Categoriearchief: Kunst & cultuur

Oroppa, een trans-Mediterrane nacht vol dromen

Na het lezen van het boek Oroppa voelt het alsof ik na een nacht vol verwarrende dromen wakker word. Met flarden van verhalen in mijn hoofd, zonder ordening van tijd of plaats. Vol mysterieuze, kleurrijke figuren.

Nog een beetje slaapdronken probeer ik wat meer vat te krijgen op het boek. Ik herlees meerdere passages en blader door mijn notities. Ik begin patronen uit het rijkgeschakeerde mozaïek te ontdekken. Passages en personen die in het eerste deel van het boek kort worden aangestipt, blijken 100-200 bladzijden verderop een rol van betekenis te spelen. Vraagtekens worden uitroeptekens. Zo ontstaat er langzamerhand een wat meer samenhangend beeld.

Het valt, kortom, niet mee om dit boek na eerste lezing te doorgronden. Niet omdat het ontoegankelijk is geschreven. Integendeel, de taal is rijk, de zinnen zijn prachtig en de verhalen sleuren je mee. Safae el Khanoussi is een geweldige schrijfster. Maar het kost mij tijd om de vele verhaallijnen (met zijwegen, vertakkingen en tientallen personen en figuranten) een plaats te geven en de hoofdlijn van het boek te pakken te krijgen. Althans, de hoofdlijn zoals ik die zie en ervaar.

Eerst de bredere context. Zoals het woord trans-Atlantisch bestaat, mogen we voor dit boek de term trans-Mediterraan gebruiken. De verhalen spelen zich namelijk afwisselend af in Marokko, Frankrijk, Algerije, Tunesië en Nederland. De hoofdpersonen hebben hun wortels in Noord-Afrika, maar brengen een groot deel van hun leven door in Europese hoofdsteden als Parijs en Amsterdam. Enkelen slagen erin een  goed bestaan op te bouwen. Maar velen bewegen zich aan de periferie van de samenleving. Aan de zelfkant van de westerse wereld. Waar ze niet echt welkom zijn; waar ze merken dat ze er niet bij horen. Safae el Khanoussi geeft deze mensen een naam, een gezicht en ze vertelt hun verhalen.

Safae el Khannoussi (foto: Merlijn Doomernik)

SPOILER ALERT: hieronder geef ik de inhoud van het boek in grote lijnen weer

De centrale figuur in het boek is Salomé/Salma, een oudere kunstenares met Marokkaans-Joodse wortels. In haar jonge jaren is ze als studente tijdens demonstraties tegen het regime van koning Hassan II in Marokko opgepakt en gevangen gezet. Die tijd staat bekend als ‘de jaren van lood’ vanwege de hardhandige wijze waarop de autoriteiten optraden tegen mensen die kritiek uitten. Tijdens haar gevangenschap is ze gemarteld. En ze heeft er ook een kind gekregen: Irad, een jongetje met een hazenlip.[1] Toen ze na een aantal jaren vrijkwam is ze niet naar Israël gegaan, zoals haar familie van haar vroeg, maar naar Europa (‘Oroppa’). Via een aantal omzwervingen vestigt zij zich uiteindelijk in Amsterdam. Daar maakt ze naam als schilderes. Als decennia later een van haar toenmalige beulen bij haar aanbelt, slaat ze op de vlucht, aan de vooravond van een grote tentoonstelling van haar werk. Ze laat haar vrienden, haar curator en het museum van de tentoonstelling radeloos achter. Er is geen spoor van haar te vinden.

Deel 1 Wie niet weg is

Salomé  woont in de Amsterdamse Rivierenbuurt (Churchill-laan 270). Ze is bevriend met Hbib Lebyad, haar trouwe steun en toeverlaat. Hbib is een voormalig acrobaat en runt nu een eettentje in Amsterdam. Als Salomé hals over kop vertrekt neemt ze Hbib in vertrouwen en vertelt hem wat er met haar nalatenschap moet gebeuren. Een van Hbib’s werknemers is een jonge vrouw, Hind. Ondanks haar drugsverslaving en chaotische levensstijl houdt Hbib haar de hand boven het hoofd. Als zij meldt dat ze op zoek is naar huisvesting biedt hij haar het huis van Salomé als tijdelijk onderkomen aan. In de kelder van dit huis bewaart Salomé haar schilderijen.

Naast deze Amsterdam-lijn in het boek is er ook een Parijs-lijn. Met als centrale locatie hotel Le Souterraine, ergens aan de rand van de stad. De verhalen hier spelen zich vooral af in de bar van het hotel, een pleisterplaats voor nachtvlinders, gelukzoekers en outcasts. De bar wordt gerund door Irad Abergel, de zoon van Salomé.

In de bar komen op drie opeenvolgende avonden drie onbekende bezoekers een voor een langs. De eerste is een man die een verhaal vertelt over een echtpaar dat ruziet over vermeend overspel. Na dit verhaal verdwijnt de man. De dag daarna komt een eveneens onbekende vrouw langs die vertelt dat de verhalenverteller een voormalige gevangenbewaarder/beul uit Marokko is, Hassan Ezzemouri. Ook noemt ze de naam van een collega-gevangenbewaarder van Hassan die nu in Amsterdam woont: Yousef Slaoui. Weer een dag later komt een detective langs die op zoek is naar Salomé. Hij blijkt ook de twee vorige onbekende bezoekers te kennen.

Deze drie bezoekers en hun verhalen spelen wat mij betreft een cruciale rol in dit boek. Door deze verhalen wordt een link gelegd tussen verleden en heden, tussen Noord-Afrika en West-Europa, tussen Amsterdam en Parijs, tussen voormalige beulen en hun slachtoffers, tussen Irad en zijn moeder Salomé.

Hannah Melger, de curator en artistiek begeleidster van Salomé gaat naar Irad in Parijs omdat ze wil weten waar Salomé is. Twee schilderijen moeten geveild worden, maar nu zijn deze door het vertrek van Salomé niet meer te vinden. Ze had al eerder in Amsterdam bij het huis van Salomé aangebeld en tot haar verbazing daar een jonge vrouw aangetroffen, Hind. Hind zegt dat zij haar niet verder kan helpen. Ook Irad zegt dat hij niet weet waar Salomé en de schilderijen zijn. Hannah vertelt Irad dat er nu een jonge vrouw in het huis van zijn moeder op de Churchill-laan woont. Daarop besluit Irad om naar Amsterdam te gaan en haar op te zoeken. Ooggetuigen melden later dat in de tuin van dat huis spullen zijn verbrand door een man en ‘de jonge vrouw die al een paar weken in het huis verbleef’. (p. 147)

Deel 2 De pissende pelgrim[2]

In dit deel van het boek volgen we Yousef Slaoui, een uit Marokko afkomstige man die in Amsterdam verzeild is geraakt (‘Amsterdam laat hem onaangeroerd’). Hij heeft een wasserette gehad, maar is aan lager wal geraakt en aan de drank. Op een dag ziet hij opeens Salomé op straat. Hij herkent haar van 30 jaar geleden. Hij was een van haar bewakers/folteraars/ondervragers in de Marokkaanse gevangenis. Hij gaat haar sporen na en ontdekt dat zij schilderes is geworden. Hij neemt zich voor om naar de opening van haar tentoonstelling te gaan en zoekt haar ook thuis op. Hij wil uitleggen dat hij is veranderd, een ander mens is geworden. Hij zegt dat mensen destijds zelfs dachten dat hij de vader van Salomé’s kind was. Salomé schikt enorm van zijn komst en jaagt hem weg. Door deze ontmoeting met haar voormalige beul raakt ze zo van slag dat ze besluit te vluchten. Weg uit Amsterdam. Geen tentoonstelling, geen veiling van enkele schilderijen. Niemand weet waar ze naartoe is. Ze laat alleen Hbib weten wat er met haar bezittingen moet gebeuren. En ze wil dat hij haar schilderijen die in de kelder liggen worden verbrand.

Deel 3 De herrijzenis van Salomé Abergel

Salomé blijkt gevlucht naar Tunis. Dankzij connecties van Hbib heeft ze daar onderdak gevonden bij een gezin, bestaande uit moeder Meryem, zoon Azzedine van in de twintig en dochter Hafsa van middelbare school leeftijd. Salomé is ziek (heeft nog maar één beperkt werkende long). Desondanks rookt ze aan een stuk door en drinkt ze stevig.

