Ik vier dit jaar een bijzonder jubileum. Ik heb namelijk 50 jaar een bril. Als je zo lang een bril draagt, wordt het een onderdeel van je dagelijkse routine. Ja, zelfs een onderdeel van je identiteit.
Het begon toen ik in de eerste klas van de lagere school zat en merkte dat ik niet goed kon lezen wat er op het bord stond. Ik ging met mijn vader naar een deftige oogarts in een statig pand in de stad waar ik zes jaar later ook naar de middelbare school zou gaan. Ik kreeg een zwaar meccano-achtig gevaarte op mijn neus gezet waar de oogarts allerlei glaasjes in deed, links en rechts. Ik vond dat reuze interessant. Na allerlei glazen getest te hebben schreef de oogarts een recept uit met mysterieuze formules en cijfers. Daarmee gingen we naar de brillenwinkel in ons dorp om een montuur uit te zoeken. Ik koos voor een bril met oranje-bruine randen aan de bovenkant (dat weet ik nog goed, want als ik door die bovenranden van mijn bril naar de TL-buizen in het klaslokaal keek, lichtten ze mooi, helder-oranje op). Twee weken later was de bril klaar. Toen ik met mijn nieuwe aanwinst op mijn neus de brillenwinkel wilde uitlopen greep ik naast de deurklink en stapte ik met onzekere pas over de drempel. Dat was even wennen. Mijn nieuwe hulpmiddel veranderde mijn zicht en perspectief. Al snel merkte ik ook dat diezelfde bril het perspectief van anderen op mij veranderde. Er werd anders naar me gekeken. Er waren in die tijd nog geen vrolijke kindermonturen. Voor kinderen waren er alleen volwassen monturen in kleiner formaat. Die bril maakte van mij een wijsneusje van 7 jaar.
Ik kreeg opeens ook bijnamen: ‘schele’, ’professor’ en ‘brillenjood’[1]. Ik had daar eerlijk gezegd weinig moeite mee. Er waren zoveel kinderen met bijnamen: ‘stekkel’ (een jongen met kort stekeltjeshaar), ‘duf konijn’ (een rustige jongen met grote voortanden), ‘spikkel’ (een meisje met sproeten), ‘vuurtoren’ (de roodharige meester van de vijfde klas).
De brillen in mijn jeugdjaren gingen snel stuk (verbogen poten, kapotte glazen, afgebroken neussteuntjes). Dat lag misschien aan de goedkope modelletjes uit de dorpswinkel, maar vooral aan het vele voetballen, buitenspelen en stoeien. En ook bleven mijn ogen achteruitgaan, waardoor ik een regelmatige bezoeker van oogarts en brillenwinkel werd.
Later, op de middelbare school en als student, werd ik wat kieskeuriger en mode-bewuster. Om de drie tot vier jaar vond ik het tijd voor een nieuw, eigentijds montuur. Ik zocht daarbij steeds iets nieuws: nu eens grote glazen, dan weer kleine; monturen met een stevig metalen frame of juist met alleen een draad om de glazen; en zelfs een tijdlang zelfkleurende glazen. Ik denk dat ik in totaal zo’n 20 brillen heb gehad. Veel van die brillen heb ik bewaard.
Die verzameling vormt een soort biografie met een overzicht van de verschillende fases van mijn leven en van trends door de jaren heen.
Mijn huidige bril heeft een stevig zwart frame dat doet denken aan de bril die ik rond mijn 10e droeg.
Het grote verschil is dat ik nu multifocale glazen heb. Dat is geen mode, maar simpelweg de leeftijd. Ook dat past weer bij de brillen-biografie. Ik ben nu op een leeftijd gekomen waarbij, om mijn oudste broer te citeren, ‘je achteruitkijkspiegel groter is dan je voorruit’. Hoewel ik daar niet heel erg mee bezig ben, valt het me wel op dat steeds meer leeftijdsgenoten over kwaaltjes beginnen te klagen. Als ik na mijn wekelijkse tennis-uurtje nog wat blijf drinken in het clubhuis gonst het van de verhalen over kunstheupen, hartkleppen, hoorapparaten en (op fluistertoon) prostaatperikelen. Dan prijs ik mij gelukkig dat mijn bril -tot nu toe- mijn enige handicap is. Je zou kunnen zeggen dat mijn aftakeling al begon toen ik 7 jaar oud was, maar het leverde mij wel mijn bril op. Ik zou niet zonder bril door het leven willen gaan. Als ik geen bril meer zou dragen zou ik me anders voelen en anderen zouden ook zeker anders naar mij kijken. Mijn bril en ik: een gouden combinatie!
[1] In het dorp was in die tijd een bepaalde mate van anti-semitisme niet ongewoon. Toen een rijke joodse zakenman zich in een chique nieuwbouwwijk wilde vestigen, werden er serieuze pogingen ondernomen om ‘die voddenjood’ te weren.