Een terugkerend thema in mijn blogs is het signaleren van vrijwel identieke communicatie-uitingen van verschillende organisaties. Het valt me daarbij op hoe weinig origineel reclamemakers en ontwerpers soms zijn bij het kiezen en gebruiken van bepaalde beelden, logo’s, of symbolen. Zo schreef ik eerder al over vergelijkbare zadelhoesjes (waarop heel vaak de tekst ‘hier zit je goed’ te lezen is), een overdaad aan smiley’s in uitingen, reclame voor reclame (outdoor-reclame waarin lege plekken zijn opgevuld met eigen reclame van het type ‘uw advertentie kan ook hier’), veelvoorkomende dubbele pijlen in de logo’s van transportbedrijven, etc. Allemaal voorbeelden van ‘erg-veel-van-hetzelfde’.
Mijn nieuwste bijdrage gaat over een recent ontdekte variant: steigers in commercials.
Stel je voor, je werkt op een reclamebureau en een klant wil graag dat je een commercial ontwikkelt voor zijn/haar product. Die commercial moet vooral energie, gezondheid, vitaliteit uitstralen. Je gaat met je collega’s zitten brainstormen en opeens roept iemand: “Ik heb een goed idee, we laten iemand zien die vrij en blij vanaf een steiger in het water springt”. Iedereen is enthousiast en ook de klant vindt het een goed idee. Een aantal maanden later is de commercial klaar en op allerlei kanalen en media te zien.
Tot zo ver is er niets aan de hand. Behalve dan, dat het mij is gaan opvallen dat er best veel commercials zijn waarin een steiger is te zien waar blij vanaf wordt gesprongen. En dan bedoel ik niet twee of drie commercials. Ik ben dit de afgelopen tijd gaan bijhouden en de teller staat inmiddels op 9! (zie onderaan deze tekst de hele lijst)
uit een Raffaello commercial
Nu zullen mensen zich afvragen of ik niets beters heb te doen (ze hebben natuurlijk helemaal gelijk) en of er geen belangrijker onderwerpen zijn om me mee bezig te houden (ook dat klopt), maar toch wil ik opnieuw dit punt maken: waarom is men in dit soort gevallen zo weinig creatief?
uit een WestlandUtrecht commercial
Ik begrijp best dat het moeilijk is om iedere keer met een nieuw, fris, niet-afgezaagd ontwerp of idee te komen. Er worden zoveel logo’s, uitingen en slogans ontwikkeld, dat het lastig kan zijn om steeds met verrassende ideeën te komen. Maar ik vrees dat er soms ook sprake is het creatieve gemakzucht of simpele na-aperij. In mijn ogen zou het juist van professionaliteit getuigen als je elke keer originele beelden en woorden weet te ontwikkelen, om zo het unieke van elke merk en elk product tot uitdrukking te brengen.
Daarom wil ik eindigen met een oproep aan alle reclamemensen en ontwerpers: als je een nieuw merk of product in de steigers wil zetten, gebruik dan geen steiger!
uit een Campina commercial
Hieronder de lijst met steiger-commercials die ik heb samengesteld (inclusief link)
De Olympische Spelen van Parijs 2024 zijn afgelopen. De vlam is gedoofd. Ik heb, net als veel anderen, genoten van de wedstrijden, de prachtige entourage en de mooie prestaties. Bij dit alles heb ik ook elke dag met plezier het logo van de Parijse Spelen voorbij zien komen. Ik verzamel namelijk logo’s waarop een vlam is afgebeeld. En het logo van ‘Paris 2024’ is een fraaie aanwinst.
Ik heb meer van dit soort (digitale) verzamelingen: strandpalen, zadelhoesjes, elastiekjes op straat, logo’s van vervoersbedrijven met dubbele pijlen, metalen plaatjes in het plaveisel, etc.[1] Allemaal alledaagse zaken die ik in het openbaar tegenkom. Ik maak daar dan een foto van en doe ze in verzamelmapjes op mijn laptop. Soms maak ik niet zelf de foto, maar zoek ik naar een passende afbeelding op het internet. Iedereen heeft zijn hobby’s en eigenaardigheden. Ik vind het leuk om dit soort zaken te verzamelen en daar op een gegeven moment iets over te schrijven.
Hierbij een paar voorbeelden uit mijn vlam-logo verzameling:
Gouden medaille, vuur en Marianne
Het Olympische logo van Parijs is een fraaie combinatie van drie symbolen: de gouden medaille, de Olympische vlam en Marianne, de personificatie van Frankrijk. Als je goed kijkt zie je deze drie elementen terugkomen in het logo. De ronde vorm en de kleur verwijzen naar de gouden medaille. Binnenin zie je de vlam, omlijst door het kapsel van een vrouw met onderaan haar mond.
De gouden medaille is natuurlijk de hoofdprijs voor elke Olympische atleet. Deze medailles werden voor het eerst uitgedeeld tijdens de tweede (moderne) Olympische Spelen, in 1900. Toevallig ook in Parijs. Op deze gouden medaille staat een afbeelding van Nike, de Griekse godin van de overwinning. Tijdens de sluitingsceremonie van de Olympische Spelen van afgelopen zondag was ook een groot beeld van Nike te zien; een kopie van het beroemde gevleugelde beeld dat tot de topstukken van het Louvre behoort.
Het ontsteken van vuur is een oude Griekse traditie die voor het eerst tijdens de Spelen van Amsterdam (1928) werd geherintroduceerd. Op de Marathontoren was een grote metalen schaal aangebracht waarop elke dag de Olympische vlam werd ontstoken. Daar was een speciale gasleiding voor aangelegd.[2] Sinds ‘Amsterdam’ wordt er bij elke editie van de Olympische Spelen een vlam ontstoken die gedurende het hele evenement blijft branden.
Marianne is het ‘zinnebeeld’ van de Franse Republiek. Zij staat voor de Vrijheid en de Rede. Haar profiel is terug te vinden op Franse postzegels en Franse euromunten. De afgelopen decennia hebben bekende Françaises als Brigitte Bardot, Catherine Deneuve en Laetitia Casta model gestaan voor eigentijdse versies van Marianne.[3]
Catherine Deneuve stond in 1968 model voor de nieuwe versie van Marianne.
Geslaagde Spelen, geslaagd logo
Dit bijzondere drie-in-één logo is een mooi symbool voor de innovatieve en inventieve manier waarop Frankrijk vorm heeft gegeven aan deze moderne Olympische Spelen. De openingsceremonie was niet in een stadion, maar op en rond de Seine. Het centrum van Parijs vormde daarbij het schitterende decor. Veel wedstrijden vonden plaats op fotogenieke en historische locaties, zowel in Parijs als daarbuiten (Versailles, Marseille, Tahiti). En daarnaast was er bij deze Spelen veel aandacht voor duurzaamheid, inclusiviteit en gender-gelijkheid. Je kunt er over twisten of dat allemaal goed uit de verf is gekomen, maar vriend en vijand zijn het er over eens dat Frankrijk en Parijs een prachtig visitekaartje hebben afgegeven waarmee ze miljoenen bezoekers en miljarden televisiekijkers in vuur en vlam hebben gezet.
P.S. Mijn broer Paul kwam nog met een interessante aanvulling op mijn verhaal. Het logo van het Italiaanse koffie-merk Moak (zie laatste logo-afbeelding hierboven) laat eigenlijk geen vlam zien, maar drie geur-sliertjes. Het ontwerp is van de Nederlander Bob Noorda. Hij wilde daarmee laten zien dat het bij goede koffie niet alleen gaat om de smaak, maar ook om de geur: https://www.zoutmagazine.eu/siciliaanse-herinneringen-bob-noorda/
[1] Ik heb over deze verzamelingen al meerdere blogteksten geschreven. Zie o.a. :
Sinds een jaar zit ik in een leesclub, of beter gezegd, een leesclubje. We zijn met z’n vieren: oud-studiegenoten die een jaar geleden besloten de banden weer wat steviger aan te halen en regelmatig bij elkaar te komen. We praten iedere keer eerst bij, bespreken lief en leed om daarna met elkaar het gelezen boek in te duiken. Dat levert boeiende uitwisselingen en verrassende inzichten op. Ik ben deze sessies erg gaan waarderen, zeker ook omdat we iedere keer afsluiten met een goed glas en een lekkere maaltijd.