Ik herken deze setting van de Proloog van het boek. Daarin wordt geschetst hoe Salomé, oud en uitgemergeld, wordt verzorgd door Meryem en haar dochter. Nu, 300 bladzijden verder, kan ik het verhaal uit de Proloog plaatsen.

Hannah Melger gaat dankzij een tip ook bij dit gezin op bezoek. Ze is niet alleen bezorgd om Salomé, maar vreest ook voor de financiële gevolgen voor haarzelf als Salomé en haar schilderijen niet boven water komen. Moeder Meryem zegt niet te weten waar Salomé is. Door het bezoek van Hannah merkt Salomé dat ze ook in Tunis niet veilig is. Ze besluit per trein naar Djerba te gaan. Azzedine begeleidt haar. Tijdens die treinreis wordt door de verhalen van Salomé duidelijk dat Irad en Azzedine vroeger als kleine jongens met elkaar speelden (‘Jullie zijn uit dezelfde klei gebakken’, p. 313). Ze vertelt ook dat ze al langer naar Tunesië wilde om daar te sterven en dat ze wachtte op een teken. De ontmoeting met Yousef Slaoui was voor haar dat verwachte teken. Ze vertelt hem ook dat ze Hbib heeft gevraagd om haar schilderijen en gevangenisportretten te verbranden. En dat ze dat niet durfde toe te vertrouwen aan haar zoon Irad, omdat hij een lafaard is.[3] Ook wil Salomé dat Azzedine bij haar blijft ‘tot het niet meer nodig is’. (p. 320). Ze belooft hem hiervoor goed te betalen. Ze wil niet eenzaam sterven.

Deel 4. Coda; De angstcahiers

Dit vierde en laatste deel van het boek bestaat uit een achttal fragmenten van teksten die zijn geschreven door een ‘onbekende schrijver’ zoals al eerder in Deel 1 (p. 69) is aangegeven. Het blijkt dat het gaat om een soort dagboek-fragmenten die op aanraden van een psychiater zijn geschreven (p. 386). Deze fragmenten spelen zich af in Parijs en verwijzen naar het ‘eenentwintigste’. Een mysterieus arrondissement, een imaginaire onderwereld die slechts hier en daar opdoemt in de ‘raadselachtige getuigenissen van een stel berooide bejaarden, dieven, uitvreters, vagebonden, papierlozen, krakers, smokkelaars, dichters en muzikanten – onder hen zij die het zoute water van de Middellandse Zee nog uit hun broekspijpen wringen en zij die hen opwachten’. (p. 325) Kortom, het gaat hier om de zelfkant van de samenleving. Een vertrekpunt en beginpunt voor losers waar ook Salomé Abergel ooit heeft rondgedoold.

In deze fragmenten worden meerdere verhalen verteld. Een verhaal gaat over Le Souterraine. Hind komt langs bij Irad en gaat in de bar werken. In een later fragment ontmoet de ik-persoon (de onbekende schrijfster) Hind in de bar en ontstaat er een klik. Het blijkt dat de schrijfster getraumatiseerd is door wat haar is overkomen tijdens haar gevangenschap in Marokko (net als Salomé, dus). Een ander fragment gaat over een bus met Marokkaanse migranten die bij de Spaans-Franse grens staat. Een verhaal over angst van elke migrant: niet toegelaten worden. Weer een ander fragment beschrijft de verwarrende gevoelens van migranten: blijf je je wortels trouw of omarm je het westerse leven. De ik-persoon schrijft over het afgeven op je eigen komaf: ‘ik verachtte alles wat laag, arm en niet-Europees was’. De wens om deel uit te maken van het beschaafde, Europese leven en hoe verkrampt dat is.

In het zevende fragment vertelt de onbekende schrijfster hoe ze gefascineerd is door het leven van Salomé. Haar verhaal zou zijn geëindigd met haar verdwijning, als er niet onverwachts een man opduikt in Le Souterraine. Hind spreekt met hem. Later vertelt Hind aan de schijfster over deze ontmoeting. Irad is dan vertrokken naar Tunesië omdat zijn moeder is overleden. Het blijkt dat deze man Azzedine is. Hij vertelde dat Salomé op het laatst nog haar testament heeft gewijzigd. Naast Irad zal ook Azzedine een deel van de erfenis ontvangen. Sterker nog; de twee mannen krijgen ieder de helft. Maar Hind weet dat er niet veel te verdelen valt. Al haar werk is immers verbrand. Later praat Azzedine nog uitgebreid met de schrijfster over Salomé. Onder andere over het feit dat ze bang was voor de pelgrim, die haar achternazat. Het lijkt erop dat Azzedine de schijfster met al deze verhalen voldoende stof heeft aangeleverd om later het levensverhaal van Salomé op te tekenen.

Het laatste fragment gaat over de gruweldaden van beulen en bewaarders. De getuigenissen van deze folteraars zijn zeldzaam. En als ze al getuigen portretteren ze zichzelf als slachtoffer, als ‘zielenpoot die gelouterd wil worden’. Dit sluit aan op het promotie-onderzoek van Safae el Khannoussi, de daadwerkelijke schrijfster van het boek Oroppa. Zij doet studie naar de gevangenissen in de Maghreb.

In de ogen van hun slachtoffers nemen deze beulen mythische proporties aan. Het wordt een collectief wezen ‘dat zich in duizendvoud manifesteerde’ (p. 387). Een fantoom dat de naam De Pelgrim kreeg. Als je dat wezen wilt doorgronden, ‘moet je in zijn bed slapen, dezelfde hap van hetzelfde bord nemen, hetzelfde leven leiden’. (p. 390). ‘Het is een monster waarvan we alleen maar kunnen zeggen dat het iets begaan heeft en dat het zich van ons onderscheidt doordat wij dat niet hebben gedaan’.

Ik herken iets van het denken van Hannah Ahrendt in deze omschrijving. Haar bekende uitspraak over ‘de banaliteit van het kwaad’: mensen kunnen in hun rol als beul of gevangenbewaarder heel wreed zijn, maar daarnaast ook een heel normaal leven leiden. Geen monsters, maar heel gewone mensen.

 

TEN SLOTTE

Oroppa gaat over mensen die op zoek zijn naar een goede plek om te wonen. Sommige van hen zijn beulen geweest, sommigen waren slachtoffers. Ze zien geen toekomst meer in hun land van herkomst en maken de overtocht naar Europa. Daar worden ze achtervolgd door hun verleden en door hun afkomst. Ze merken dat ze niet welkom zijn, of niet veilig. Daarom trekken ze verder, weer op de vlucht, zoeken hun heil in verslaving en verdoving. Nergens rust, nergens thuis. Het verhaal heeft geen echt einde of begin. En zeker geen sprookjesachtig ‘lang en gelukkig’- slot. Maar het eindigt ook niet in mineur. Het boek schetst het leven zoals het is. De menselijke conditie van migranten in de 21e eeuw: overleven, geluk zoeken, vallen en opstaan. De schijfster toont daarbij veel compassie voor de mensen aan de rafelranden van de samenleving. Mensen die vaak naamloos en onzichtbaar blijven. Dankzij Safae el Khanoussi maken we met hen kennis en krijgen we begrip voor hun situatie, hun pijn en hun dromen. Dat maakt dit boek, zeker in deze gure tijd waarin migranten worden verketterd, enorm de moeite waard.

 

 

 

[1] Irad realiseert zich later dat zijn moeder in de gevangenis portretten tekende van mede-gevangenen. Maar nooit van hem. Vanwege zijn hazenlip? Dat vindt hij vernederend. (p. 125)

[2] Pelgrim is de verzamelnaam voor alle beulen, verkrachters, gevangbewaarders. (p.94, p. 387)

[3] Uit het boek blijkt echter het tegendeel: Hbib durft het werk van Salomé niet te verbranden. Irad wel, met hulp van Hind.

Even wat luchtigers

We leven in serieuze tijden, met veel onheilspellende en verontrustende ontwikkelingen. Ik heb daar in mijn blogs de afgelopen maanden ook veel aandacht aan besteed.

Maar vandaag is het tijd voor iets luchtigers. Het is per slot van rekening 1 april. De dag van de glimlach, de verrassing, het verkeerde been.

Ik heb het afgelopen jaar allerlei invallen genoteerd; een beetje in de geest van de befaamde Terzijde rubriek die vroeger in het tijdschrift Vrij Nederland stond. Korte zinnen met een dubbele lading, een kwinkslag, een onverwachte wending. Bedoeld om een glimlach of een aha-gevoel op te roepen. Ik zet ze in een rij onder elkaar, net als in de Terzijde rubriek van vroeger. Zonder illustraties van Peter Vos, maar met foto’s die ik zelf ooit heb gemaakt.

