Toen ik onlangs thuiskwam na het bezoeken van de mooie Ed van der Elsken tentoonstelling De Verliefde Camera in het Stedelijk Museum in Amsterdam, had ik nog even een vrij momentje om het boek uit te lezen waar ik enige tijd geleden aan begonnen was: Pier en oceaan van Oek de Jong. Een dikke pil van ruim 800 bladzijden. De Jong schetst de jonge jaren van Abel Roorda, van de vroege jaren ’50 tot de vroege jaren ’70. Ik had nog dertig bladzijden te gaan, maar ik bladerde, aangestoken door Ed van der Elsken, terug naar een van de eerste hoofdstukken. Oek de Jong beschrijft daar namelijk hoe Abel’s moeder als jonge, zwangere vrouw op bezoek gaat bij haar 14 jaar oudere broer Gregoor in Amsterdam. Deze broer was een buitenbeentje in de familie en leidde een bohemienachtig bestaan als fotograaf. Oek de Jong schetst in een paar bladzijden zijn entourage: vrouwen, drank, Karel Appel, Parijs. Al deze ingrediënten had ik net ook in het Stedelijk gezien. Zou Ed van der Elsken model hebben gestaan voor deze Gregoor Houttuyn? Ik weet het niet, maar het is een interessante gedachte. Vooral ook omdat Oek de Jong en Ed van der Elsken allebei zo treffend dezelfde naoorlogse periode weten te portretteren. Oek de Jong in woorden en Ed van der Elsken in beelden. Oek de Jong met het traditionele leven in de provincie (Friesland, Zeeland) als decor en Ed van der Elsken die vooral het straatleven van de grote stad (naast Amsterdam ook wereldsteden als Parijs en Tokyo) laat zien.
Het lezen van het boek en het bekijken van de tentoonstelling leidde bij mij enerzijds tot veel herkenning, maar ook tot een soort vervreemding, omdat die tijd inmiddels zo ver achter ons ligt. Het werk van beide kunstenaars toont aan dat die tijd onmiskenbaar en onomkeerbaar voorbij is (ook al lijken sommige politici er naar terug te verlangen) Ik groeide op in de jaren ’60 en ik herken op de foto’s van van der Elsken onmiddellijk de kleding, de kapsels, het karige interieur van de huizen, het straatbeeld. Zo staan ze namelijk ook in mijn oude foto-boeken. Het roept bijna fysieke reacties op. Ik voel weer de kriebelende stof van de truien uit mijn jeugd en ruik weer de aftershave van mijn vader. Puur jeugdsentiment.
Geen wonder dat er zoveel leeftijdsgenoten in het Stedelijk rondlopen, al zijn er ook de nodige jonge bezoekers. Het knappe van Ed van der Elsken is dat hij dat tijdsbeeld vooral weet te vangen met karakteristieke portretten (daar staan er juist te weinig van in mijn foto-albums; maar goed, mijn vader had weer andere talenten). Van der Elskens ‘personages’ zijn aan de ene kant doodnormaal, gewoon op straat aangetroffen en in hun natuurlijke omgeving vastgelegd. Aan de andere kant zijn zij door de camera buitengewoon gemaakt en daardoor iconen van hun tijd geworden. Dat spel van gewoon-buitengewoon maakt het werk van Ed van der Elsken zo aantrekkelijk en herkenbaar.
Oek de Jong kiest ook voor gewone mensen. Zijn verhaal bevat niet een beschrijving van een excentrieke familie of een uitwerking van een bizarre gebeurtenis die het leven van de hoofdpersonen gedurende meerdere generaties tekent. Hij beschrijft, met veel oog voor omstandigheden en details, het leven van een gewone jongen (Abel Roorda) die op het platteland opgroeit. Het verhaal begint bij de ongeplande en onzekere zwangerschap van zijn moeder en eindigt bij Abel’s afscheid van de middelbare school en de daarop volgende zomer die hij voor het eerst zonder zijn ouders doorbrengt.
In zijn jonge jaren woont hij in Friesland totdat het gezin gaat verhuizen naar Zeeland, waar zijn vader rector wordt van een middelbare school. Oek de jong beschrijft een jeugd die niet wezenlijk anders is dan die van zoveel jongeren in die tijd: kattenkwaad, huiswerk, onzekerheid, ruzie met je ouders, eerste verliefdheden, verveling, stoer doen. Ook Oek de Jong weet het gewone bijzonder te maken. Waar Ed van der Elsken met zijn sterke beelden directe, zintuiglijke herkenning oproept, weet Oek de Jong zo treffend sferen en emoties te beschrijven dat je als lezer al snel teruggevoerd wordt naar de ervaringen en gevoelens uit je eigen jeugd.
Een groot verschil tussen beiden is dat Ed van der Elsken ons rauwe, vitale, uitdagende, grootstedelijke beelden voorschotelt, terwijl de Oek de Jong vooral de kleinburgerlijke, beklemmende wereld van het provinciale leven schetst. De hoofdpersonen uit Pier en Oceaan kunnen daar alleen aan ontsnappen als ze in de vrije natuur zijn; het liefst ergens bij het water.
Wie op zoek is naar het Nederland van 50 jaar geleden krijgt met het combineren van De Verliefde Camera en Pier en Oceaan een prachtig totaalbeeld met allerlei facetten: stad en platteland, levenslust en bekrompenheid, bohemiens en boeren, verwachting en teleurstelling.
Het bezoeken van de tentoonstelling duurt ongeveer anderhalf uur, het lezen van het boek een veelvoud daarvan. Een boek van 800 bladzijden lijkt minder van deze tijd. Het vergt rust, tijd en concentratievermogen om dit boek, dat juist niet bol wil staan van plotwendingen en ‘moord en brand’, te lezen. Het is echt een ‘slow medium’ dat heel goed past bij de tijd die het beschrijft: de jaren ’50 en ’60. Daarmee is het echt een boek voor 50-plussers en, naar ik vrees, niet voor jongeren. Op de tentoonstelling van Ed van der Elsken zag ik wel de nodige jonge geïnteresseerden. Zijn werk spreekt ook huidige generaties aan. Sterker nog, wat Ed van der Elsken met zijn foto’s en films laat zien kun je opvatten als het voorwerk van wat jongeren tegenwoordig via social media en vlogs met elkaar delen.
Zo lijkt het beeld het te winnen van het woord. De beelden, zeker de mooie beelden van Ed van der Elsken, laten ons blije, verbaasde, verliefde, of opstandige mensen zien. Maar het zijn letterlijk momentopnames. We weten niet waarom deze mensen blij of opstandig zijn. Daar heb je een verhaal bij nodig. Een verhaal, zoals Pier en Oceaan, waardoor je begrijpt waarom Abel met het ene meisje zoent terwijl hij heimelijk verliefd is op het andere. Een verhaal waardoor je aanvoelt dat het een keer tot een fikse confrontatie met zijn vader moest komen. Een verhaal zonder beelden, waarbij je zelf op de tast moet gaan. Daar is veel voor te zeggen.
P.S.
De boektitel Pier en Oceaan is ontleend aan een reeks schilderijen van Piet Mondriaan. De schilderijen zijn geïnspireerd op het lijnenspel van zee, lucht en pieren dat Mondriaan aan de Zeeuwse kust (Domburg) aantrof. Ze markeren de overgang van Mondriaan naar abstract werk.