Het schijnt dat sommige leesclubs vaste spelregels hebben over de keuze van de boeken en de manier van bespreken. Wij hebben gekozen voor een vrije aanpak. Aan het einde van elke bijeenkomst delen we suggesties voor een volgend boek. Soms doet iemand dat al tussentijds in onze gezamenlijke app. En ook onze bespreking is open en weinig geregisseerd. We delen leeservaringen, dragen mooie zinnen uit het boek voor, kraken kritische noten en maken vergelijkingen met andere boeken. Een mooie mengeling van serieus en lichtvoetig.
Op basis van deze positieve ervaringen stelde ik een tijdje geleden voor om een keer een dichtbundel te kiezen. Ik ben een poëzie-liefhebber en het leek me de moeite waard om ook deze literaire variant aan bod te laten komen. Met een mix van aarzeling en welwillendheid werd mijn voorstel aangenomen. Ik bood aan om op zoek te gaan naar een goede titel, maar merkte al snel dat ik mezelf met een fikse opgave had opgezadeld: welke dichtbundel? Misschien niet handig om een bundel van één specifieke dichter te kiezen. Smaken verschillen, zeker als het om gedichten gaat. Stel je voor dat de gekozen dichter niet aan zou spreken; dat zou geen plezierige bespreking opleveren. Nee, het moest een breder aanbod van dichters zijn. Een bloemlezing heeft vaak een hoog Domweg gelukkig in de Dapperstraat-gehalte: mooie klassiekers, maar te bekend en niet verrassend.
Toen moest ik denken aan een bundel die ik 15 jaar geleden van mijn oudste zoon had gekregen: Het Liegend Konijn. Een tweejaarlijks verschijnende tijdschrift met een brede verzameling recent werk van Vlaamse en Nederlandse dichters. Dankzij die uitgave maakte ik destijds kennis met het werk van dichters als Delphine Lecomte, Leonard Nolens, Alfred Schaffer en Hester Knibbe. Van sommigen heb ik daarna ook eigen dichtbundels gekocht. Natuurlijk trof ik ook dichters aan met minder aansprekende gedichten. Zo werkte Het Liegend Konijn voor mij als een rijke bron om me te oriënteren en een selectie te maken.
Op internet ontdekte ik dat Het Liegend Konijn nog steeds bestaat. Sterker nog, de eerste uitgave van 2024 was net uitgekomen. Daarop stuurde ik een app naar mijn leesvrienden en gaf de titel door voor de eerstvolgende bijeenkomst.
Een ruime maand later kwamen we bij elkaar om de bundel te bespreken. Mijn vrienden vertelden dat ze het een bijzondere leeservaring hadden gevonden. Ze hadden wat meer ‘klassieke’ poëzie verwacht, met rijm en ritme. Maar in deze bundel kwamen dergelijke gedichten nauwelijks voor. Integendeel, ze hadden verhalende teksten aangetroffen, absurdistische verzen en cryptische formuleringen. Lang niet alles was in de smaak gevallen. Maar gelukkig waren er ook veel gedichten die wel tot de verbeelding spraken.
Voor deze keer hadden we afgesproken dat iedereen een lijstje zou meenemen met de vijf meest aansprekende gedichten. Dat leverde een boeiende bespreking op. Sommige gedichten werden heel verschillend gewaardeerd. Wat de een heel erg aansprak, was voor de ander weinigzeggend. Maar de bespreking van de meeste gedichten bleek verrijkend. We ontdekten al pratend meerdere lagen en betekenissen. Een paar keer raakte een gedicht aan een indringende eigen ervaring en kwamen we tot heel persoonlijke gesprekken.
Al met al was dit de meest uitvoerige en diepgaande bespreking van het afgelopen jaar. Wat mij betreft een geslaagd experiment en een aanrader voor andere leesclubs: kies ook een keer voor poëzie!
Ik sluit af met een fragment van een gedicht dat op drie van de vier lijstjes met favoriete verzen stond. Het is van Tijl Nuijts en het heet ‘Het boek van Naeem’. Het is een gedicht over een groep migranten die samen op taalles zitten.
Ik wil verhuizen naar een tuin
in jouw taal, naar een plek waar je overal
gratis mag parkeren, naar een land waar elke dag
vier seizoenen in zich draagt: een paradijs
van zon en hagel, van miezer en bloesems
….
Samen met jullie leer ik opnieuw spreken, alles is vers,
elk woord is een stroom en de straten staan blank, nu
maar het water zal wegtrekken, morgen misschien.
Wanneer ik de volgende dag perziken ga kopen
sta ik stil voor de fruitkraam en huil tranen van trots.
Luister hoe ze nu spreken! Ze maken de mooiste fouten.
Een paar maanden na het einde van de oorlog publiceerde mijn vader een bloemlezing van gedichten uit de bezettingstijd onder de titel Verzet en Poëzie. In de bundel een twintigtal verzen van bekende dichters als J.C. Bloem, Jan Campert, Ed. Hoornik en M. Nijhoff.
In de Verantwoording bedankt mijn vader de auteurs voor hun toestemming om deze verzen in zijn bundel op te nemen. Onder de Verantwoording staat: Utrecht, November 1945. Dat is de maand waarin mijn vader 19 jaar werd. Dat roept bij mij allerlei vragen op. Hoe kwam hij ertoe om op zo’n jonge leeftijd deze bloemlezing samen te stellen? En hoe heeft hij een uitgeverij bereid gevonden dit boek te publiceren? Ik kan er alleen maar naar gissen. Ik weet dat mijn vader tijdens de laatste fase van de oorlog ondergedoken zat. Geen idee waar dat was. Ik weet ook dat mijn vader een gretige lezer was en een bijzondere belangstelling had voor poëzie. Ik vermoed dat mijn vader als onderduiker veel heeft zitten lezen en zo op het idee kwam om een verzameling van gedichten over oorlog en verzet aan te leggen.
Ik kan het mijn vader zelf niet meer vragen. Hij overleed in 1970; ik was toen nog te jong om over dit soort serieuze zaken met hem te praten. Ook zijn broers en zussen, inmiddels hoogbejaard, kunnen mij hierover geen uitsluitsel geven. Mijn vader was de oudste thuis. In 1944 werd hij 18 jaar en moest hij zich melden voor de Arbeidseinsatz (dwangarbeid) in Duitsland. Maar dat wilde hij niet. “Op een dag was hij weg”, vertelt mijn oude tante, “en we wisten niet waar hij zat; er werd niet gesproken over onderduikadressen”.
Mijn vaders bloemlezing staat al jarenlang in mijn boekenkast. Een paar maanden geleden haalde ik hem weer eens tevoorschijn. Ik wist dat de bundel aan twee mensen was opgedragen, maar ik had daar nooit echt bij stilgestaan. Nu wilde ik meer van hen te weten zien te komen.
“Aan de nagedachtenis van mijn vrienden Bram Colijn en Luc Touber”
Dankzij google en internet heb ik beide mannen kunnen traceren.
Abraham/Bram Colijn (1924) werd honderd jaar geleden geboren in Utrecht. Bram moest, net als mijn vader, onderduiken. Hij sloot zich vol overtuiging aan bij een verzetsgroep in de regio Harmelen-Montfoort. Eind maart 1945 gebeurt er iets dramatisch. Er vindt vanuit Engeland een nachtelijke wapendropping plaats in de omgeving van Montfoort. De verzetsgroep van Bram staat klaar om de wapens te verzamelen. Ze moeten zich uit de voeten maken als een Duitse patrouille in de buurt komt en begint te schieten. Iedereen weet te ontkomen, behalve Bram. Hij wordt dodelijk getroffen. Zijn lichaam werd door de Duitse soldaten een dag lang ‘ter afschrikking’ in Montfoort op een grasveldje gelegd. Na de oorlog heeft de gemeente Montfoort hem geëerd door een woonerf naar hem te noemen.
Abraham Colijnhof in Montfoort (eigen foto)
Lucas/Luc Touber (1923) woonde tijdens de oorlog ook in Utrecht. Hij werd in 1944 gearresteerd omdat hij zich niet beschikbaar wilde stellen voor de Arbeidseinsatz. Hij zat van juni tot september 1944 gevangen in Kamp Amersfoort. Daarna werd hij op transport gezet naar concentratiekamp Neuengamme. Hij overleed daar in december 1944 aan uitputting. Een dag voor zijn 21e verjaardag.
Beide mannen liggen begraven op het Nationaal Ereveld in Loenen (Gelderland). Niet ver van het dorp waar ik met mijn ouders in de jaren ‘60 heb gewoond. Heeft mijn vader destijds geweten dat zijn kameraden zo dichtbij begraven lagen? En heeft hij hun graven wel eens bezocht? Ik heb geen idee.