Veel leesplezier!

 

Steeds minder boeren nemen hun koeien te grazen.

Engelsen begrijpen heel goed dat Kloos een dichter is (met dank aan mijn broer Paul).

Noordeloos ligt in Zuid-Holland. Logisch, toch!

Eten vegetariërs wel vleestomaten?

De tennisster liep een dubbele enkelbreuk op.

Veel mensen hebben een zwak voor een sterke leider.

 

 

 

 

Een drog kan niet zonder reden.

De zwaarlijvige man probeerde zichzelf op te beuren met een roomsoes.

Beter in het hoofd geprent dan op papier geprint.

Kun je een blinde darm ontsteking verhelpen met een kijkoperatie?

Op social media is delen hetzelfde als vermenigvuldigen.

Een drielemma is een vraagstuk met drie keuze-opties.

Het pak volle melk was leeg.

Overlijdensadvertentie: chirurg in hart en nieren (niet verzonnen; in het echt gezien).

Je kunt wel bomen planten, maar geen planten bomen. Je kunt wel weer bomen over planten.

 

 

 

 

 

 

 

Veel sterren op Instagram vinden dat ze een hemels lichaam hebben.

Per ongelukje: mijn mobieltje kent mijn broekzak als zijn broekzak.

Op een regenboogtrui staat nooit een regenboog.

Maakt Verkade op zijn website gebruik van cookies?

‘Een pakkerd geven’ klinkt nogal tegenstrijdig.

De man zat na zijn besnijdenis niet lekker in zijn vel.

Jammer dat het Franse woord hippodrôme niet nachtmerrie betekent.

 

 

 

 

 

 

Ik deed mee aan de landelijke vogelteldag. En inderdaad: 7 vinkjes.

Een verdieping is meestal een verhoging.

Deze insecticide heeft bij-effecten.

De naam Abraham klinkt niet helemaal kosher.

De auto vergroot onze actieradius. Het internet vergroot onze interactieradius.

Mijn ouders lieten mij al op jonge leeftijd met woorden spelen.

 

Sag mir wo die Blumen sind

Mijn oog valt op een artikel over een grote tentoonstelling in Amsterdam over het werk van de Duitse kunstenaar Anselm Kiefer. Ik moet toegeven dat ik niet echt bekend ben met het werk van Kiefer. Maar de titel van deze blockbuster tentoonstelling (zowel in het Stedelijk Museum als in het van Gogh Museum) trekt onmiddellijk mijn aandacht: Sag mir wo die Blumen sind. Dat is het bekende lied van Marlene Dietrich. Het toeval wil dat ik juist de dag daarvoor heb gelezen dat dit lied oorspronkelijk is geschreven door de Amerikaanse folk-zanger Pete Seeger. Dat had ik weer ontdekt nadat ik de film A Complete Unknown over Bob Dylan had gezien. En dan is er ook nog een link van de tekst met Rusland en Oekraïne. Alle reden om de oorsprong en verspreiding van dit lied uit te pluizen.

A Complete Unknown

Als rechtgeaarde Bob Dylan fan heb ik natuurlijk de recent uitgebrachte film A Complete Unknown gezien. Een biopic over de komst en doorbraak van de jonge Dylan in het New York van de jaren ’60. Ik had vooraf meerdere positieve recensies gelezen en ik moet zeggen: die kloppen helemaal. Het is een pakkende film die van de eerste tot de laatste minuut boeit. En dat zegt veel, want de film heeft een lengte van maar liefst 140 minuten. Hoewel ik al veel wist over de begintijd van Dylan’s carrière was het mooi om deze jaren zo fraai en overzichtelijk verbeeld te zien. Ook al wordt er hier en daar een loopje met de feiten genomen.

De film wordt voor een zeer groot deel gedragen door de overtuigende hoofdrolspeler Timothée Chalamet, die niet alleen geweldig acteert maar ook de songs van Dylan heel geloofwaardig uitvoert. Een enorme prestatie. Tijdens het kijken werd mijn aandacht, tot mijn eigen verrassing, niet alleen door de hoofdpersoon getrokken, maar ook door zijn wegbereider in de folk-wereld van die tijd: Pete Seeger. Hij behoort (met o.a. Woody Guthrie, Joan Baez en Johnny Cash) tot de mensen die veel voor Dylan hebben betekend in zijn beginjaren. Pete Seeger wordt neergezet als een sympathieke en begripvolle vader-figuur die het talent van de jonge Bob Dylan onmiddellijk signaleert en hem kansen biedt om op te treden en naam te maken. Aan het einde van de film zien we hoe meester en leerling uit elkaar zijn gegroeid. Dit is de apotheose van A Complete Unknown. Tijdens zijn optreden op een folk festival breekt Dylan met het traditionele repertoire en gaat luide elektronische rock spelen. Pete Seeger probeert dit te voorkomen, maar merkt tot zijn schrik en wanhoop dat Dylan niet naar hem heeft geluisterd. Het was tijd voor iets nieuws, zal Dylan gedacht hebben: The times they are a changin’.

Dylan en Seeger

Pete Seeger

Na het zien van de film wilde ik wat meer van Pete Seeger te weten komen. Ik kende hem eigenlijk alleen als een soort mentor van de jonge Dylan en als schrijver van het lied Turn, turn, turn dat in de uitvoering van The Byrds wereldberoemd is geworden. Op het internet las ik dat Seeger (1919-2014) uit een muzikaal, communistisch gezin kwam en dat hij zich zijn leven lang als zanger en activist heeft ingezet voor maatschappelijke kwesties. Denk aan de Civil Rights movement, het opkomen voor vakbondsrechten en de vredesbeweging. Op latere leeftijd ging hij ook aandacht besteden milieu-vraagstukken en waarschuwde hij voor klimaatverandering. Pete Seeger gebruikte zijn songs en optredens vaak om politieke en maatschappelijke thema’s aan de orde te stellen. In die zin zal hij zeker een inspiratiebron zijn geweest voor Bob Dylan, die in de jaren ’60 werd aangeduid als de stem van de protestgeneratie. Terwijl Dylan niets van dergelijke etiketten wilde weten en ook andere muzikale wegen ging bewandelen, bleef Pete Seeger meer koersvast.

Zijn linkse sympathieën en activiteiten brachten hem herhaaldelijk in conflict met de autoriteiten. Zeker in de jaren ’50 toen er in het beruchte McCarthy tijdperk jacht werd gemaakt op alles wat naar socialisme of communisme rook.

Where have all the flowers gone

Hoe kwam Pete Seeger tot het schrijven van dit lied? Door de combinatie van zijn twee grote passies: volksmuziek en politiek engagement. Pete Seeger raakte als twintiger betrokken bij The Archives of American Folk Songs. Hij maakte daar kennis met allerlei soorten volksmuziek, traditionele liedjes en muzikale tradities. Dat bleek een rijke inspiratiebron voor zijn latere carrière als liedjesschrijver en zanger. Veel van zijn songs zijn gebaseerd op traditionele melodieën of teksten. Denk aan bekende liedjes als If I had a hammer, We shall overcome, Kumbaya en Kisses sweeter than wine. In dat rijtje past ook het lied Where have all the flowers gone. Peter Seeger schreef dit lied in 1955. Hij had enige tijd daarvoor het boek And quiet flows the Don van de Sovjet auteur Mikhail Sholokhov (die in 1965 de Nobelprijs voor Literatuur won) gelezen. Het boek speelt ten tijde van de Eerste Wereldoorlog en de bloedige strijd tijdens en na de Russische Revolutie. De hoofdpersoon is een kozak uit de Don-regio die aan beide kanten van het front meevecht. In dat boek wordt gerefereerd aan een oud Kozakken-lied: Koloda Doeda. Het is een wiegelied waarin een zich herhalend vraag en antwoord patroon is verwerkt. Vrij vertaald:

Waar zijn de ganzen heen? Ze zijn in het riet.

Waar is het riet heen? Gemaaid door de meisjes.

Waar zijn de meisjes heen? Getrouwd met de mannen.

Waar zijn de mannen heen? Naar het strijdveld.

Pete Seeger maakte een notitie van deze tekst en werkte het later uit in het lied Where have all the flowers gone. Voor de melodie gebruikte hij een Iers volksliedje. Een paar jaar later voegt een vriend van Seeger nog een paar coupletten aan het lied toe. De boodschap is gericht tegen oorlogen en het zinloze sterven van jonge mannen.

