Palace de nog steeds bestaande Football Association (FA; de naamgever van de FA-Cup) op. De club was op sportief gebied niet bijster succesvol en verdween, totdat in 1905 een nieuwe club onder dezelfde naam werd opgericht; de club van Frank de Boer. De oorsprong van de naam Crystal Palace hield verband met de ‘Great Exhibition’, de allereerste Wereldtentoonstelling,  die in 1851 in Londen werd gehouden. Het Victoriaanse, imperiale Groot-Brittannië was als wereldmogendheid het vanzelfsprekende gastland van deze tentoonstelling waarop tal van industriële, technologische en culturele innovaties te zien waren. De tentoonstelling werd gehuisvest in een speciaal voor deze gelegenheid ontworpen constructie van gietijzeren frames met glazen panelen. In feite een enorme kas met een lengte van 560 meter en een breedte van 135 meter.

Het gebruik van gietijzer en glas voor een dergelijk omvangrijk gebouw was revolutionair.  Men gebruikte tot die tijd vooral steen en hout. Het werd beschouwd als een architectonisch wereldwonder dat de tongen losmaakte, zoals 30 jaar later de Eiffel toren in Parijs dat ook zou doen. Het gebouw kreeg de naam Crystal Palace. Het bezat door al het glaswerk een ongekende transparantie, waardoor de grens tussen binnen en buiten verdwenen leek. De Wereldtentoonstelling en het Crystal Palace werden een groot succes, wat onder andere bleek uit het voor die tijd ongekende bezoekersaantal van 6 miljoen mensen.  Opmerkelijk genoeg werd het gebouw 13 jaar later geheel ontmanteld en in nog grotere afmetingen opnieuw geassembleerd in de Londense wijk Sydenham, waar het in 1936 door een brand werd verwoest.

 

Dostojewski

De bekende Russische schrijver Fjodor Dostojewski bezocht in 1862 het gereconstrueerde, vergrote Crystal Palace en beschouwde dat gebouw als een metafoor voor de westerse beschaving. In zijn Aantekeningen uit het ondergrondse schrijft hij over ‘het kristallen paleis’ waarin allerlei vormen van comfort, luxe en amusement zijn samengebracht. De (gegoede) burgers kunnen zich hier onbekommerd aan overgeven. De constructie houdt niet alleen kou en regen buiten, maar sluit ook andere ongewenste elementen (armen, buitenstaanders) uit. Die kunnen zich dankzij het glas wel vergapen aan de tentoongestelde pracht en praal, maar zij kunnen geen toegang krijgen.

 

 

 Peter Sloterdijk

De Duitse filosoof Peter Sloterdijk gebruikt deze visie van Dostojewski als motief voor zijn boek Kristalpaleis dat ruim tien jaar geleden verscheen. Hij verplaatst de metafoor van het kristallen paleis naar de 21e eeuw. De rijke, Westerse burgers leven in een gouden kooi waarin consumeren en amuseren de norm zijn. Veiligheid en zekerheid worden vanzelfsprekend geacht. Men verdraagt geen ongemak of tegenslag en ter voorkoming van ongelukken worden tal van protocollen opgesteld en controlemaatregelen ingevoerd. Buiten dit glazen huis wonen miljoenen niet-westerlingen die wel de Westerse luxe kunnen waarnemen, maar geen toegang hebben. De muur van Trump en de vluchtelingendeals van de EU geven wat dat betreft te denken.

 

 

 

Brussel

Over de EU gesproken. Ook een onderdeel van het gebouwencomplex van Europees Parlement in Brussel is geïnspireerd op het Crystal Palace in Londen. Het is het Paul-Henri Spaak gebouw waarin ook de plenaire zaal van het EP te vinden is.

 

 

 

Amsterdam

Dichter bij huis is het Amsterdamse Paleis voor Volksvlijt gebouwd naar het voorbeeld van het Crystal Palace in Londen. De bekende Amsterdamse arts, visionair en filantroop Samuel Sarphati was een van de bezoekers van de Londense Wereldtentoonstelling in 1851. Hij was zo onder de indruk van het gebouw, dat hij plannen ontwikkelde voor een vergelijkbaar bouwwerk in Amsterdam dat uiteindelijk in 1864 aan het Frederiksplein tot stand kwam. Ook dit gebouw brandde helaas af (in 1929). Later werd op deze plek het hoofdkantoor van De Nederlandsche Bank gebouwd.

 

 Frank de Boer

Via Amsterdam komen we weer bij Frank de Boer terecht. Hij zal als trainer in Engeland ongetwijfeld een comfortabel inkomen ontvangen en zich veel luxe kunnen veroorloven. Maar hij zal ook in een glazen huis leven. Ik weet niet of zo’n positie te benijden is. Ik raad hem in ieder geval een goede glasverzekering aan.

Jan Vantoortelboom en het grote Vlaamse familieverhaal

Toen ik bij de lijkbaar ging staan zochten mijn ogen het gezicht van Victor. Het litteken was witter dan ooit en verdeelde zijn gezicht nog meer dan vroeger….en ik moest denken aan een tekening van een hofnar uit mijn ridderboek… Maar grootvader Victor was geen nar geweest. Met hem viel destijds niet te spotten, zoveel was zeker. In zijn jonge jaren was hij de beste soldaat van Elverdinge en ook nog eens de enige buitenwipper van café ’t Pompkot geweest. Vaders woorden.