Zo heb ik wat dingen weten op te helderen, maar blijven nog veel vragen onbeantwoord. Ik weet wel, dankzij de Opdracht voorin de bundel, dat het vrienden van mijn vader waren. En ik heb kunnen achterhalen dat deze jonge mannen zich hebben verzet tegen de nazi’s en dat met hun dood hebben moeten bekopen.
Alle reden voor mij om dit jaar op 4 mei speciaal stil te staan bij Bram en Luc.
Zeist is helemaal in de ban van The Passion. Op donderdagavond 28 maart wordt dit televisie-spektakelstuk live opgevoerd op het plein voor het gemeentehuis. Met Slot Zeist op de achtergrond. De meeste mensen die ik hierover spreek zijn blij dat onze woonplaats dit jaar het decor is. Ze vinden dat Zeist hierdoor mooi op de kaart komt te staan. Je telt kennelijk als gemeente pas echt mee als je uitverkoren bent om als locatie te dienen voor Koningsdag, een etappe van de Tour de France of The Passion.
Dit jaar valt onze gemeente dus in de prijzen. Sinds enkele weken zie je al vele voortekenen van dit evenement. Er hangen Passion-affiches bij bushaltes, horeca-gelegenheden lokken klanten met een speciale Passion-avond, fietsenrekken in het centrum worden verwijderd, winkels hebben inhaak-acties, en het lokale sufferdje presenteert het laatste nieuws over alle BN-ers die gaan meespelen.
Ik volg dit allemaal met veel belangstelling. Ik vind het mooi dat mijn nieuwe woonplaats zo in de belangstelling komt te staan.
Het hele gebeuren roept ook een paar gedachten en overwegingen bij me op.
1: Passie en Promotie
Dat blijkt dat Zeist dit event niet simpelweg aangeboden heeft gekregen, maar zelf de portemonnee heeft getrokken om ‘gaststad’ te kunnen zijn. De gemeente Zeist heeft hier circa 350.000 euro voor moeten betalen. Daar komt nog eenzelfde bedrag bij voor zaken als verkeersaanpassingen, veiligheidsplannen, facilitaire zaken, communicatie, etc. Kortom, er hangt een behoorlijk prijskaartje aan het binnenhalen en organiseren van The Passion.
Ik kom plaatsgenoten tegen die daar moeite mee hebben, maar ik deel hun gevoel niet. Je mag wat mij betreft als gemeente best af en toe je nek uitsteken en jezelf in de schijnwerpers zetten. Een ruime meerderheid in de gemeenteraad heeft dit initiatief dan ook gesteund. Goede promotie, zal men hebben gedacht.
De hoop is natuurlijk dat de naamsbekendheid van Zeist hiermee toeneemt en meer mensen Zeist gaan bezoeken. In die zin is The Passion niet alleen een populaire eendagsvlieg, maar ook een diepte-investering voor Zeist. Alleen weet niemand of de gemeente het nu uitgegeven bedrag helemaal zal gaan terugverdienen. Maar er ligt in ieder geval geen groot debacle op de loer, zoals bij het miljoenenverlies van de Floriade in Almere.
2: Kruis of Munt
Lokale organisaties en middenstanders mogen inhaak-activiteiten organiseren en ze kunnen zelfs wat subsidie van de gemeente hiervoor krijgen. Ze moeten zich daarbij wel aan bepaalde spelregels houden. Zo mogen zij niet het logo van The Passion gebruiken (want beschermd), maar kunnen ze wel gebruik maken van een door de gemeente ontwikkelde ‘toolkit’ met goedgekeurde afbeeldingen. “Bakkers mogen geen Passion-taartjes maken, maar wel Passie-taartjes”, zo staat er op de website van de gemeente.[1]
“Gelukkig mogen passievruchten nog wel verkocht worden”, grinnikte mijn vrouw toen ik het voorlas.
Een goedgekeurde afbeelding uit de ‘toolkit’
Ik vind dat maar vreemd en betuttelend. Wat is er op tegen als lokale middenstanders de naam en het logo gebruiken? Het gaat toch niet om het op de markt brengen van grote partijen imitatie-merkkleding?
Ik snap dat de omroeporganisatie en de gemeente huiverig zijn voor grote commerciële partijen die willen meeliften op dit event en er munt uit proberen te slaan. Maar dat is heel wat anders dan een lokale bakker of bloemenwinkel met wat aardige Passion-artikelen in de aanbieding. The Passion is een tijd- en plaatsgebonden evenement. Bovendien geeft de gemeente ook subsidie aan goedgekeurde ‘side-events’. De organisaties en ondernemers die subsidie (en dus groen licht) ontvangen zouden toch probleemloos de naam en het logo van the Passion moeten kunnen gebruiken, lijkt mij.
3: Het kruis als symbool
Mijn laatste opmerking staat los van Zeist, maar gaat over het kruis-symbool als zodanig. In kerkelijke kringen gaat de passie-tijd over het lijden en sterven van Christus. Aansluitend wordt met Pasen de opstanding van Jezus gevierd. Ik vind het opmerkelijk dat er in allerlei culturele uitingen vooral wordt stilgestaan bij het lijden en sterven van Jezus en niet bij zijn opstanding. De in Nederland zeer populaire Matthäus Passion van Bach eindigt met de dood van Jezus aan het kruis, niet met zijn opstanding. Terwijl het evangelie van Mattheus ook de opstanding beschrijft. Hetzelfde zie je bij de bekende musical Jesus Christ Superstar (die momenteel weer volle zalen trekt). Ook hier vormt het sterven van Jezus de slotscene. En ook The Passion in Zeist zal eindigen met de dood van Jezus. Vandaar dat kruis als symbool.
Hoewel ik niet meer gelovig ben (ik heb wel een -relatief on-dogmatische- christelijke opvoeding gehad), verbaas ik me hier nog steeds over. Het bijbelse verhaal van Jezus eindigt niet met zijn dood, maar met zijn herrijzenis. Dat is een uniek gegeven. Er zijn in de geschiedenis zoveel helden en voorbeeldfiguren op te noemen die hun strijd met de dood hebben moeten bekopen, maar niemand stond daarna op uit zijn graf. Dus niet de dood en het kruis zijn zo bijzonder, maar het open graf en de opstanding. Volgens de christelijke liturgie is Pasen is het belangrijkste feest. Dan wordt de opstanding van Jezus gevierd. Waarom hebben christenen door de eeuwen heen dan toch het instrument van zijn dood (het kruis) als symbool gekozen en niet een teken dat verwijst naar het overwinnen van de dood? Ik heb eerlijk gezegd geen idee. In mijn ogen zou een ‘levensteken’ een hoopvoller en passender symbool zijn dan een kruis.
Deze tekst is het vervolg op een eerder blog dat ik een week geleden plaatste. Over de verkiezingen in Indonesië.[1] In dit tweede deel ga ik nader in op de situatie op Bali. Onze oudste zoon is daar acht jaar geleden gaan wonen en is inmiddels getrouwd met een Balinese vrouw. Ze hebben samen een dochtertje van bijna twee jaar oud. Ons Balinese kleinkind. Voor mij voldoende redenen om me nader te verdiepen in de historie en cultuur van Bali.
Bali is een relatief klein eiland binnen de grote Indonesische archipel. Het merendeel van de bevolking is hindoe, terwijl veruit de meeste Indonesiërs islamitisch zijn. Bali staat vooral bekend als een droombestemming, een tropische parel. Het eiland van de goden. Deze magische belofte trekt jaarlijks ruim 14 miljoen toeristen aan (op een bevolking van 4 miljoen). Maar achter dat paradijselijke imago gaat een bewogen geschiedenis schuil waarin Nederland een cruciale, kwalijke rol heeft gespeeld.
BALI PAS LAAT GEKOLONISEERD
Het Nederlandse koloniale gezag had lange tijd weinig belangstelling voor Bali. Bali was tot halverwege de 19e eeuw alleen interessant voor het ronselen van slaven die veelal op Java te werk werden gesteld. Waar de Nederlanders al in de 17e eeuw hun koloniale invloed lieten gelden op Java, de Molukken en andere eilanden, probeerde men pas twee eeuwen later Bali in z’n greep te krijgen. Dat paste in het bredere streven om niet langer alleen handelsgoederen, zoals specerijen, te bemachtigen. Net als andere Europese mogendheden probeerde Nederland in de 19e eeuw volledige territoriale controle over alle koloniale gebieden te krijgen. Zo konden ook landbouw, industrie en mijnbouw verder worden ontwikkeld ten bate van het koloniale moederland. Het Nederlandse gezag in Batavia wilde op Bali met name de rijstproductie veilig stellen en verder uitbreiden.
