Op verzoek van mijn kinderen schrijf ik iedere keer in de aanloop naar de Tweede Kamer verkiezingen een beschouwing. Ook dit jaar. Ik deel deze tekst (bewerkt en aangevuld) nu ook graag op mijn blog-site.
Inleiding
Op woensdag[1] 17 maart kiest Nederland een nieuwe Tweede Kamer. We kiezen dan 150 nieuwe volksvertegenwoordigers voor de duur van, in principe, vier jaar. Die vier jaar is de zittingsperiode van de Tweede Kamer en van de regering die wordt gevormd aan de hand van de uitslag van de Tweede Kamer verkiezingen. Dit laat zien dat de Tweede Kamer verkiezingen ook de basis voor een nieuwe regering leggen. Vaak haalt een regering die volle vier jaar niet, doordat er tijdens de zittingsperiode een breuk of conflict tussen de betrokken regeringspartijen ontstaat. Nog niet zo lang geleden moesten de Nederlanders in 10 jaar maar liefst vijf keer naar de stembus gaan voor het kiezen van een nieuwe Tweede Kamer (2002, 2003, 2006, 2010, 2012) omdat de regering was gevallen. De huidige regering heeft het bijna vier jaar ongeschonden volgehouden, maar struikelde onlangs als gevolg van de Toeslagenaffaire[2]. Omdat dat vlak voor de verkiezingen van 17 maart is gebeurd, blijven de ministers gewoon aan het werk totdat er een nieuwe regering is (we hebben nu een zgn. demissionaire regering).
De procedure
De Tweede Kamer[3] controleert de regering en heeft (met de Eerste Kamer) het laatste woord bij het vaststellen van wetten en regels in Nederland. Een heel belangrijk gezelschap dus, omdat deze 150 mensen bepalen welke kant het de komende jaren op moet gaan met woningen, gezondheidszorg, migratie, uitkeringen, milieu, defensie, en noem maar op.
De Tweede Kamer is niet alleen een democratisch orgaan, omdat wij deze mensen kiezen, maar ook omdat zij zelf bij meerderheid van stemmen beslissingen neemt. Met 76 stemmen heb je een meerderheid en daarmee dus een stevige vinger in de Haagse pap.
De kandidaten op het stembiljet opereren niet op eigen houtje, maar staan op lijsten van politieke partijen. Elke lijst vertegenwoordigt een bepaalde stroming (of visie, of belang) en bij verkiezingen wordt dat vertaald in een programma.
Zoals gezegd vormt de verkiezing van de Tweede Kamer ook de basis voor een nieuwe regering. Omdat we in Nederland relatief veel partijen hebben en een regering normaal gesproken moet kunnen steunen op een meerderheid in de Tweede Kamer, moet een regering gevormd worden door een samenwerkingsovereenkomst van meerdere partijen die bij elkaar opgeteld minimaal 76 zetels hebben. Dus, als op woensdagavond 17 maart de stemmen geteld zijn, wordt niet alleen gekeken hoe de partijen het stuk voor stuk hebben gedaan (wie heeft gewonnen, wie heeft verloren) maar wordt ook bekend welke regeringscombinaties mogelijk zijn.
Partijen: versplintering en onmacht
Er is de afgelopen 20 jaar iets bijzonders aan de hand. Vanaf de Tweede Wereldoorlog tot het begin van deze eeuw hadden drie grote, traditionele partijen (VVD, CDA en PvdA) de touwtjes in handen. Vooral de PvdA en het CDA waren groot en machtig. Beide partijen haalden vroeger regelmatig 30 tot 50 zetels in de Tweede Kamer. Doordat deze traditionele partijen vroeger zo groot waren, werden tot 2000 vrijwel uitsluitend regeringen gevormd waarin minstens twee van deze drie partijen waren vertegenwoordigd. Als ze met z’n tweeën net wat stemmen tekort kwamen, werd een derde partner erbij gevraagd (bijv. D66). Kortom, het was dus of VVD-CDA (centrum-rechts), of CDA-PvdA (centrum-links) of VVD-PvdA (paars). Lekker overzichtelijk, maar weinig variatie.