 

Vlaamse auteurs zijn boeiende vertellers. Hun verhalen hebben vaak de vorm van een familiegeschiedenis. Hun toneel is bij voorkeur het kleinburgerlijke milieu  van een Vlaams dorp met de kerk en het café als vaste decorstukken. Er wordt geroddeld in de slagerswinkel, gescholden in de kroeg en gebiecht bij meneer pastoor. De problemen van de Grote Wereld lijken ver weg, maar de sporen van de Eerste en de Tweede Wereldoorlog zijn nog nadrukkelijk aanwezig. Een land vol littekens. Tegen die achtergrond wordt een familie tevoorschijn getoverd met struise, bedilzuchtige vrouwen en knoestige mannen van het type ruwe bolster, blanke pit. Op het eerste gezicht een normale familie met hooguit wat onbeholpen omgangsvormen, maar onder het oppervlak tikt -en dat is typerend voor het Vlaamse verhaal- een tijdbom. Van meet af aan maakt de auteur op subtiele wijze duidelijk dat er iets niets pluis is, maar als lezer weet je niet precies wat het is. Een samenzwering? Een vloek? Een zwarte bladzijde? Het is in ieder geval iets noodlottigs wat doorwerkt van generatie op generatie. Stap voor stap kleurt de schrijver zijn verhaal in en met elke stap komt de onthulling naderbij.  Waar een misdaadroman begint met een moord en eindigt met het vinden van de dader, begint het Vlaamse verhaal met een vage verwijzing naar een mysterie dat langzaam maar zeker uit de doeken wordt gedaan. Geen ‘whodunnit’, maar een ’whatisit’.

Aan de auteur de opgave om de lezer vast te pakken en mee te slepen. Hoe groter zijn verbeeldingskracht en schrijftalent, des te indrukwekkender het effect van de finale ontknoping. En des sterker de compassie bij de lezer voor de door het noodlot getroffen personages.

 

Toen ik een tijd geleden met een Vlaamse vriendin over de ook in Nederland zeer populaire schrijfster Griet op de Beeck sprak, raadde ze me aan om ook eens wat van Jan Vantoortelboom te lezen. Zij vond hem minstens zo’n goede schrijver als Griet op de Beeck. Nieuwgierig geworden kocht ik onlangs zijn debuutroman De Verzonken Jongen (2011). Ik heb het boek met plezier gelezen. Het is een knap debuut en een waardig Vlaams verhaal met alle ingrediënten die hierboven staan beschreven. Een opa met een mysterieus litteken op zijn voorhoofd en een kleinzoon die het naadje van de kous wil weten. Beetje bij beetje weet hij het stilgezwegen familiegeheim te ontrafelen. Daarbij is het ook een coming-of-age verhaal met de jonge Stoffel als hoofdpersoon. Natuurlijk mag ik hier het mysterie hier niet uit de doeken doen. Wel bij wijze van sfeertekening een paar fraai geformuleerde passages:

Tuurlijk dat, zei de slagerin, die aan de slag ging. De bezwering was verbroken. Ik voelde me weer wat meer op mijn gemak toen de vrouwen achter me begonnen te keuvelen en de plakjes hesp op het papier werden gekwakt en gewogen. Ze floot tussen de spleten van haar tanden, staarde naar de wijzer van de weegschaal en zei dat het tweehonderdvijftig franken was. Ik had godverdegodver niet genoeg bij me en besefte met dichtgeknepen billen dat ik weer het zenuwcentrum van deze heksensabbat zou worden.

De volgende morgen stampten en loeiden de koeien onrustig in de stal. Kettingen rinkelden. Alfons en Maria werden er wakker van. Meestal was Victor als eerste op en voederde hij de beesten. Deze dag had niks goeds in het verschiet. Ze konden het bij het krieken al in hun oude, stijve lichamen voelen.

 Toen ik bij de lijkbaar ging staan zochten mijn ogen het gezicht van Victor. Het litteken was witter dan ooit en verdeelde zijn gezicht nog meer dan vroeger….en ik moest denken aan een tekening van een hofnar uit mijn ridderboek… Maar grootvader Victor was geen nar geweest. Met hem viel destijds niet te spotten, zoveel was zeker. In zijn jonge jaren was hij de beste soldaat van Elverdinge en ook nog eens de enige buitenwipper van café ’t Pompkot geweest. Vaders woorden.  

Het is heerlijk om dergelijke passages te lezen. Toch past bij dit boek ook een kritische kanttekening. Vantoortelboom rekt het geheel nogal lang uit. Daarmee verliest het verhaal soms wat vaart en spanning. Misschien komt dat ook omdat je als lezer op een gegeven moment wel aanvoelt in welke richting je het mysterie moet zoeken. Het had dus iets compacter en verrassender gemogen.

Bijzonder is dat dit boek niet eindigt met een voorspelling van voortdurende rampspoed voor de familie, maar met een optimistische vooruitblik. De jonge hoofdpersoon neemt zich voor, gesteund door de dorpspastoor, om zich niet te laten gijzelen door het familiedrama: Maar ik was er nú, op déze aardbol, in dít land, in dít dorp, en kijk ‘ns wat ik was: een schone, slimme rostekop met een lieve vriendin en een verbeelding zonder plafond…. Mijn echte geschiedenis begint morgen, en wat voor één!

Met deze eindtekst bezweert Vantoortelboom het noodlot en kan de lezer het boek met een glimlach dichtslaan. En bij gelegenheid een volgend boek van Jan Vantoortelboom kopen. Hij zit namelijk niet stil. Sinds zijn debuut heeft hij twee nieuwe boeken geschreven: Meester Mitraillette (2014; aangeprezen door het boekenkwartet van DWDD) en De man die haast had (2015).