DE VORSTEN VAN BALI
In die tijd bestond Bali uit een aantal vorstendommen. De Nederlanders probeerden de vorsten voor zich te winnen om via hen de bevolking te kunnen besturen. Er bestond altijd al enige rivaliteit tussen de vorstenhuizen maar deze werd door de Nederlandse kolonisator verder aangewakkerd. Verdeel en heers. Sommige vorsten gingen met de Nederlanders in zee en wisten daarmee hun feodale gezag te versterken. Andere vorsten kwamen juist in opstand, wat in meerdere gevallen leidde tot bloedige confrontaties. Een paar keer eindigde de strijd in een zogenaamde puputan. Een puputan is een rituele vorm van zelfdoding van een vorst of leider met zijn gehele hofhouding. De koloniale strijdkrachten zagen tot hun verbijstering hoe Balinezen zichzelf met hun kris van het leven beroofden of hoe zij onbevreesd het vijandige geweervuur tegemoet liepen. Vanuit Balinese optiek was dit geen wanhoopsdaad, maar een bewuste keuze aan het einde van een verloren strijd waarmee men de idealen van opoffering en rechtvaardigheid wilde uitdrukken.
Puputan monument in de Balinese hoofdstad Denpasar
Pas rond 1900 lukte het de Nederlanders enigszins om ‘law and order’ te vestigen op Bali. Maar ondanks meerdere militaire expedities en veelvuldig hard optreden wist Nederland niet al het Balinese verzet definitief te breken. In de eerste decennia van de 20e eeuw gingen juist de hoger opgeleide zonen en dochters van de welgestelde klassen op Bali zich afzetten tegen het Nederlandse en het feodale gezag. Een van hen zou uitgroeien tot de bekendste verzetsheld van Bali: I Gusti Ngurah Rai.
DE JAPANSE BEZETTING EN DE TERUGKEER VAN DE NEDERLANDERS
In 1942 valt Japan Indonesië binnen en wordt ook Bali bezet. De houding tegenover de Japanners was dubbel. Enerzijds was het een Aziatisch ‘broedervolk’ dat de Nederlanders kolonisator had verdreven. Anderzijds schrok men van het harde optreden van de Japanners die minstens zo wreed konden zijn als de Nederlanders.
Twee dagen na de Japanse capitulatie op 15 augustus 1945 roept Sukarno in Batavia (Jakarta) de Indonesische onafhankelijkheid uit. Deze ‘proklamasi’ vormde een enorme opsteker voor de vrijheidsstrijders op Bali. Velen steunden het streven naar een onafhankelijk Indonesië. Maar toen na de overgave van de Japanners (en het einde van de oorlog in Europa) de Nederlanders terugkeerden en het koloniale gezag op Bali probeerden te herstellen waren er ook enkele vorsten die voor de Nederlandse kant kozen. Voor een deel speelde het veilig stellen van de eigen feodale positie daarbij een rol, maar er leefde ook argwaan ten opzichte van de revolutionaire beweging van Sukarno. Sommigen vreesden dat Bali door de Javaanse Republikeinen overvleugeld zou worden.
DE PARADIJS-MYTHE
In de koloniale tijd zette Nederland Bali neer als een bijzondere bestemming, een idyllisch eiland. Nederland afficheerde Bali als een voorbeeldige koloniale regio met een eigen, authentieke cultuur die dankzij het Nederlandse gezag en de feodale vorsten kon floreren. Westerse kunstenaars werden uitgenodigd om op Bali te komen wonen en werken. Hun teksten, schilderijen en foto’s werden gebruikt om het paradijselijke imago verder te promoten. Bali moest een succesverhaal worden. In dat beeld paste geen ondermijning en protest en daarom werd elke vorm van verzet tegen de koloniale en feodale autoriteiten hardhandig aangepakt. Dat hardnekkige, geïdealiseerde beeld heeft er mede voor gezorgd dat er in veel geschiedenisboeken en publicaties weinig aandacht is voor het dekolonisatieproces en de onafhankelijkheidsstrijd op Bali. Bali werd gezien als een oase van rust en cultuur, niet als strijdtoneel. Maar ook op Bali is hard gevochten tegen de koloniale overheersing waarbij door de jaren heen zeker tienduizenden mensen (strijders en burgers) zijn omgekomen.
Het verzet op Bali vormde geen eenheid, maar bestond uit een bonte verzamelingen van groepen en organisaties die elk hun eigen idealen en belangen hadden. Na de overgave van Japan krijgt I Gusti Ngurah Rai van de Republikeinen op Java de opdracht om leiding te geven aan de vrijheidsstrijd op Bali. Vanaf het voorjaar van 1946 voerde hij met enkele honderden matig bewapende medestrijders een soort guerrilla-oorlog tegen het Nederlandse gezag: wapendiefstallen, overvallen, aanslagen, gewapende confrontaties. Ondanks herhaalde verzoeken van Nederlandse kant weigerde hij de wapens neer te leggen: “Mijn taak is dat de Nederlandse troepen van Bali weggaan”, schreef hij in onberispelijk Nederlands aan de koloniale gezaghebbers.
I Gusti Ngurah Rai
Maandenlang werd hij door veel beter bewapende koloniale troepen achtervolgd en opgejaagd tot hij uiteindelijk in november 1946 bij de plaats Marga[3] in de val liep en met zijn medestrijders werd vermoord. De gezaghebbers hoopten dat hiermee de rust op Bali zou weerkeren, maar andere verzetsgroepen namen de fakkel van I Gusti Nugrah Rai over. Toch was er in de jaren na zijn dood nog steeds geen sprake van een verenigd front. Er waren gematigden en radicalen. Mensen die wilden praten en die wilden vechten. Mensen die Sukarno en zijn Republikeinen steunden, mensen die pro-Nederland waren en mensen die streefden naar een aparte Oost-Indonesische deelstaat, naast de republiek van Sukarno.[4] Die scheidslijnen liepen soms dwars door gemeenschappen en families heen.
Er zouden op Bali (en de rest van Indonesië) nog drie jaren van bloedige gevechten en van diplomatiek overleg volgen voordat Nederland uiteindelijk eind 1949 de soevereiniteit overdroeg, waarna in 1950 de eenheidsstaat Indonesië werd uitgeroepen en Sukarno de eerste president werd.[5]
VERLEDEN EN TOEKOMST
Over dit verleden en het grote aantal slachtoffers wordt tegenwoordig niet veel gesproken. Men kijkt liever vooruit. In het Hindoe-geloof staat het vinden van een balans tussen scheppende en vernietigende krachten centraal. Dat zal in de verwerking van het oorlogsverleden vast ook een rol spelen.
Ook worden wij als mensen van ‘Belanda’ (Holland) niet scheef aangekeken of beschimpt (zoals wij in Nederland lang over ‘moffen’ hebben gesproken in plaats van over Duitsers). Balinezen zijn over het algemeen erg vriendelijk en voorkomend, maar ook als je met mensen doorpraat over de koloniale rol van Nederland valt er geen onvertogen woord.
AANKOMST EN VERTREK
Wie als bezoeker van Bali niet alleen oog heeft voor de vele tempels, de prachtige stranden, de mooie offertjes, de sierlijke traditionele kleding en de indrukwekkende rijstvelden kan op Bali ook overal monumenten, plakkaten en beelden zien die verwijzen naar de strijd, de helden en de slachtoffers uit het verleden. Ook al kijkt men op Bali graag vooruit, men hecht veel waarde aan het herdenken van de vrijheidsstrijd.
Toeristen kunnen dat al merken bij aankomst op de grote internationale luchthaven van Bali. Die luchthaven is genoemd naar I Gusti Ngurah Rai, de meest vereerde verzetsheld op Bali. Degene die wordt bewonderd omdat hij het verzet leidde tegen zowel de koloniale als de feodale gezagsdragers en dat met de dood moest bekopen.
Vraag de taxi-chauffeur op de luchthaven naar I Gusta Ngurah Rai en hij zal met trots zeggen: “He is our hero. He fought for our freedom”.
SCHOONDOCHTER EN KLEINDOCHTER
Er loopt een lijn van Sukarno en Ngurah Rai naar mijn schoondochter en kleindochter. Dankzij de destijds bevochten onafhankelijkheid en vrijheid kon mijn schoondochter een paar weken geleden deelnemen aan vrije verkiezingen. Ze heeft kunnen stemmen op lokale, provinciale en nationale volksvertegenwoordigers. En ook op een nieuwe president.