Aanvankelijk slaat het lied niet erg aan, maar in de loop van de jaren ’60 (de tijd van de protesten tegen de Vietnam oorlog) wordt het erg populair. Het neemt een enorme vlucht en wordt in talloze uitvoeringen en vertalingen over de hele wereld vertolkt. In Europa wordt met name de versie van Marlene Dietrich bekend: Sag mir wo die Blumen sind.

Rusland en Oekraïne

Juist in de huidige tijd vind ik het een bijzonder gegeven dat het wiegelied Koloda Doeda zowel in Oekraïne als in Zuid-Rusland werd gezongen. Ook bijzonder: de schrijver Mikhail Sholokhov, die het lied in zijn boek beschreef, had een Russische vader en een Oekraïense moeder.

Het is een lied dat over grenzen heengaat. Vanuit Rusland en Oekraïne waait het over naar de VS waar een Amerikaanse zanger er een Engelstalige versie van maakt met een Ierse melodie. En vervolgens reist dat lied verder naar alle uithoeken van de wereld. Kennelijk heeft de tekst van het oude wiegeliedje een betekenis die overal een gevoelige snaar raakt. When will they ever learn? Wann wird man je verstehen? Wanneer gaan we eindelijk leren dat we niet keer op keer de wapens tegen elkaar moeten opnemen?

Anselm Kiefer

Het centrale kunstwerk op de grote tentoonstelling van Anselm Kiefer in Amsterdam heet Sag mir wo die Blumen sind.

Het is een imposante installatie met verf, klei, uniformen en rozenblaadjes. Kiefer zegt in een interview dat hij niet bekend is met de Oekraïens-Russische wortels van deze titel die hij heeft gekozen voor wijn werk. Hij heeft ook niet de bedoeling gehad om specifiek in te haken op de actualiteit van de oorlog in Oekraïne of Gaza. Maar wel wil hij in zijn algemeenheid een statement maken tegen de absurditeit van oorlogsgeweld. Bovendien wil hij met het woord ‘Blumen’ verwijzen naar de bekende zonnebloemen van de door hem bewonderde Vincent van Gogh. Daarom heeft niet alleen dat ene kunstwerk van Kiefer, maar ook de gehele tentoonstelling deze titel gekregen: Sag mir wo die Blumen sind.

Zo blijft het oude wiegelied nog steeds doorklinken en is de boodschap ervan onverminderd actueel.

Geraadpleegde bronnen

https://www.deutschlandfunkkultur.de/antikriegslied-flowers-blumen-ukrainisch-100.html

https://www.newfolksounds.nl/de-nederlandse-versies-van-where-have-all-the-flowers-gone/artikelen-nw/2015

https://www.rollingstone.com/music/music-lists/pete-seeger-20-essential-tracks-12893/

https://www.theartnewspaper.com/2025/03/07/anselm-kiefer-amsterdam-installation-anti-war-message

https://www.npoklassiek.nl/uitzendingen/podium/de9f7199-a958-4d77-864a-4f244faab2cf/2022-04-02-podium

https://www.nrc.nl/nieuws/2025/03/07/duitse-superkunstenaar-anselm-kiefer-opent-dubbeltentoonstelling-in-amsterdam-alles-wat-ik-maak-is-anti-oorlog-a4885553

 

 

De gehele Duitstalige tekst

Sag mir wo die Blumen sind
wo sind sie geblieben
Sag mir wo die Blumen sind
was ist geschehen?
Sag mir wo die Blumen sind
Mädchen pflückten sie geschwind
Wann wird man je verstehen
wann wird man je verstehen?

Sag mir wo die Mädchen sind
wo sind sie geblieben?
Sag mir wo die Mädchen sind
was ist geschehen?
Sag mir wo die Mädchen sind
Männer nahmen sie geschwind
Wann wird man je verstehen?
Wann wird man je verstehen?

Sag mir wo die Männer sind
wo sind sie geblieben?
Sag mir wo die Männer sind
was ist geschehen?
Sag mir wo die Männer sind
zogen fort der Krieg beginnt
Wann wird man je verstehen?
Wann wird man je verstehen?

Sag wo die Soldaten sind
wo sind sie geblieben?
Sag wo die Soldaten sind
was ist geschehen?
Sag wo die Soldaten sind
über Gräben weht der Wind
Wann wird man je verstehen?
Wann wird man je verstehen?

Sag mir wo die Gräber sind
wo sind sie geblieben?
Sag mir wo die Gräber sind
was ist geschehen?
Sag mir wo die Gräber sind
Blumen wehen im Sommerwind
Wann wird man je verstehen?
Wann wird man je verstehen?

Sag mir wo die Blumen sind
wo sind sie geblieben?
Sag mir wo die Blumen sind
was ist geschehen?
Sag mir wo die Blumen sind
Mädchen pflückten sie geschwind
Wann wird man je verstehen?
Wann wird man je verstehen?

 

(Reageren op mijn blogs kan helaas niet meer via de reactie-functie. Deze heb ik afgesloten vanwege de vele spam-berichten. Reacties via LinkedIn zijn zeer welkom!)

 

 

 

 

 

Readymades in de kunst; over urinoirs, bananen en vulpennen

Omdat het de Week van de Poëzie is begin ik deze blogtekst graag met het bekende korte gedicht van K. Schippers:

 

Bij Loosdrecht

Als dit Ierland was

Zou ik beter kijken

 

Schippers wil graag dat we meer oog hebben voor wat er om ons heen op te merken is. Niet alleen genieten van verre bestemmingen of bijzondere dingen, maar ook van gewone zaken in onze directe omgeving. Dan zul je ervaren dat Loosdrecht even fraai kan zijn als Ierland.

Schippers staat bekend als degene die de ‘readymade’ introduceerde in de Nederlandse poëzie. Hij putte inspiratie uit alledaagse voorwerpen of vondsten: een papiertje met aantekeningen, een suikerpot of een vulpen. K. Schippers werd op zijn beurt weer geïnspireerd door het dadaïsme, het surrealisme en door kunstenaars als André Breton en Marcel Duchamp. Duchamp zette de ‘readymade’ op de internationale kunst-kaart door in 1917 op een tentoonstelling in New York een urinoir te presenteren. Een kant-en-klaar kunstwerk getiteld Fountain, met de bovenkant naar voren neergezet en voorzien van een handtekening[1] (niet die van van Duchamp, maar van ene R. Mutt).

Fountain sloeg in als een bom en maakte veel los. Sommigen zagen het als een geniale, grensverleggende vondst en een mijlpaal in de kunstgeschiedenis. Anderen vonden het pure flauwekul en kunst-onwaardig. Kortom, enorme ophef. En dat honderd jaar voor de komst van social media.

 

In ieder geval werd de ‘readymade’ vanaf die tijd een bekend begrip in de kunstwereld. En dat is het nu nog steeds. Denk bijvoorbeeld aan het werk van de Italiaanse kunstenaar Maurizio Cattelan. Hij maakte in 2016 een (volledig werkend) toilet van puur goud. Een duidelijke knipoog naar het urinoir van Duchamp. Een paar jaar geleden trok hij veel aandacht met zijn werk Comedian (2019): een banaan vastgeplakt met duct tape. Ook dit kunstwerk maakte wereldwijd veel los. Ik moest zelf onmiddellijk aan de bekende LP-hoes van Andy Warhol denken die hij maakte voor het album van The Velvet Underground & Nico (1967).

Comedian van Maurizio Cattelan

 

 

 

 

 

 

 

 

Ik merk zelf dat ik niet erg onder de indruk ben van kan-en-klare kunst van het type Fountain of Comedian. Interessant als discussiemateriaal, maar niet tot de verbeelding sprekend als kunstvoorwerp. Readymades raken mij meer als de kunstenaar iets toevoegt, zijn/haar eigen draai eraan geeft. Je kunt een elastiekje om een peer doen en dat presenteren als een kunstobject. Of een boodschappenlijst opnemen in een dichtbundel, maar daar zal ik niet ondersteboven van raken. Het kant-en-klare gevonden voorwerp op zich is voor mij niet genoeg. Ik heb liever dat de kunstenaar er iets mee gaat doen. Ik word in dat opzicht meer aangesproken door kunstenaars die dagelijkse voorwerpen weten te transformeren om ze zo nieuw leven in te blazen. Liever ‘remades’ dan readymades’ , liever ‘kringloopkunst’ dan kant-en klare kunst.