De huidige peilingen geven aan dat alleen de VVD nog een ouderwets hoge score lijkt te gaan halen (tussen de 30 en de 40 zetels). De PvdA en het CDA schommelen al jaren tussen de 10 en de 20 zetels. Naast de klassieke drie partijen doen de PVV, de SP, D66 en GroenLinks nadrukkelijk mee. Zo zijn er momenteel zeven grotere partijen die om de gunst van de kiezer strijden. En naast deze zeven partijen zijn er dit jaar nog ongeveer 30 kleinere partijen die meedoen. De posters van deze partijen passen nauwelijks nog op de verkiezingsborden.
Ik ben blij dat we niet in een twee-partij stelsel leven. Dat maakt de keuze erg beperkt. Ik noem dat bipolaire politiek; ik schreef daar eerder ook een blog over.[4] Maar in Nederland slaan we door naar de andere kant. Er staan bijna 40 partijen op het stembiljet, terwijl er maar 150 zetels te verdelen zijn. De opkomst van zoveel nieuwe partijen kan een aanwijzing zijn dat de gevestigde partijen steeds minder goed hun werk doen. Het kan er ook op wijzen dat de samenleving zelf steeds gefragmenteerder en individualistischer is geworden en dat mensen veel nadrukkelijker hun eigen belang voorop stellen en minder oog hebben voor bredere bewegingen en het algemeen belang. Tom-Jan Meeus benadrukt in een column in het NRC van 9 maart j.l. dat het gebrek aan gezamenlijkheid een gevaar kan opleveren voor ons politieke stelsel.[5] Ik denk dat de opkomst van nieuwe media aan deze versplintering bijdraagt. Social media en hun algoritmes dragen er aan bij dat iedereen steeds meer in zijn eigen bubbel gaat zitten[6], terwijl een traditioneel medium als televisie in staat is een breder publiek te bereiken. Joke Hermes benadrukt in dat verband de kracht van televisie als ‘forum van cultureel burgerschap’, vooral bij nationale gebeurtenissen en live uitzendingen.[7]
Uiteindelijk moeten we het met elkaar verder. Maar als iedereen zich fanatiek vastklampt aan zijn eigen gelijk (en splinterpartij) schiet het niet op. Dat zal er ook toe leiden dat veel mensen na de verkiezingen teleurgesteld zullen zijn. Ofwel om de door hen gekozen partij geen of slechts één zetel heeft behaald. Ofwel omdat de gekozen partij deel gaat nemen aan de regering en compromissen moet gaan sluiten. Beide uitkomsten zijn voor hard-liners en principiëlen waarschijnlijk moeilijk te verteren, maar in een land met zoveel partijen moet je bereid zijn om er samen uit te komen en water bij de wijn doen. Gelukkig maar, zou ik willen zeggen. Stel je voor dat één partij het helemaal voor het zeggen zou hebben.
En daar komt nog iets bij. Ik denk dat politieke partijen in de huidige tijd minder greep op het maatschappelijke leven hebben dan vroeger. Niet omdat zij slechter functioneren, maar omdat het speelveld is veranderd. Ontwikkelingen als digitalisering, globalisering en klimaatverandering en grote spelers als multinationals, de EU en big tech bedrijven hebben een enorme invloed op de samenleving. Nationale politieke partijen, zeker de kleintjes, hebben op dat grotere speelveld vaak maar weinig in te brengen. Wat dat betreft is het zorgelijk dat tijdens de verkiezingscampagne vrijwel alle partijen vooral binnenlandse thema’s benoemen, terwijl de grote vraagstukken van deze tijd juist om een bredere, internationale visie vragen.
Hoe dan ook, de aanwezigheid van zoveel partijen leidt tot een enorme versnippering en dat maakt het vormen van een regering des te ingewikkelder: er zijn al gauw vier, vijf partijen nodig om tot een meerderheid van meer dan 75 zetels te komen. Zo bestaat de huidige regering uit vier partijen: VVD-CDA-D66 en ChristenUnie. Met zoveel partijen bij elkaar is het lastig om tot een stabiele regering te komen.