Ik hoop wel dat Prabowo, de voorspelde winnaar van de presidentsverkiezingen en de kandidaat met een zeer omstreden verleden[6], ook de nagedachtenis aan Ngurah Rai (en vele andere vrijheidsstrijders) in ere zal houden. En dat de kostbare democratie in Indonesië intact blijft. Dan kan mijn kleindochter over 16 jaar ook in vrijheid haar stem laten horen.
[3] In Marga is een groot oorlogsmonument opgericht waar jaarlijks alle gevallenen van de bevrijdingsstrijd worden herdacht.
[4] Het voert hier te ver om al deze groepen verder te belichten en de gehele context van die tijd te schetsen. In het boek De strijd om Bali van Anne-Lot Hoek wordt dit zeer gedetailleerd besproken.
[5] Zie ook mijn vorige blogtekst over Indonesië. Vijftien jaar later zijn er ook op Bali onder de dictatuur van Suharto vele duizenden mensen omgekomen. Sommige schattingen spreken zelfs van 80.000 Balinese slachtoffers. Een nieuw groot trauma na de eerdere bewogen strijd tegen de koloniale overheersing in de jaren ’40.
De foto bovenaan deze tekst laat het monument zien dat in de noordelijke stad Singaraja is opgericht ter ere van een verzetsstrijder die de Nederlandse vlag had weggehaald om er de rood-witte Republikeinse vlag voor in de plaats op te hangen. Hij werd daarop door koloniale troepen doodgeschoten. Mijn zoon vertelde dat opstandelingen in die tijd vaak simpelweg de blauwe baan van Nederlandse vlaggen scheurden om die zo om te toveren in de eigen vlag.
ONZE SCHOONDOCHTER GAAT STEMMEN (Bali, 14 februari 2024)
Onze schoondochter laat haar in inkt gedoopte vinger zien. Het bewijs dat ze haar democratische plicht heeft gedaan. Ze is in alle vroegte gaan stemmen en heeft maar liefst vijf stembiljetten moeten invullen. Niet alleen voor de verkiezing van een nieuwe president, al wekenlang het gesprek van de dag in Indonesië, maar ook voor het kiezen van lokale, regionale, provinciale en nationale volksvertegenwoordigers. Die dag laten meer mensen trots, maar soms ook verlegen of lacherig, hun paars-zwarte vingers zien.
In de aanloop naar deze belangrijke dag kan je ook als buitenlandse bezoeker niet om de verkiezingen heen. Alle straten en pleinen, van de grote steden tot de kleinste dorpjes, hangen vol met vlaggen, posters en aanplakbiljetten. Twee dagen voor de verkiezingen worden deze allemaal weggehaald. Vlak voor de verkiezingen mag er geen campagne meer worden gevoerd. Op de verkiezingsdag zelf hebben de meeste mensen vrij en zijn alle scholen gesloten.
Je merkt aan alles dat iedereen er vol van is. Natuurlijk hoor je ook, net als in Nederland, cynische geluiden en gemopper: over onbetrouwbare politici, over corruptie, over het bloedige verleden van de populaire presidentskandidaat Prabowo, over de elite in Jakarta. Maar de meeste mensen die we spreken zien deze verkiezingen als een serieuze en positieve aangelegenheid.
SCHAAMTE EN NOSTALGIE
Indonesië is in meerdere opzichten een land in opkomst. Ik vind het opmerkelijk dat we zo weinig van de huidige ontwikkelingen in dit land weten. Te meer omdat Nederland eeuwenlang als kolonisator de Indonesische archipel in zijn greep heeft gehouden. Of is ons koloniale verleden juist de reden dat we ons zo weinig voor het huidige Indonesië interesseren? Vanwege het verleden dat omgeven is door een mix van verlies, schaamte, pijn en nostalgie (tempo doeloe)? Alsof we na ons vertrek die deur definitief hebben dichtgedaan. Terwijl juist goede inzichten in het dekolonisatie-proces en de daarop volgende opbouw van de nieuwe Indonesische staat onontbeerlijk zijn om de huidige ontwikkelingen in dit grote land te kunnen plaatsen en begrijpen.
EEN ZOON OP BALI
Eerlijk gezegd wist ik tot voor kort ook weinig van het hedendaagse Indonesië. Op de middelbare school en later als student politicologie had ik wat basiskennis over Indonesië en het Nederlandse koloniale verleden opgedaan: de VOC, het Cultuurstelsel, de Max Havelaar, de Japanse bezetting, Sukarno, de politionele acties. Gefragmenteerde en gekleurde kennis over de koloniale tijd. Daar bleef het bij.
Dat veranderde toen we acht jaar geleden op bezoek gingen bij onze oudste zoon die een half jaar in Indonesië op vakantie was. Vooral Bali vond hij prachtig. Sterker nog, hij vertelde ons toen dat hij Bali zo mooi en inspirerend vond dat hij daar wilde gaan wonen. We waren zeer verrast en moesten ook even slikken. Zou hij het menen of was het een bevlieging?
Hij heeft woord gehouden. Vrij snel na ons bezoek ontmoette hij een leuke Balinese vrouw met wie hij een jaar later is getrouwd. Twee jaar geleden kregen ze een dochtertje (en wij een Balinees kleinkind). We hebben dus een bijzondere band met Bali gekregen en zijn er inmiddels meerdere keren geweest. Ik ben me daardoor ook meer gaan verdiepen in Indonesië in het algemeen en Bali in het bijzonder.
Dozen vol ingevulde stembiljetten; klaar om geteld te worden
Nu wil het toeval dat het me daarbij makkelijk is gemaakt door een hausse aan publicaties die de laatste jaren over Indonesië zijn verschenen.[1] Kennelijk lagen in de eerste decennia na de onafhankelijkheid van Indonesië veel zaken nog erg gevoelig in Nederland. Wie wat vertelde of schreef over Indonesië en ons koloniale verleden kreeg al gauw van allerlei kanten kritiek te horen. Nu alles in een wat verder verleden ligt, lijkt er minder schroom te zijn. En minder taboes. Dankzij al die boeken, films en documentaires heb ik een wat breder, evenwichtiger beeld gekregen.
GROOT LAND IN OPKOMST
Veel mensen realiseren zich niet dat Indonesië een van de grootste landen ter wereld is. Na China, India en de Verenigde Staten komt Indonesië met 275 inwoners (waarvan 4 miljoen Balinezen) op de vierde plaats. Veruit de meeste inwoners van Indonesië zijn islamitisch en daarmee is Indonesië het land met de grootste islamitische bevolking ter wereld. Het land heeft ook een enorme geografische omvang. Als je Indonesië op de kaart van Europa zou leggen zou het zich uitstrekken van Portugal tot aan de Oeral. De Indonesische Republiek is een conglomeraat van duizenden grotere en kleinere eilanden met een grote verscheidenheid aan talen, tradities en culturen. In die zin zou je Indonesië qua omvang en diversiteit meer met de Europese Unie kunnen vergelijken dan met een relatieve homogene eenheidsstaat als Nederland of Frankrijk. Het is dan ook een grote opgave om dit enorme land te besturen en tot verdere ontwikkeling te brengen. Met name de afgelopen 25 jaar zijn veel democratische hervormingen doorgevoerd. Ook op economisch gebied laat Indonesië veel vooruitgang zien. Er zijn deskundigen die verwachten dat het land in de tweede helft van de 21e eeuw uit zal groeien tot een economische grootmacht.
KWETSBARE DEMOCRATIE
Democratie is een kostbare maar ook kwetsbare verworvenheid. Zeker ook in Indonesië. De grondslag hiervoor is gevormd tijdens de onafhankelijkheidsstrijd, 80 jaar geleden. Een heftige strijd tegen de Nederlandse koloniale overheersing. Indonesiërs wilden vrij zijn, hun eigen lot kunnen bepalen. De Nederlanders waren de vijand, de bad guys, die jarenlang hebben geprobeerd het Indonesische vrijheidsstreven hardhandig de kop in de drukken. Na het behalen van de onafhankelijkheid moest vanaf het einde van de jaren ’40 een nieuwe staat worden opgebouwd. Sukarno, de eerste president, probeerde daarbij een balans te vinden tussen de verschillende geledingen en krachten binnen de jonge Indonesische Republiek (nationalisten, communisten, de islam, het leger, de regio’s), maar slaagde daar niet echt in. In de loop der jaren ging hij een steeds linksere koers varen en haalde hij de banden aan met China. Zeer tegen de zin van de legerleiding die juist sterk anti-communistisch en pro-westers was. Sukarno werd na een machtsstrijd aan de kant geschoven door Suharto, een generaal die zijn sporen had verdiend in de onafhankelijkheidsstrijd tegen Nederland.
