Sinds ik een paar jaar geleden in Zeist ben komen wonen, schrijf ik af en toe een blog over mijn nieuwe woonplaats. Deze keer een luchtige bijdrage. Een waargebeurde anekdote.
Toen ik een paar jaar geleden aan een collega vertelde dat ik in Zeist ging wonen, reageerde hij enthousiast. “Het is daar prachtig”, zei hij, “ik ga er vaak met mijn vrienden fietsen: soms met de racefiets en soms lekker mountainbiken”.
Ik had tot die tijd Zeist nooit geassocieerd met fietsen. Wel met voetballen dankzij het feit dat de KNVB hier ‘in de bossen van Zeist’ zijn hoofdkwartier heeft. Nee, bij fietsen dacht ik altijd aan Zuid-Limburg, waar mijn oudste broer al decennia woont. Bij ieder familiebezoek zie je daar altijd vele groepen wielrenners die het mooie heuvelige landschap doorkruisen.
Maar sinds ik in Zeist woon merk ik dat dit geen exclusief Limburgs fenomeen is. Ook in en rond Zeist wemelt het, vooral in de weekeinden, van de fietsende sportievelingen. De Utrechtse Heuvelrug lijkt wel net zo populair als het Limburgse Heuvelland.
Honderden wielrenners razen en racen hier in strakke lycrapakken over fietspaden en bostrajecten. Soms is het zo druk dat je er als zondagsrijder (want dat ben ik) nauwelijks aan te pas komt. Sterker nog, ze snijden je de pas af.
Zo maakte ik een paar maanden geleden met mijn vrouw een tochtje met de fiets om van de mooie, bosrijke omgeving te genieten. Een plezierig ritje, waarbij we af en toe moesten oppassen voor groepjes voorbijflitsende en tegemoetkomende racefietsers. Op een gegeven moment werd ik zelfs zo afgesneden dat ik in de berm belandde. Maar voordat ik er wat van kon zeggen was de groep al weer uit het oog verdwenen.
Nu het herfst is, geniet ik tijdens mijn ritjes van de prachtige najaarskleuren. Ik merk dat ik daarbij niet alleen moet oppassen voor fanatieke wielrenners maar ook voor de enorme hoeveelheden afgevallen eikels, kastanjes en beukennootjes op de fietspaden. Op sommige plekken ligt er zoveel ‘strooigoed’ dat je je stuur goed moet vasthouden.
Dat overkwam me laatst ook tijdens een fietstocht. Op enkele gedeeltes van mijn traject lagen zoveel eikels dat het voelde alsof ik over een grindpad aan het ploegen was. Toen ik na dat ritje thuiskwam vroeg mijn vrouw hoe het was geweest. “Het was heerlijk”, zei ik, “maar niet te geloven, zoveel eikels op het fietspad!”. Waarop zij bezorgd uitriep: “hebben die racefietsers je nu weer van de sokken gereden?”