Financieel-economische thema’s: een kwestie van verdelen
Traditiegetrouw speelt de economie een grote rol bij verkiezingen. Een regering is vooral bezig met het maken van plannen om de staatskas te vullen (belastinginkomsten) en om de buit te verdelen (uitgaven). Denk aan Prinsjesdag en de miljoenennota. Om een idee te geven: in de laatste miljoenennota gaat het om een totaal-pot van 336 miljard euro, waarvan bijvoorbeeld ruim een kwart (86 miljard) bestemd is voor de zorg en ongeveer 3% 11 miljard) voor een post als Defensie.
Op financieel-economisch terrein kunnen partijen aangeven hoeveel belasting burgers en bedrijven in Nederland moeten betalen. Men kan er bijvoorbeeld voor kiezen om via de belastingen inkomensverschillen te verkleinen, of bepaalde producten (bijv. tabak, benzine, vlees) duurder te maken. Daarnaast laten de partijen zien hoeveel geld ze willen uitgeven aan uiteenlopende zaken als onderwijs, klimaat en infrastructuur. Het zijn belangrijke binnenlandse vragen van verdeling. Veel kiezers kijken naar de programma’s en voorstellen van politieke partijen en stemmen daar hun keuze op af.
Dit jaar: corona, klimaat en sociale thema’s
Dit jaar zijn de thema’s anders dan vier jaar geleden, toen de naweeën van de financiële crisis, de discussies over de AOW en de zorgen om vluchtelingen en moslimextremisme belangrijke thema’s waren. Dit keer speelt natuurlijk de corona-crisis de hoofdrol. Hoe krijgen we Nederland weer terug naar de normale situatie? Hebben Rutte en de Jonge het goed aangepakt? Welke lessen trekken we uit de corona-crisis? Hoe gaan we de samenleving herinrichten?
Na de financiële crisis hebben regeringen flink bezuinigd. Dat ging vaak ten koste van de kwaliteit van de zorg, het onderwijs en sociale voorzieningen. Nu lijken partijen juist veel te willen investeren in deze sectoren. De corona-tijd heeft duidelijk gemaakt hoe belangrijk de zorg en het onderwijs zijn. De meeste partijen zijn daarbij bereid de staatsschuld op te laten lopen. Dat is opmerkelijk want Nederland staat binnen de EU te boek als een zuinig land met een strenge begrotingsdiscipline. Nederland is in het verleden vaak kritisch geweest op andere Europese landen die hun tekorten te hoog lieten oplopen. Maar nu lijken veel partijen in Nederland de teugels ook losser te laten.[8]
Het Parool: De uitgavenstijgingen laten goed zien welke prioriteiten de verschillende partijen hebben. Waar de VVD vooral kiest voor lastenverlichting en hogere uitgaven aan defensie, trekt de SP vooral extra geld uit voor hogere uitkeringen en de zorg. GroenLinks, PvdA en D66 investeren het meest in onderwijs. Het CDA neemt juist vaker een middenpositie in.[9]
Niet-materiële thema’s: ik en de ander
Naast de financieel-economische onderwerpen (de verdeling van de koek) spelen de laatste twintig jaar steeds nadrukkelijker andere vraagstukken een rol. Die hebben te maken met zaken als onze nationale identiteit, migratie, Europese samenwerking, de ruimte om je eigen leven in te richten. Hierbij is niet het verdelen van geld het centrale punt, maar gaat het om onze verhouding tot andere landen, leefwijzen en culturen. Waar het bij financiële thema’s vaak gaat om relatieve verschillen (de ene partij wil wat meer geld voor onderwerp A, de andere voor onderwerp B), is er bij ‘culturele’ thema’s vaak sprake van scherpere, tegengestelde standpunten: meer Europese samenwerking of een Nexit, meer vluchtelingen toelaten of een complete stop doorvoeren, zwarte piet of roetveegpiet, recht op levensbeëindiging bij een voltooid leven of juist niet. Veel partijen profileren zich duidelijk op dit soort thema’s.