Een goed voorbeeld van wat ik een kringloopkunst noem is de huidige tentoonstelling van Joan Miró in het museum Beelden aan Zee. Ik kende Miró vooral als schilder van kleurrijke doeken vol kringeltjes en stippeltjes (door de eerder genoemde K. Schippers treffend aangeduid als ‘interpunctiedieren’). Ik had nooit zijn beelden en assemblages gezien. In de  tentoonstellingsbrochure lees ik dat ook Miró zich heeft laten inspireren door mensen als Breton en Duchamp. Voor mij is dat niet automatisch een aanbeveling. Maar ik word niet teleurgesteld. De rijke tentoonstelling in Scheveningen geeft een mooi overzicht van Miró als beeldhouwer. Aan de basis van zijn werk staan alledaagse gebruiksartikelen als krukjes, deksels, bezems en kannetjes. Gevonden voorwerpen. Deze voegt hij samen tot gestaltes waarin je, soms met enige fantasie, menselijke figuren kunt herkennen. Sommige van die beelden hebben hun oorspronkelijke kleur behouden, andere zijn in felle, vooral primaire kleuren beschilderd.

Ik merk tot mijn verrassing en plezier dat veel van die beelden me raken. Ik weet niet precies waarom, maar ze spreken me aan. Zo zeer zelfs dat ik tot de volgende regels kwam. Het is per slot van rekening de Week van de Poëzie.

 

Beelden van Joan Miró

Twee grote gaten in felblauw metaal

kijken me indringend aan

Hij wist dat hij het kon maken

Zonnemannen van hout en oud ijzer

Vrouwen met de maan op hun hoofd

Gevonden voorwerpen die lijken te spreken

vullen de betonnen ruimte met

leven; robuust en kwetsbaar

 

 

[1] Op het urinoir staat de naam R. Mutt. Die naam heeft tot veel speculaties geleid. Ook wordt wel beweerd dat niet Marcel Duchamp, maar Elsa von Freitag, een vriendin van Duchamp, als eerste met het idee kwam om dit gebruiksvoorwerp als een kunstwerk te presenteren (zie o.a. de documentaire Alreadymade: https://www.npodoc.nl/documentaires/2024/10/alreadymade.html ).

Ik schreef eerder een blogtekst over K. Schippers:

K. Schippers passé? Ben je belazerd!

 

Groeten uit Zeist #14 Het Witte Kerkje

Langs de Amersfoortseweg staat een van de bekendste gebouwen van de gemeente Zeist: het Witte Kerkje in Huis ter Heide. Een kleine, maar markante blikvanger. Ik woon inmiddels vijf jaar in Zeist en zal er inmiddels tientallen keren zijn langsgereden. Maar ik ben er nooit binnen geweest. Tot voor kort, moet ik eigenlijk zeggen, want de afgelopen weken heb ik de kerk maar liefst twee keer bezocht. Voor een kerstconcert en voor een begrafenis. Daarover straks meer, maar nu eerst het verhaal van de kerk zelf.

 

De locatie

Het Witte Kerkje is gelegen aan de befaamde ‘Wegh de Weegen’.[1] Een ambitieus 60 meter breed traject dat in de 17e eeuw werd aangelegd om de steden Utrecht en Amersfoort met elkaar te verbinden. Het was de bedoeling dat aan deze weg fraaie landhuizen en buitenplaatsen zouden worden gebouwd, net zoals langs de Stichtse Lustwarande. Maar op een enkel landgoed na, kwam dat plan niet goed van de grond. Wat overbleef was een kaarsrechte, ontboste strook. Goed voor vlotte transporten, maar geen goudkust voor rijke handelaren en bankiers.

Het initiatief

Halverwege de 19e eeuw vindt er in meerdere provincies van Nederland een katholieke emancipatiegolf plaats. Na twee eeuwen van protestantse overheersing streeft de rooms-katholieke kerk naar een meer gelijkwaardige plaats in de samenleving. Als reactie daarop proberen protestantse kerkgemeenschappen zich nadrukkelijker te profileren. In Huis ter Heide bestaat in die tijd geen kerkgebouw voor protestanten. De toenmalige dominee van Soest, J. Bos, vreest dat hierdoor bewoners uit de omgeving naar de katholieke kerk zullen gaan. Dominee Bos weet enkele lokale, gefortuneerde geloofsgenoten[2] te overtuigen om geld te investeren in een nieuw protestants kerkgebouw: het Witte Kerkje. Het gebouw wordt in januari 1860 in gebruik genomen. Nu dus 165 jaar geleden.

Het gebouw

De kerk heeft een eenvoudige, rechthoekige vorm met aan weerszijden rondboogramen. Meest in het oog springend is de toren die in 1915 bij een renovatie een meer barokke spits heeft gekregen. In de toren hang een oude 17e eeuwse klok van de bekende Hémony-familie. Het interieur van de kerk is sober met een eenvoudige preekstoel voorin de kerk en een éénklaviers orgel boven de ingang. Door zijn bescheiden omvang (circa 100 zitplaatsen) heeft de kerk een intieme uitstraling. In het gebouw worden iedere zondag kerkdiensten gehouden. In de zomer zijn er ook korte onderweg-diensten voor mensen die op doorreis zijn of hier in de buurt vakantie vieren. Daarnaast is er een cultureel  programma met lezingen en concerten.

Twee keer op bezoek

Ik heb zoals gezegd het Witte Kerkje onlangs twee keer bezocht. De eerste keer was half december toen een goede vriendin daar met haar koor optrad. Het was een levendig kerstconcert met een mooie mix van oude en modernere kerstliedjes. We mochten bij de klassiekers meezingen. Voor het eerst in zeer lange tijd zong ik weer “Midden in de winternacht” en ik merkte dat ik de tekst nog helemaal uit mijn hoofd kende.

Mijn tweede bezoek had een verdrietige aanleiding. Onlangs overleed een oom van mij. Oom Kees, de jongste broer van mijn vader. Tijdens zijn werkzame leven was hij luchtmachtpredikant. Na zijn vroege pensionering bleef hij nog jarenlang optreden als gast-predikant in diverse kerken rondom zijn woonplaats Amersfoort. Het was zijn uitdrukkelijke wens dat de begrafenisdienst in het Witte Kerkje zou worden gehouden, de kerk waar hij graag kwam en vaak had gepreekt. Een andere oom (Oom Jan, de middelste broer uit het gezin van mijn vader) vroeg of ik samen met hem de dienst wilde voorbespreken met een al eerder door Oom Kees voorgestelde dominee. Tijdens dat gesprek merkte ik dat de dominee, inmiddels ook met emeritaat, beide ooms goed bleek te kennen. Oom Jan was in het verleden jarenlang diaken geweest in het Witte Kerkje en Oom Kees een graag geziene gast-predikant. Die hechte band zorgde ervoor dat Oom Kees een paar dagen later een extra warm en persoonlijk afscheid kreeg.

 

Deze ervaringen maken dat het Witte Kerkje voor mij in een paar weken tijd is veranderd van een relatief onbekend monument in een gebouw met een persoonlijke betekenis: het kerkje van oom Jan en oom Kees.

 

Geraadpleegde bronnen:

https://witte-kerkje.nl/

https://www.canonvannederland.nl/nl/utrecht/eemland/wegh-der-weegen/verdieping/het-witte-kerkje

https://nl.wikipedia.org/wiki/Witte_Kerkje_(Huis_ter_Heide)

[1] Zie voor meer informatie over de Wegh der Weegen: https://weghderweegen.nl/

[2] O.a. de Pieter de la Cour (van landgoed Zandbergen) en Jan Nepveu (van landgoed Dijnselburg).

Een merk in de steigers zetten

Een terugkerend thema in mijn blogs is het signaleren van vrijwel identieke communicatie-uitingen van verschillende organisaties. Het valt me daarbij op hoe weinig origineel reclamemakers en ontwerpers soms zijn bij het kiezen en gebruiken van bepaalde beelden, logo’s, of symbolen. Zo schreef ik eerder al over vergelijkbare zadelhoesjes (waarop heel vaak de tekst ‘hier zit je goed’ te lezen is), een overdaad aan smiley’s in uitingen, reclame voor reclame (outdoor-reclame waarin lege plekken zijn opgevuld met eigen reclame van het type ‘uw advertentie kan ook hier’), veelvoorkomende dubbele pijlen in de logo’s van transportbedrijven, etc. Allemaal voorbeelden van ‘erg-veel-van-hetzelfde’.
Mijn nieuwste bijdrage gaat over een recent ontdekte variant: steigers in commercials.