Sukarno en Suharto
In de jaren van de Koude Oorlog zag je in meer landen dat het leger de macht greep om met westerse steun een dam op te werpen tegen het communisme. Suharto wilde een andere koers gaan varen dan Sukarno en introduceerde hiervoor de term Nieuwe Orde. Hij ontpopte zich tot een brute machtspoliticus die meedogenloos optrad tegen communisten en opstandelingen in ‘afvallige’ regio’s. Mede dankzij royale westerse investeringen wist hij zich drie decennia lang te handhaven als sterke man in Indonesië en kwam de economie tot verdere ontwikkeling. Maar er was een inktzwarte keerzijde: onder de Suharto-dictatuur vonden honderdduizenden Indonesiërs (communisten, regionale opstandelingen, oppositieleden) de dood. Uiteindelijk moest Suharto onder toenemende binnenlandse en buitenlandse druk eind jaren ’90 vertrekken. Daarna brak in Indonesië een relatief stabiele periode aan die gekenmerkt werd door tal van sociale en democratische hervormingen: de Reformasi.
De huidige president, Joko Widodo (bijnaam: Jokowi) is het toonbeeld van deze nieuwe tijd. Hij is een man van eenvoudige komaf met een onbesproken verleden. Hij heeft veel sociale maatregelen genomen om de situatie van de ‘gewone’ Indonesiër te verbeteren. Daarnaast is onder zijn leiding Indonesië uitgegroeid tot een potentiële economische grootmacht.
DE OMSTREDEN KANDIDAAT
Jokowi heeft twee termijnen gediend als president. En net als in de VS mag hij niet opgaan voor een derde termijn. Dat is maar goed ook, want hij begon in zijn laatste termijn ook wat autoritaire trekjes te vertonen en privileges aan familieleden te verstrekken. Bij de vorige twee verkiezingen was Subianto (bijnaam: Prabowo) zijn tegen-kandidaat en tot twee keer toe wist Jokowi hem te verslaan. Omdat Jokowi nu moet terugtreden ruikt Prabowo zijn kans om eindelijk president te worden. Driemaal is scheepsrecht, zal hij gedacht hebben. Het bijzondere (en wrange) van de huidige presidentsverkiezing is dat Prabowo, inmiddels de duidelijke winnaar volgens de exit-polls, destijds als jonge militair carrière heeft gemaakt tijdens het bewind van Suharto. Hij is zelfs lange tijd getrouwd geweest met een dochter van Suharto. Hij is omstreden omdat hij een prominente rol heeft gespeeld in het bloedig bestrijden van communisten en opstandelingen. Tegenstanders vrezen dat hij als houwdegen uit de Suharto-tijd een meer autoritaire koers gaat varen.
Het opvallende is dat in Indonesië alles toch ook weer gecompliceerder is dan je denkt. De aftredende president Jokowi heeft de afgelopen jaren zelf de deur voor zijn tegenspeler Prabowo open gezet door hem in zijn laatste regering te benoemen als minister van defensie. Daarnaast is Gibran, de zoon van Jokowi, de running mate van Prabowo.
Kortom, de twee grote politieke tegenpolen staan niet alleen bij herhaling tegenover elkaar, maar geven elkaar ook ruimte en invloed binnen hun eigen regering. Alsof Geert Wilders eerst minister is geweest onder premier Frans Timmermans, waarna Wilders de nieuwe premier wordt met de zoon van Timmermans als vice-premier. Handjeklap tussen twee rivaliserende machtsblokken.
Prabowo heeft dit keer goed begrepen dat hij zich niet moest presenteren als sterke man. Om zijn door het verleden besmeurde imago op te poetsen werd hij in de campagne veelvuldig neergezet als ‘schattige opa’ en afgebeeld als een knuffelbare cartoonfiguur. Het heeft kennelijk gewerkt want bij de exit-polls behaalde hij bijna 60% van alle stemmen. Maar veel Indonesiërs houden hun hart vast. Zij vrezen dat Prabowo de kostbare en kwetsbare democratie van Indonesië in gevaar zal brengen.
P.S. Terwijl ik urenlang zat te schrappen en schaven aan deze tekst laat Arjen Lubach in tien minuten op zijn bekende lichtvoetige manier in grote lijnen hetzelfde verhaal zien.
[1] Denk aan boeken als Revolusi van David van Reybrouck, De brandende kampongs van generaal Spoor van Rémy Limpach, Koloniale oorlogen in Indonesië van Piet Hagen, De strijd om Bali van Anne-Lot Hoek, Indië, betovering en desillusie van Thom Hoffman. Maar ook aan films als De Oost of Sweet Dreams.
Ook is er momenteel een grote Indonesië-tentoonstelling in de Nieuwe Kerk in Amsterdam (tot 1 april 2024).
Dit zijn woorden die niet helemaal (of helemaal niet) passen bij wat zij beogen te beschrijven. Volgens het bekende gezegde dient een vlag de lading te dekken. Toch gebeurt dat niet altijd. Vaak is dat een bewuste keuze, om het mooier te maken dan het is. Soms is het min of meer toevallig ontstaan. In mijn nieuwste blog schets ik enkele uiteenlopende gevallen waarbij vlag en lading niet goed overeenstemmen.
Toekan (een vlag die de valk niet dekt)
Vorige week overleed Arie van der Valk, de financiële man van het bekende van der Valk-concern. In de media werd uitgebreid bij zijn overlijden stilgestaan. Mijn blik viel daarbij op een artikel waarin werd uitgelegd waarom jaren geleden werd besloten om niet een valk, maar een toekan te kiezen als symbool van het concern. In de jaren ’50 kocht de van der Valk familie het vogelpark Avifauna in Alphen aan den Rijn. Het logo van Avifauna bevatte een toekan, een vrolijke, kleurrijke vogel. De familie van der Valk vond dat beter passen dan een valk. Dat was een roofvogel die men ook nog zou kunnen associëren met nazi-Duitsland. Er is dus bewust gekozen voor een vlag die de valk niet dekt.
In de wielersport is het traditie dat een renner die in een bepaalde discipline wereldkampioen is geworden een regenboogtrui aantrekt. Als je goed kijkt zie je weliswaar kleurrijke strepen op het shirt staan, maar geen regenboog. Het zijn vijf kleurbanen die de werelddelen moeten representeren, namelijk: blauw (Europa), rood (Amerika), zwart (Afrika), geel (Azië) en groen (Oceanië). Dit is honderd jaar geleden zo bedacht. En misschien wel afgekeken van de Olympische ringen. Het is dus helemaal geen regenboogtrui, maar een shirt met een nogal stereotype kleurenp-code (Afrikanen zijn zwart, Aziaten zijn geel). Wat mij betreft zou het verfrissend zijn als toekomstige wereldkampioenen een shirt met een echte regenboog krijgen. (https://indekopgroep.nl/betekenis-regenboogtrui/)
Verdieping (een vlag met weinig diepgang)
Als we een gebouw binnenlopen en een lift instappen drukken we op de knop van de gewenste verdieping. Want we willen omhoog (ik heb het nu even niet over bezoekers die graag naar de kelder gaan). Vreemd dat we alles boven de begane grond verdiepingen noemen, terwijl het feitelijk verhogingen zijn.
Ziggo Dome (een vlag die een beetje dom is)
De Ziggo Dome ziet eruit als een gigantische zwart, vierkant gebouw. Op zich niets mis mee, maar een dome is het niet. Het woord dome is afkomstig van het Latijnse woord domus. Het woord wordt gebruikt als aanduiding van een godshuis, een kerk. Denk aan de Dom van Utrecht of de Duomo van Milaan. Het woord dome verwijst in architectonische zin naar een koepel op een gebouw (denk aan Dôme des Invalides in Parijs). De Ziggo Dome is geen kerk en heeft ook geen koepel. Wat mij betreft zou Ziggo Doos een betere naam zijn. https://en.wiktionary.org/wiki/dome
Suikerfeest (een vlag die te zoet is)
Aan het einde van de vastenmaand Ramadan vieren moslims feest. In de volksmond wordt dit het Suikerfeest genoemd. Als niet-moslim zou je zo maar kunnen denken dat er tijdens het Suikerfeest alleen maar zoetigheid wordt gegeten, maar dat is niet het geval. Het feest draait om saamhorigheid en bezinning, Natuurlijk wordt er ook lekker gegeten, maar dat is niet de kern. Veel moslims willen daarom van die associatie af. Ze spreken liever over het ramadan-feest of gebruiken de oorspronkelijke naam Eid Al Fitr: het verbreken van de vasten.