Emotie speelt vaak een grotere rol dan ratio.
Over een week mogen we gaan stemmen en de meeste mensen in Nederland gaan ook daadwerkelijk naar het stembureau. Dat is goed nieuws. Maar velen zullen nu nog wikken en wegen. Er zijn vele ‘economische’ en ‘culturele’ afwegingen te maken. Dit kom je ook tegen in alle stemwijzers. Als je de vragenlijst van Kieskompas[10] invult, wordt jouw positie aangegeven binnen een schema waarin de politieke partijen langs twee assen ingedeeld: een financieel-economische as (links-rechts) en een ‘culturele’ waarde-oriëntatie as (progressief-behoudend).
Het lijkt erop dat we zo heel afgewogen en weldoordacht onze keuze bepalen. Maar we weten ook dat de meeste kiezers niet alle partijprogramma’s bekijken en ook niet systematisch per partij alle voors en tegens op een rijtje zetten. Zo rationeel zijn we niet. Bij de meeste kiezers geven emoties de doorslag: sympathie voor een lijsttrekker, angst voor corona, zorgen over je baan, boosheid over de Toeslagenaffaire, hoop op de nieuwe partij, vertrouwen op ervaren politici, afkeer van mensen die anders zijn. En daarnaast kijken velen ook naar het stemgedrag van familie en vrienden, of stemmen ze uit traditie altijd op dezelfde partij. Er zijn talloze, vaak weinig rationele motieven van kiezers die een rol spelen bij het bepalen van hun keuze. Dit blijkt ook uit een uitgebreid artikel in de Volkskrant van 6 maart waarin diverse onderzoeken naar stemgedrag naast elkaar worden gezet.[11]
En nu naar de stembus
Zo leveren de Tweede Kamerverkiezingen elke keer een rijk sfeerbeeld op van de stand van het land. Een moment-opname met structurele patronen en incidentele oprispingen. Met rationele tonen en emotionele geluiden. Het geeft een beeld van waar we momenteel staan, wie we zijn, wat er speelt, waar we naartoe willen? Elke stem is daarbij een stip op een doek dat we met elkaar inkleuren. Een stukje van een grote legpuzzel. Dat is geen ideaal systeem, maar wel het systeem dat we in Nederland met elkaar zo hebben vormgegeven en ingericht. En we moeten blijven nadenken over het verbeteren van dit systeem. Maar dit is wat we nu hebben en in veel landen is de politieke situatie veel beroerder. Dus: op naar de stembus!
Als we geen stippen zetten, blijft het doek leeg.
———————————————————————————
[1] Nederlanders stemmen altijd op woensdag; in andere landen is dit vaak op zondag, maar daar hebben met name de kleine Christelijke partijen in Nederland weerstand tegen. Door de corona-crisis gaan de stembureaus al op maandag 15 maart open en kunnen 70 plussers ook per brief stemmen.
[2] Zie o.a.: https://www.nu.nl/politiek/6100724/kabinet-treedt-af-vanwege-vernietigend-rapport-over-toeslagenaffaire.html
[3] Zie ook: http://www.tweedekamer.nl/
[4] Zie http://phaestus.nl/phaestus.nl/?p=1286
[5] https://twitter.com/tomjanmeeus/status/1369243361190834177
[6] Zie bijv. een recente uitzending van Pointer: YouTube beveelt misinformatie aan nadat je politieke video’s hebt gekeken | KRO-NCRV (kro-ncrv.nl)
[7] https://www.scienceguide.nl/2020/05/televisie-is-dood-lang-leve-televisie/
[8] Zie: https://www.cpb.nl/keuzes-in-kaart-2022-2025
[9] https://www.parool.nl/nederland/doorrekening-vvd-en-cda-laten-in-hun-programma-s-de-staatsschuld-het-hardst-oplopen~bf54a257/
[10] https://www.kieskompas.nl/
[11] De stemwijzer volgen? We stemmen op gevoel, een glimlach, en uit gewoonte | De Volkskrant