 

Stel je voor, je werkt op een reclamebureau en een klant wil graag dat je een commercial ontwikkelt voor zijn/haar product. Die commercial moet vooral energie, gezondheid, vitaliteit uitstralen. Je gaat met je collega’s zitten brainstormen en opeens roept iemand: “Ik heb een goed idee, we laten iemand zien die vrij en blij vanaf een steiger in het water springt”. Iedereen is enthousiast en ook de klant vindt het een goed idee. Een aantal maanden later is de commercial klaar en op allerlei kanalen en media te zien.

Tot zo ver is er niets aan de hand. Behalve dan, dat het mij is gaan opvallen dat er best veel commercials zijn waarin een steiger is te zien waar blij vanaf wordt gesprongen. En dan bedoel ik niet twee of drie commercials. Ik ben dit de afgelopen tijd gaan bijhouden en de teller staat inmiddels op 9! (zie onderaan deze tekst de hele lijst)

uit een Raffaello commercial

Nu zullen mensen zich afvragen of ik niets beters heb te doen (ze hebben natuurlijk helemaal gelijk) en of er geen belangrijker onderwerpen zijn om me mee bezig te houden (ook dat klopt), maar toch wil ik opnieuw dit punt maken: waarom is men in dit soort gevallen zo weinig creatief?

uit een WestlandUtrecht commercial

Ik begrijp best dat het moeilijk is om iedere keer met een nieuw, fris, niet-afgezaagd ontwerp of idee te komen. Er worden zoveel logo’s, uitingen en slogans ontwikkeld, dat het lastig kan zijn om steeds met verrassende ideeën te komen. Maar ik vrees dat er soms ook sprake is het creatieve gemakzucht of simpele na-aperij. In mijn ogen zou het juist van professionaliteit getuigen als je elke keer originele beelden en woorden weet te ontwikkelen, om zo het unieke van elke merk en elk product tot uitdrukking te brengen.

Daarom wil ik eindigen met een oproep aan alle reclamemensen en ontwerpers: als je een nieuw merk of product in de steigers wil zetten, gebruik dan geen steiger!

uit een Campina commercial

 

Hieronder de lijst met steiger-commercials die ik heb samengesteld (inclusief link)

Skoda: https://www.youtube.com/watch?v=PSDOlnMhClY

Spa: https://www.facebook.com/watch/?v=659659421980462

Westland/Utrecht Bank: https://www.youtube.com/watch?v=yI7SH0PS7gQ

Even Apeldoorn bellen (1990): https://www.youtube.com/watch?v=FHcjUq-M1c4

Red Band: https://www.youtube.com/watch?v=RyWVAt5-dd8

Hill’s: https://www.linkedin.com/posts/hill-s-vet-nederland_heeft-u-de-nieuwe-hills-reclame-al-op-televisie-activity-6952215098253824000-txyL/?t=%7Bseek_to_second_number%7D&originalSubdomain=nl

Campina: https://www.youtube.com/watch?v=vrAfDJZvzEg

FrontPro: https://www.ericaeng.com/frontpro

Raffaello: https://www.youtube.com/watch?v=l4EMSWcUSio 

 

Eerdere blogs over vrijwel identieke uitingen:

Zadelhoesjes: https://phaestus.nl/phaestus.nl/?p=701

Reclame voor reclame: https://phaestus.nl/phaestus.nl/?p=1540

Smileys: https://phaestus.nl/phaestus.nl/?p=1842

Dubbele pijlen: https://phaestus.nl/phaestus.nl/?p=1870

Vlammen-logo’s:  https://phaestus.nl/phaestus.nl/?p=2964

 

 

 

In vuur en vlam

De Olympische Spelen van Parijs 2024 zijn afgelopen. De vlam is gedoofd. Ik heb, net als veel anderen, genoten van de wedstrijden, de prachtige entourage en de mooie prestaties. Bij dit alles heb ik ook elke dag met plezier het logo van de Parijse Spelen voorbij zien komen. Ik verzamel namelijk logo’s waarop een vlam is afgebeeld. En het logo van ‘Paris 2024’ is een fraaie aanwinst.

Ik heb meer van dit soort (digitale) verzamelingen: strandpalen, zadelhoesjes, elastiekjes op straat, logo’s van vervoersbedrijven met dubbele pijlen, metalen plaatjes in het plaveisel, etc.[1] Allemaal alledaagse zaken die ik in het openbaar tegenkom. Ik maak daar dan een foto van en doe ze in verzamelmapjes op mijn laptop. Soms maak ik niet zelf de foto, maar zoek ik naar een passende afbeelding op het internet. Iedereen heeft zijn hobby’s en eigenaardigheden. Ik vind het leuk om dit soort zaken te verzamelen en daar op een gegeven moment iets over te schrijven.

Hierbij een paar voorbeelden uit mijn vlam-logo verzameling:

 

Gouden medaille, vuur en Marianne

Het Olympische logo van Parijs is een fraaie combinatie van drie symbolen: de gouden medaille, de Olympische vlam en Marianne, de personificatie van Frankrijk. Als je goed kijkt zie je deze drie elementen terugkomen in het logo. De ronde vorm en de kleur verwijzen naar de gouden medaille. Binnenin zie je de vlam, omlijst door het kapsel van een vrouw met onderaan haar mond.

De gouden medaille is natuurlijk de hoofdprijs voor elke Olympische atleet. Deze medailles werden voor het eerst uitgedeeld tijdens de tweede (moderne) Olympische Spelen, in 1900. Toevallig ook in Parijs. Op deze gouden medaille staat een afbeelding van Nike, de Griekse godin van de overwinning. Tijdens de sluitingsceremonie van de Olympische Spelen van afgelopen zondag was ook een groot beeld van Nike te zien; een kopie van het beroemde gevleugelde beeld dat tot de topstukken van het Louvre behoort.

Het ontsteken van vuur is een oude Griekse traditie die voor het eerst tijdens de Spelen van Amsterdam (1928) werd geherintroduceerd. Op de Marathontoren was een grote metalen schaal aangebracht waarop elke dag de Olympische vlam werd ontstoken. Daar was een speciale gasleiding voor aangelegd.[2] Sinds ‘Amsterdam’ wordt er bij elke editie van de Olympische Spelen een vlam ontstoken die gedurende het hele evenement blijft branden.

Marianne is het ‘zinnebeeld’ van de Franse Republiek.  Zij staat voor de Vrijheid en de Rede. Haar profiel is terug te vinden op Franse postzegels en Franse euromunten. De afgelopen decennia hebben bekende Françaises als Brigitte Bardot, Catherine Deneuve en Laetitia Casta model gestaan voor eigentijdse versies van Marianne.[3]

Catherine Deneuve stond in 1968 model voor de nieuwe versie van Marianne.

 

Geslaagde Spelen, geslaagd logo

Dit bijzondere drie-in-één logo is een mooi symbool voor de innovatieve en inventieve manier waarop Frankrijk vorm heeft gegeven aan deze moderne Olympische Spelen. De openingsceremonie was niet in een stadion, maar op en rond de Seine. Het centrum van Parijs vormde daarbij het schitterende  decor. Veel wedstrijden vonden plaats op fotogenieke en historische locaties, zowel in Parijs als daarbuiten (Versailles, Marseille, Tahiti). En daarnaast was er bij deze Spelen veel aandacht voor duurzaamheid, inclusiviteit en gender-gelijkheid. Je kunt er over twisten of dat allemaal goed uit de verf is  gekomen, maar vriend en vijand zijn het er over eens dat Frankrijk en Parijs een prachtig visitekaartje hebben afgegeven  waarmee ze miljoenen bezoekers en miljarden televisiekijkers in vuur en vlam hebben gezet.

 

P.S. Mijn broer Paul kwam nog met een interessante aanvulling op mijn verhaal. Het logo van het Italiaanse koffie-merk Moak (zie laatste logo-afbeelding hierboven) laat eigenlijk geen vlam zien, maar drie geur-sliertjes.  Het ontwerp is van de Nederlander Bob Noorda. Hij wilde daarmee laten zien dat het bij goede koffie niet alleen gaat om de smaak, maar ook om de geur: https://www.zoutmagazine.eu/siciliaanse-herinneringen-bob-noorda/ 

 

[1] Ik heb over deze verzamelingen al meerdere blogteksten geschreven. Zie o.a. :

https://phaestus.nl/phaestus.nl/?p=2654 (over strandpalen); https://phaestus.nl/phaestus.nl/?p=701 (over zadelhoesjes); https://phaestus.nl/phaestus.nl/?p=1870 (over pijlen-logo’s); https://phaestus.nl/phaestus.nl/?p=1842 (over smileys).