Veel mensen hebben de gewoonte om op vrije dagen een woonboulevard te bezoeken. Het woord boulevard belooft een indrukwekkende, chique ervaring. Maar dan kom je bedrogen uit. Een woonboulevard is meestal te vinden aan de rand van een kaal en winderig bedrijventerrein. Niet charmant of imposant, maar naargeestig. Het woord boulevard associëren we vooral met brede, chique lanen in Parijs. Deze werden in de 19e eeuw om verschillende redenen aangelegd (om het leger en de oproerpolitie meer ruimte te geven bij onrust, om de stad meer aanzien grandeur te geven, om oude krottenwijken op te ruimen). De boulevards werden gerealiseerd op plaatsen waar vroeger verdedigingswallen lagen. Het woord boulevard is dan ook een verbastering van het Nederlandse woord bolwerk. Je zou zo’n treurige rij meubelwinkels hooguit een boulevard of broken dreams kunnen noemen. https://www.encyclo.nl/begrip/bolwerk
Verlangen (een vlag die P.C. Hooft al wilde strijken)
Als we naar iets (of iemand) verlangen, staan we te popelen. We kunnen eigenlijk niet langer wachten. Als een kind op de dag voor zijn verjaardag: ‘ik wou dat het al morgen was’. Het woord verlangen hangt samen met de woorden lang en verlengen. Maar is het niet merkwaardig en paradoxaal dat we dit wachten juist willen verkorten en niet verlengen? Dit inzicht is niet van mijzelf, maar van de bekende 17e eeuwse dichter en bestuurder P.C. Hooft. In zijn gedicht ‘Geswinde Grijsart’ formuleert hij het als volgt:
Mijn lief sint ick u mis, verdrijve’ ick met mishaeghen
De schoorvoetighe Tijdt, en tob de lange daeghen
Met arbeidt avontwaerts; uw afzijn valt te bang.
En mijn verlangen can den Tijdtgod niet beweghen:
Maer ’t schijnt verlangen daer sijn naem af heeft gecreghen,
Dat ick den Tijdt, die ick vercorten wil, verlang.
Papadag (een vlag die papa niet verdient)
Op mijn werk hoorde ik ooit een paar jonge vrouwelijke collega’s met de nodige verontwaardiging praten over het feit dat de term papadag iets heel bijzonders lijkt uit te drukken, terwijl het van werkende moeders doodnormaal wordt gevonden dat zij een dag thuis zijn om voor de kinderen zorgen. Volgens deze vrouwen spreekt uit de term papadag iets te veel eer voor (de vaak bescheiden bijdrage van) papa en te weinig waardering voor (de vanzelfsprekend geachte rol van) mama. Zoals een collega het verwoordde: ‘Er is toch ook geen mamadag’. Waar een andere collega aan toevoegde: ‘Vaders zijn toch elke dag papa!’
Ik verbaas me om een andere reden om de term ‘papadag’. Papa staat daarin centraal, terwijl die dag niet om hem draait. Op een verjaardag zetten we de jarige in het zonnetje en op Bevrijdingsdag herdenken we het einde van de oorlog, maar Papadag is niet de jubeldag voor vaders; daar hebben we Vaderdag voor.
Mijn voorstel is om het heel simpel te houden en het ouderschap erbuiten te laten. Zeg gewoon: ‘op donderdag werk ik niet’ of ’dinsdag is mijn vrije dag’. Punt uit. Daar is verder geen tekst of uitleg bij nodig. Of je nu met de kinderen wat gaat doen, of gaat vissen, of de hele dag in je bed blijft liggen, dat gaat niemand wat aan. (zie ook mijn eerdere blog over Papadag: http://phaestus.nl/phaestus.nl/?p=1321 )
Kip-stuckjes (een vlag die vega-vaag is)
Het vega-schap van de supermarkt ligt vol met alternatieven voor vlees. Toch worden heel veel producten aangeduid met een vlees-term. Namen als groenteburger en kaasschnitzel zijn nog wel te billijken, maar woorden als gehakt, kip, spekjes of shoarma vind ik merkwaardig. Het is juist geen kip of spek, maar iets plantaardigs. Door die woorden toch te gebruiken wordt in feite benadrukt dat het hier niet om ‘the real thing’ gaat maar om imitaties. En imitaties vallen altijd tegen. Dus, vega-producenten, kom op, verzin eens originele, zelfbewuste productnamen!
Mijn blogsite Phaestus bestaat 10 jaar! In 2014 begon ik met het schrijven van blogs. Over onderwerpen die me dierbaar zijn, bezighouden, opvallen of zomaar te binnen schieten: muziek, politiek, mijn gezin, communicatie en onderwijs (mijn werk), poëzie, reizen, mijn nieuwe woonplaats Zeist, de EU, taal, de actualiteit.
Het schrijven bezorgt mij veel plezier en ik hoop dit nog jaren te blijven doen. Niet in de laatste plaats omdat de afgelopen 10 jaar zoveel mensen mijn blogs hebben gelezen, gedeeld en gewaardeerd. Dat is een enorme stimulans. Hartelijk dank daarvoor!
In totaal heb ik ruim 200 teksten geschreven en geplaatst. Mijn eerste blog in dit nieuwe jaar is geen nieuwe tekst maar een overzicht van alle blogs tot nu toe; in chronologische volgorde.
En de komende maanden op deze plek weer nieuwe teksten. Over namen van luchthavens, over ‘Hier opent’, over de nieuwe boeken van communicatiegoeroes Betteke van Ruler en Wil Michels, over M.C. Escher, over het leesteken ampersand (&), over de Zeister Hernhutters, over de Europese Parlementsverkiezingen, en nog veel meer!
Een paar jaar geleden vierden we de jaarwisseling voor het eerst in ons nieuwe huis in Zeist. Ik weet nog goed dat we versteld stonden van de enorme hoeveelheid vuurwerk die hier werd afgestoken. In onze vorige woonplaats Amstelveen werd ook wel behoorlijk geknald, maar dat viel in het niet bij alles wat er in Zeist de lucht in werd geschoten. Dat begon al in november. Vooral ’s avonds hoorden we af en toe doffe dreunen. We hadden aanvankelijk geen idee wat het was, maar buren gaven ons uitsluitsel: ‘het is vuurwerk; dat begint hier altijd al vroeg’. In de loop van december knalde het steeds vaker en luider; met een oorverdovende apotheose op Oudjaarsavond. Ruim voor middernacht barstte het los. En het ging tot diep in de nacht door.
Foto: NOS
Tot die tijd hadden we vooral pluspunten ervaren in onze nieuwe woonplaats: de bosrijke omgeving, de vriendelijke bediening in winkels, de centrale ligging, passagiers die de buschauffeur groeten bij het in- en uitstappen en, last but not least, geen herrie van vliegtuigen. Daar stak al dat vuurwerk wat negatief bij af. Maar we troostten ons met de gedachte dat we daar niet het hele jaar last van zouden hebben. Voor de goede orde: ik ben niet tegen vuurwerk, maar het mag wel wat minder en graag ook een stuk veiliger.
Ik was dan ook nieuwsgierig toen ik afgelopen voorjaar hoorde dat de gemeente Zeist een burgerberaad ‘Jaarwisseling’ in het leven had geroepen. Met als centrale vraag: “Hoe zorgen we in onze gemeente samen voor een jaarwisseling waar we ons met elkaar op kunnen verheugen?”[1]
De gemeente had een paar jaar eerder al ervaring met burgerparticipatie opgedaan. In 2021 onder de titel ‘Samen in balans’; over het op orde brengen van het huishoudboekje van de gemeente. Via loting waren 150 burgers geselecteerd die in een aantal gespreksrondes mochten meedenken over manieren om tot verantwoorde uitgaven (en bezuinigingen) te komen. De leden van deze Inwoners Advies Commissie (IAC) vormden een dwarsdoorsnede van de bevolking en waren niet geselecteerd op basis van deskundigheid. Het ging er vooral om dat zij aangaven wat zij als inwoners van de gemeente belangrijk vonden. Binnen twee maanden kwam de IAC met een pakket van 62 voorstellen om te komen tot gezonde gemeentelijk financiën. Uiteindelijk nam de Gemeenteraad twee-derde van de voorstellen over en kon, met een aantal aanvullende maatregelen, een sluitende begroting worden vastgesteld.[2]
Op basis van de positieve ervaringen met dit eerste burgerberaad besloot de gemeente om ook het onderwerp Jaarwisseling voor te leggen aan een brede groep burgers. Hierbij speelden drie overwegingen een rol:[3]
Vernieuwing van een traditie vraagt om samen keuzes maken. De gemeenteraad beslist hierover, maar bedenkt dit liever niet alleen. Onze raadsleden hebben de wijsheid niet in pacht. Er zijn veel waardevolle zienswijzen, inzichten en ideeën bij inwoners en ondernemers in onze gemeente. De gemeenteraad wil hiervan graag gebruikmaken.