[2] Zie: https://www.olympischstadion.nl/het-olympische-vuur/#:~:text=De%20oorsprong%20van%20het%20Olympische,aangestoken%20voor%20de%20god%20Zeus.

[3] Zie: https://nl.wikipedia.org/wiki/Marianne_(symbool)

 

Poëzie in de leesclub

 

Sinds een jaar zit ik in een leesclub, of beter gezegd, een leesclubje. We zijn met z’n vieren: oud-studiegenoten die een jaar geleden besloten de banden weer wat steviger aan te halen en regelmatig bij elkaar te komen. We praten iedere keer eerst bij, bespreken lief en leed om daarna met elkaar het gelezen boek in te duiken. Dat levert boeiende uitwisselingen en verrassende inzichten op. Ik ben deze sessies erg gaan waarderen, zeker ook omdat we iedere keer afsluiten met een goed glas en een lekkere maaltijd.

Het schijnt dat sommige leesclubs vaste spelregels hebben over de keuze van de boeken en de manier van bespreken. Wij hebben gekozen voor een vrije aanpak. Aan het einde van elke bijeenkomst delen we suggesties voor een volgend boek. Soms doet iemand dat al tussentijds in onze gezamenlijke app. En ook onze bespreking is open en weinig geregisseerd. We delen leeservaringen, dragen mooie zinnen uit het boek voor, kraken kritische noten en maken vergelijkingen met andere boeken. Een mooie mengeling van serieus en lichtvoetig.

Op basis van deze positieve ervaringen stelde ik een tijdje geleden voor om een keer een dichtbundel te kiezen. Ik ben een poëzie-liefhebber en het leek me de moeite waard om ook deze literaire variant aan bod te laten komen. Met een mix van aarzeling en welwillendheid werd mijn voorstel aangenomen. Ik bood aan om op zoek te gaan naar een goede titel, maar merkte al snel dat ik mezelf met een fikse opgave had opgezadeld: welke dichtbundel? Misschien niet handig om een bundel van één specifieke dichter te kiezen. Smaken verschillen, zeker als het om gedichten gaat. Stel je voor dat de gekozen dichter niet aan zou spreken; dat zou geen plezierige bespreking opleveren. Nee, het moest een breder aanbod van dichters zijn. Een bloemlezing heeft vaak een hoog Domweg gelukkig in de Dapperstraat-gehalte: mooie klassiekers, maar te bekend en niet verrassend.

Toen moest ik denken aan een bundel die ik 15 jaar geleden van mijn oudste zoon had gekregen: Het Liegend Konijn. Een tweejaarlijks verschijnende tijdschrift met een brede verzameling recent werk van Vlaamse en Nederlandse dichters. Dankzij die uitgave maakte ik destijds kennis met het werk van dichters als Delphine Lecomte, Leonard Nolens, Alfred Schaffer en Hester Knibbe. Van sommigen heb ik daarna ook eigen dichtbundels gekocht. Natuurlijk trof ik ook dichters aan met minder aansprekende gedichten. Zo werkte Het Liegend Konijn voor mij als een rijke bron om me te oriënteren en een selectie te maken.

Op internet ontdekte ik dat Het Liegend Konijn nog steeds bestaat. Sterker nog, de eerste uitgave van 2024 was net uitgekomen. Daarop stuurde ik een app naar mijn leesvrienden en gaf de titel door voor de eerstvolgende bijeenkomst.

Een ruime maand later kwamen we bij elkaar om de bundel te bespreken. Mijn vrienden vertelden dat ze het een bijzondere leeservaring hadden gevonden. Ze hadden wat meer ‘klassieke’ poëzie verwacht, met rijm en ritme. Maar in deze bundel kwamen dergelijke gedichten nauwelijks voor. Integendeel, ze hadden verhalende teksten aangetroffen, absurdistische verzen en cryptische formuleringen. Lang niet alles was in de smaak gevallen. Maar gelukkig waren er ook veel gedichten die wel tot de verbeelding spraken.

Voor deze keer hadden we afgesproken dat iedereen een lijstje zou meenemen met de vijf meest aansprekende gedichten. Dat leverde een boeiende bespreking op. Sommige gedichten werden heel verschillend gewaardeerd. Wat de een heel erg aansprak, was voor de ander weinigzeggend. Maar de bespreking van de meeste gedichten bleek verrijkend. We ontdekten al pratend meerdere lagen en betekenissen. Een paar keer raakte een gedicht aan een indringende eigen ervaring en kwamen we tot heel persoonlijke gesprekken.

Al met al was dit de meest uitvoerige en diepgaande bespreking van het afgelopen jaar. Wat mij betreft een geslaagd experiment en een aanrader voor andere leesclubs: kies ook een keer voor poëzie!

 

Ik sluit af met een fragment van een gedicht dat op drie van de vier lijstjes met favoriete verzen stond. Het is van Tijl Nuijts en het heet ‘Het boek van Naeem’. Het is een gedicht over een groep migranten die samen op taalles zitten.

 

Ik wil verhuizen naar een tuin

in jouw taal, naar een plek waar je overal

gratis mag parkeren, naar een land waar elke dag

vier seizoenen in zich draagt: een paradijs

van zon en hagel, van miezer en bloesems

….

Samen met jullie leer ik opnieuw spreken, alles is vers,

elk woord is een stroom en de straten staan blank, nu

maar het water zal wegtrekken, morgen misschien.

 

Wanneer ik de volgende dag perziken ga kopen

sta ik stil voor de fruitkraam en huil tranen van trots.

Luister hoe ze nu spreken! Ze maken de mooiste fouten.

 

Stilstaan op 4 mei bij Bram en Luc

Een paar maanden na het einde van de oorlog publiceerde mijn vader een bloemlezing van gedichten uit de bezettingstijd onder de titel Verzet en Poëzie. In de bundel een twintigtal verzen van bekende dichters als J.C. Bloem, Jan Campert, Ed. Hoornik en M. Nijhoff.

In de Verantwoording bedankt mijn vader de auteurs voor hun toestemming om deze verzen in zijn bundel op te nemen. Onder de Verantwoording staat: Utrecht, November 1945. Dat is de maand waarin mijn vader 19 jaar werd. Dat roept bij mij allerlei vragen op. Hoe kwam hij ertoe om op zo’n jonge leeftijd deze bloemlezing samen te stellen? En hoe heeft hij een uitgeverij bereid gevonden dit boek te publiceren? Ik kan er alleen maar naar gissen. Ik weet dat mijn vader tijdens de laatste fase van de oorlog ondergedoken zat. Geen idee waar dat was. Ik weet ook dat mijn vader een gretige lezer was en een bijzondere belangstelling had voor poëzie. Ik vermoed dat mijn vader als onderduiker veel heeft zitten lezen en zo op het idee kwam om een verzameling van gedichten over oorlog en verzet aan te leggen.

Ik kan het mijn vader zelf niet meer vragen. Hij overleed in 1970; ik was toen nog te jong om over dit soort serieuze zaken met hem te praten. Ook zijn broers en zussen, inmiddels hoogbejaard, kunnen mij hierover geen uitsluitsel geven. Mijn vader was de oudste thuis. In 1944 werd hij 18 jaar en moest hij zich melden voor de Arbeidseinsatz (dwangarbeid) in Duitsland. Maar dat wilde hij niet. “Op een dag was hij weg”, vertelt mijn oude tante, “en we wisten niet waar hij zat; er werd niet gesproken over onderduikadressen”.

Mijn vaders bloemlezing staat al jarenlang in mijn boekenkast. Een paar maanden geleden haalde ik hem weer eens tevoorschijn. Ik wist dat de bundel aan twee mensen was opgedragen, maar ik had daar nooit echt bij stilgestaan. Nu wilde ik meer van hen te weten zien te komen.

“Aan de nagedachtenis van mijn vrienden Bram Colijn en Luc Touber”

Dankzij google en internet heb ik beide mannen kunnen traceren.

Abraham/Bram Colijn (1924) werd honderd jaar geleden geboren in Utrecht. Bram moest, net als mijn vader, onderduiken. Hij sloot zich vol overtuiging aan bij een verzetsgroep in de regio Harmelen-Montfoort. Eind maart 1945 gebeurt er iets dramatisch. Er vindt vanuit Engeland een nachtelijke wapendropping plaats in de omgeving van Montfoort. De verzetsgroep van Bram staat klaar om de wapens te verzamelen. Ze moeten zich uit de voeten maken als een Duitse patrouille in de buurt komt en begint te schieten. Iedereen weet te ontkomen, behalve Bram. Hij wordt dodelijk getroffen. Zijn lichaam werd door de Duitse soldaten een dag lang ‘ter afschrikking’ in Montfoort op een grasveldje gelegd. Na de oorlog heeft de gemeente Montfoort hem geëerd door een woonerf naar hem te noemen.

Abraham Colijnhof in Montfoort (eigen foto)

Lucas/Luc Touber (1923) woonde tijdens de oorlog ook in Utrecht. Hij werd in 1944 gearresteerd omdat hij zich niet beschikbaar wilde stellen voor de Arbeidseinsatz. Hij zat van juni tot september 1944 gevangen in Kamp Amersfoort. Daarna werd hij op transport gezet naar concentratiekamp Neuengamme. Hij overleed daar in december 1944 aan uitputting. Een dag voor zijn 21e verjaardag.

Beide mannen liggen begraven op het Nationaal Ereveld in Loenen (Gelderland). Niet ver van het dorp waar ik met mijn ouders in de jaren ‘60 heb gewoond. Heeft mijn vader destijds geweten dat zijn kameraden zo dichtbij begraven lagen? En heeft hij hun graven wel eens bezocht? Ik heb geen idee.

Zo heb ik wat dingen weten op te helderen, maar blijven nog veel vragen onbeantwoord. Ik weet wel, dankzij de Opdracht voorin de bundel, dat het vrienden van mijn vader waren. En ik heb kunnen achterhalen dat deze jonge mannen zich hebben verzet tegen de nazi’s en dat met hun dood hebben moeten bekopen.

Alle reden voor mij om dit jaar op 4 mei speciaal stil te staan bij Bram en Luc.

 

 

Bronnen:

https://www.koningsdagmontfoort.nl/artikel-montfoort-in-de-oorlog-

https://vrijheid.scouting.nl/scouting-in-de-oorlog/database-bestanden/verzet/1392-verzet-lucas-touber/file

Groeten uit Zeist #12 The Passion: kruis en munt

Zeist is helemaal in de ban van The Passion. Op donderdagavond 28 maart wordt dit televisie-spektakelstuk live opgevoerd op het plein voor het gemeentehuis. Met Slot Zeist op de achtergrond. De meeste mensen die ik hierover spreek zijn blij dat onze woonplaats dit jaar het decor is. Ze vinden dat Zeist hierdoor mooi op de kaart komt te staan. Je telt kennelijk als gemeente pas echt mee als je uitverkoren bent om als locatie te dienen voor Koningsdag, een etappe van de Tour de France of The Passion.

Dit jaar valt onze gemeente dus in de prijzen. Sinds enkele weken zie je al vele voortekenen van dit evenement. Er hangen Passion-affiches bij bushaltes, horeca-gelegenheden lokken klanten met een speciale Passion-avond, fietsenrekken in het centrum worden verwijderd, winkels hebben inhaak-acties, en het lokale sufferdje presenteert het laatste nieuws over alle BN-ers die gaan meespelen.

 

Ik volg dit allemaal met veel belangstelling. Ik vind het mooi dat mijn nieuwe woonplaats zo in de belangstelling komt te staan.

Het hele gebeuren roept ook een paar gedachten en overwegingen bij me op.

 

 

1: Passie en Promotie

Dat blijkt dat Zeist dit event niet simpelweg aangeboden heeft gekregen, maar zelf de portemonnee heeft getrokken om ‘gaststad’ te kunnen zijn. De gemeente Zeist heeft hier circa 350.000 euro voor moeten betalen. Daar komt nog eenzelfde bedrag bij voor zaken als verkeersaanpassingen, veiligheidsplannen, facilitaire zaken, communicatie, etc. Kortom, er hangt een behoorlijk prijskaartje aan het binnenhalen en organiseren van The Passion.

Ik kom plaatsgenoten tegen die daar moeite mee hebben, maar ik deel hun gevoel niet. Je mag wat mij betreft als gemeente best af en toe je nek uitsteken en jezelf in de schijnwerpers zetten. Een ruime meerderheid in de gemeenteraad heeft dit initiatief dan ook gesteund. Goede promotie, zal men hebben gedacht.

De hoop is natuurlijk dat de naamsbekendheid van Zeist hiermee toeneemt en meer mensen Zeist gaan bezoeken. In die zin is The Passion niet alleen een populaire eendagsvlieg, maar ook een diepte-investering voor Zeist. Alleen weet niemand of de gemeente het nu uitgegeven bedrag helemaal zal gaan terugverdienen. Maar er ligt in ieder geval geen groot debacle op de loer, zoals bij het miljoenenverlies van de Floriade in Almere.

 

2: Kruis of Munt

Lokale organisaties en middenstanders mogen inhaak-activiteiten organiseren en ze kunnen zelfs wat subsidie van de gemeente hiervoor krijgen. Ze moeten zich daarbij wel aan bepaalde spelregels houden. Zo mogen zij niet het logo van The Passion gebruiken (want beschermd), maar kunnen ze wel gebruik maken van een door de gemeente ontwikkelde ‘toolkit’ met goedgekeurde afbeeldingen. “Bakkers mogen geen Passion-taartjes maken, maar wel Passie-taartjes”, zo staat er op de website van de gemeente.[1]

“Gelukkig mogen passievruchten nog wel verkocht worden”, grinnikte mijn vrouw toen ik het voorlas.

Een goedgekeurde afbeelding uit de ‘toolkit’

Ik vind dat maar vreemd en betuttelend. Wat is er op tegen als lokale middenstanders de naam en het logo gebruiken? Het gaat toch niet om het op de markt brengen van grote partijen imitatie-merkkleding?

Ik snap dat de omroeporganisatie en de gemeente huiverig zijn voor grote commerciële partijen die willen meeliften op dit event en er munt uit proberen te slaan. Maar dat is heel wat anders dan een lokale bakker of bloemenwinkel met wat aardige Passion-artikelen in de aanbieding. The Passion is een tijd- en plaatsgebonden evenement. Bovendien geeft de gemeente ook subsidie aan goedgekeurde ‘side-events’. De organisaties en ondernemers die subsidie (en dus groen licht) ontvangen zouden toch probleemloos de naam en het logo van the Passion moeten kunnen gebruiken, lijkt mij.

 

3: Het kruis als symbool

Mijn laatste opmerking staat los van Zeist, maar gaat over het kruis-symbool als zodanig. In kerkelijke kringen gaat de passie-tijd over het lijden en sterven van Christus. Aansluitend wordt met Pasen de opstanding van Jezus gevierd. Ik vind het opmerkelijk dat er in allerlei culturele uitingen vooral wordt stilgestaan bij het lijden en sterven van Jezus en niet bij zijn opstanding. De in Nederland zeer populaire Matthäus Passion van Bach eindigt met de dood van Jezus aan het kruis, niet met zijn opstanding. Terwijl het evangelie van Mattheus ook de opstanding beschrijft. Hetzelfde zie je bij de bekende musical Jesus Christ Superstar (die momenteel weer volle zalen trekt). Ook hier vormt het sterven van Jezus de slotscene. En ook The Passion in Zeist zal eindigen met de dood van Jezus. Vandaar dat kruis als symbool.

Hoewel ik niet meer gelovig ben (ik heb wel een -relatief on-dogmatische- christelijke opvoeding gehad), verbaas ik me hier nog steeds over. Het bijbelse verhaal van Jezus eindigt niet met zijn dood, maar met zijn herrijzenis. Dat is een uniek gegeven. Er zijn in de geschiedenis zoveel helden en voorbeeldfiguren op te noemen die hun strijd met de dood hebben moeten bekopen, maar niemand stond daarna op uit zijn graf. Dus niet de dood en het kruis zijn zo bijzonder, maar het open graf en de opstanding. Volgens de christelijke liturgie is Pasen is het belangrijkste feest. Dan wordt de opstanding van Jezus gevierd. Waarom hebben christenen door de eeuwen heen dan toch het instrument van zijn dood (het kruis) als symbool gekozen en niet een teken dat verwijst naar het overwinnen van de dood? Ik heb eerlijk gezegd geen idee. In mijn ogen zou een ‘levensteken’ een hoopvoller en passender symbool zijn dan een kruis.

[1] https://www.zeist.nl/projecten/projectenoverzicht/the-passion-live-vanuit-zeist/toolkit-the-passion-voor-zeister-ondernemers