Een debat in de gemeenteraad over de jaarwisseling is vooral gericht op het creëren van een meerderheid. Daarmee kan het besluit voor een groot deel van de inwoners onbevredigend zijn. Zeker als die inwoners tegengestelde meningen hebben over dit onderwerp. Een gesprek in een Burgerberaad werkt anders. Dat is erop gericht om samen tot een advies te komen dat door het hele Burgerberaad gedragen wordt. En waar dus alle deelnemers achter staan of vrede mee kunnen hebben.
De samenstelling van een Burgerberaad is anders dan die van de gemeenteraad. Mensen zitten er zonder dat ze verantwoording hoeven af te leggen aan een (kiezers)achterban. Dat biedt ruimte voor een open gesprek, waarin men makkelijker van mening kan veranderen om tot elkaar te komen.
Na een vijftal praat- en overlegsessies onder professionele begeleiding kwam het Burgerberaad na een paar maanden tot een advies dat afgelopen zomer unaniem door de gemeenteraad werd overgenomen. De kern van het advies is dat er bij de jaarwisseling meer rekening moet worden gehouden met kwetsbare groepen en het milieu. Dit kan door het bevorderen van het afsteken van veilig siervuurwerk, het aanwijzen van vuurwerkvrije zones en het organiseren van een centraal evenement (vuurwerkshow). In feite, aldus het advies, gaat het om een mentaliteitsverandering. Daarom zal er de komende jaren ook sprake zijn van publiekscampagnes en gerichte voorlichting.
De eerste concrete uitwerking van dit advies is de plaatsing van campagne-borden waarop inwoners te zien zijn die aangeven welke vormen van overlast zij rondom Oud & Nieuw ervaren en welke risico’s zij zien. Voor het organiseren van een centraal evenement is het dit jaar nog te vroeg. De gemeente had onvoldoende tijd om dit al voor de aanstaande jaarwisseling te realiseren maar belooft dat over een jaar wel rond te hebben.
Al met al vind ik het een sympathiek en zinvol idee om dit soort vraagstukken aan een breed panel van burgers voor te leggen. Juist bij controversiële vraagstukken die op veel mensen betrekking hebben is het goed om de denkkracht van burgers en hun ervaringen en suggesties mee te laten wegen. Dat is de basis van een gezonde democratische samenleving. Een burgerberaad kan ook helpen om de veelbesproken kloof tussen politiek en burgers wat kleiner te maken. Ik schreef een paar maanden geleden een blog over Jürgen Habermas; hij zou deze vorm van burgerparticipatie ongetwijfeld toejuichen.[4]
Wat het vuurwerk betreft denk ik dat er de komende jaarwisseling nog steeds volop geknald gaat worden in Zeist. Nu er nog geen centraal evenement is zal het als vanouds losgaan, vrees ik. In die zin heeft dit burgerberaad geen ‘vuurwerk’ opgeleverd. Het aanpassen van tradities en vaste gewoontes vergt tijd. Voor bewustwording en mentaliteitsverandering rondom vuurwerk heb je een lange adem nodig. Kijk maar naar anti-rook campagnes, acties om minder vlees te eten of de Zwarte Piet discussie. Maar in ieder geval heeft de gemeente Zeist een eerste stap gezet. En dat valt toe te juichen.
Nawoord
Ik ga in de tekst hierboven niet in op allerlei inhoudelijke en organisatorische aspecten van burgerparticipatie; de voors en tegens; de do’s & don’ts. Er zijn de afgelopen tijd enkele publicaties verschenen die voor belangstellenden zeker de moeite waard zijn. Ik noem er vier:
In dit waardevolle rapport (dat ook regelmatig wordt aangehaald om de verkiezingsuitslag van 22 november te duiden) wordt ruim aandacht besteed aan participatie. Het rapport gaat daarbij in op de nieuwe Omgevingswet die op 1 januari 2024 van kracht wordt. Deze wet kent verplichtende bepalingen over participatie, maar stelt daarbij geen kwaliteitseisen.
De WRR schetst naast pluspunten ook schaduwzijden:
“…….is er reden voor enige terughoudendheid rond de al jaren populaire pleidooien voor meer burgerparticipatie en interactieve beleidsvorming. Deze initiatieven zijn doorgaans goed nieuws voor burgers die beschikken over de tijd en capaciteiten om hieraan effectief deel te nemen – de zogenoemde participatie-elite van vaak wat oudere en beter opgeleide mannen, doorgaans met een Nederlandse achtergrond. Voor hen betekenen deze initiatieven méér grip op wat er gebeurt. Dergelijke initiatieven zijn echter minder geschikt voor burgers die niet de tijd hebben om, naast werk, partner, kinderen en andere verplichtingen, zich ook hiermee bezig te houden. En ze zijn ook geen goed nieuws voor burgers die niet goed zijn toegerust voor een effectieve deelname aan zulke trajecten, vaak mensen met een praktische opleiding of een migratieachtergrond.278 Steeds weer doen nieuwe generaties beleidsmakers en communicatieadviseurs oprechte pogingen om deze burgers toch te betrekken, maar dat blijft zeer lastig. Misschien wordt het tijd om deze waarheid onder ogen te zien: bepaalde groepen burgers zijn meer gebaat bij een goed functionerende representatieve democratie met competente volksvertegenwoordigers die effectief voor hun belangen opkomen, en die professioneel tegenspel kunnen leveren aan de mondiger burgers.279 Voor deze groepen burgers betekent meer participatieve democratie juist minder grip op wat er gebeurt.” (p. 160)
Omgevingscommunicatie & Participatie van Monique Broekhoff (uitgeverij De Communicatiepraktijk, 2023). Dit is een overzichtelijk, toegankelijk boek met specifieke aandacht voor de rol van communicatie bij strategische omgevingsmanagement. Het biedt een breder kader waarbinnen vormen van participatie en dialoog een plaats krijgen. Het boek presenteert een plan met 10 stappen (van vraagstelling, inventarisatie en analyse tot besluitvorming, uitvoering en evaluatie. Dit is een tamelijk traditioneel, lineair stappenplan. Tegenwoordig wordt er juist gepleit voor meer flexibele en ‘agile’ werkvormen, omdat de praktijk zich niet in vaste stappen laat vangen. Toch biedt het stappenplan wel inzicht en houvast, omdat het de kernzaken benoemt die van belang zijn bij omgevingsmanagement, participatie en communicatie. Kortom, een handig hoe-en-wat boek.
Burgerparticipatie en Openbaar Bestuur van Rob van Engelenburg en Peter van Hoensel (Uitgeverij Boom Bestuurskunde, 2023) In dit boek zetten twee door de wol geverfde deskundigen hun ervaringen en inzichten op een rij. In de proloog houden ze een warm pleidooi voor burgerparticipatie en voeren daarbij meerdere overtuigende argumenten aan (draagvlak, tegenwicht, creatieve inzichten, checks & balances). Het boek zelf heeft een wat onorthodoxe opzet. Elke auteur neemt een deel van het boek voor zijn rekening en begint met een persoonlijke introductie (opleiding, werkervaring, publicaties) van 8 tot 10 pagina’s. Dat vind ik nogal veel van het goede. Deze schetsen hadden beter in verkorte vorm achterin het boek opgenomen kunnen worden. Verder valt het op dat veel teksten in het boek gebaseerd zijn op artikelen die eerder elders zijn gepubliceerd. Dat maakt de inhoud niet minder waardevol, maar het zorgt er voor dat het moeilijk wordt om echt een lijn in het boek te ontdekken. De kracht van dit boek zit in de vele praktijkervaringen en cases. De lezer komt zo in aanraking met uiteenlopende voorbeelden van participatie waaruit veel te leren valt. Al met al, een inspirerend voorbeelden- en inzichtenboek.