Categoriearchief: Kunst & cultuur

Dylan Tribute: wel of niet?

Ik heb ruim een dag lopen twijfelen of ik een kaartje zou moeten kopen voor de Bob Dylan tribute in het Concertgebouw van afgelopen woensdag. Als hardnekkige  Dylan-fan leek het me een bijzondere gebeurtenis, maar aan de andere kant hikte ik tegen de organisator aan: Tim Knol. Tim Knol is een getalenteerde jonge muzikant, maar ik vind zijn stem nogal zeurderig. En toen hij vorig jaar in een ING-commercial het nummer Mens durf te leven van Ramses Shaffy vernaggelde, deed dat voor mij de deur dicht. Maar toch……hij organiseerde wel een tribute voor Bob Dylan en hij had een keur van artiesten weten te strikken. En dat alles in het Concertgebouw. Toen ik nieuwsgierig de site van het Concertgebouw bestudeerde, zag ik dat het evenement al bijna uitverkocht was. Er was nog maar één mooi plaatsje vrij, niet ver van het podium. Ach, waarom ook niet, dacht ik. Mijn liefde voor Dylan won het van mijn twijfels over Knol. Ik maakte snel het gevraagde geldbedrag over.

Met het nodige voorbehoud neem ik mijn plek in de Grote Zaal in. Knol komt wat schutterig het immense podium op, rommelt wat met zijn gitaar, hapt even naar lucht en zet dan luid en loepzuiver in: “I’m going down to Rose Marie’s, she never does me wrong…”. Instant kippenvel en als even later drie blazers subtiel inzetten ben ik verkocht. Wat een verrassende keuze. Niet een klassieker als openingsnummer, maar Goin’ to Acapulco van de Basement Tapes (ooit ook mooi uitgevoerd door Calexico). Achter mij vraagt een vrouwenstem: welk nummer is dit? Die vraag zal zij die avond nog vaker stellen, afgewisseld met de vraag: wie is dat? Een bromstem naast haar zal steeds een onverstaanbaar antwoord mompelen. Het wordt een komen en gaan van artiesten die zich inderdaad (in de meeste gevallen) niet voorstellen en die ook niet aankondigen welk nummer ze gaan zingen. Ik vind het prima. Het gaat om de liedjes (die de doorgewinterde Dylan-fans moeiteloos herkennen), niet om de tekst en uitleg. De meeste artiesten (en dichters/schrijvers die als entr’acte optreden) lijken onder de indruk van de Concertgebouw-entourage. Zelfs doorgewinterde personalities als Nico Dijkshoorn en Leo Blokhuis moeten even slikken en schrapen voordat ze de microfoon pakken. De meest onbevangen performer op het podium is Arno van 15 jaar die bij het slotnummer Like a Rolling Stone mee mag doen en alle harten steelt.

Maar even terug naar eerder die avond. Voor de pauze zijn het met name solo-optredens of vertolkingen in een kleine bezetting. Admiral Freebee maakt indruk met Man in the Long Black Coat. Marike Jager ontroert met Mama, You’ve been on my Mind. Ook oud-gedienden Henk Hofstede (Love Minus Zero) en Ernst Jansz (Huiswaarts –zijn vertaling van Tomorrow is a Long Time-)  leveren puntgave bijdragen. Maar er zijn ook dissonanten. In de vakken links en rechts achter het podium is de geluidskwaliteit onder de maat. Halverwege het eerste deel beginnen mensen luidkeels te klagen. Technici rennen nerveus rond, maar kennelijk is het euvel niet te verhelpen. En ook Vraagvrouw achter mij is niet helemaal blij, omdat er zo weinig bekende Dylan-classics worden gespeeld. Ik kan niet goed verstaan wat Mompelman ervan vindt. Ook het jonge Duits-Aziatische stel naast me oogt ontevreden, al weet ik niet waarom. Ik probeer me te richten op de muzikale presentaties en merk dat ik me kostelijk vermaak.

Na de pauze blijken mijn twee buren vertrokken. Kennelijk hadden zij Bob Dylan in eigen persoon verwacht, of het Concertgebouworkest. Vraagvrouw achter mij blijft vragen en Mompelman blijft mompelen. Ook de geluidskwaliteit voor Podium Noord en Zuid blijft onder de maat. Als enkele bezoekers aanhoudend protesteren, roept Tim wanhopig dat hij het niet kan oplossen en dat ze maar weg moeten gaan. Enkele mensen druipen inderdaad af. Op het podium staat inmiddels een band die alle optredens na de pauze zal blijven ondersteunen. Na een performance van Dolf Jansen (een vertolking van een lied voor Bob Dylan van Loudon Wainwright III) volgt een blokje met drie ijzersterke nummers: Days of ’49 (Anne Soldaat), Most of the Time (Nico Dijkshoorn) en The Man in Me (Tim Knol). Even later perst Ernst Jansz er met aanstekelijk enthousisasme (en zonder auto-cue) alle tien de coupletten van zijn vertaling van Desolation Row uit. Daarna brengt een mij onbekende Jan van Doorn een mij even onbekend nummer Wallflower ten gehore. Het programma begint flink uit te lopen, maar dat kan je verwachten op zo’n unieke, geïmproviseerde avond. Enkele tientallen bezoekers vertrekken (om hun trein te halen?). Zij missen een sterke finale met Maggie’s Farm, Not Dark Yet en het eerder genoemde Like a Rolling Stone met Tim Knol in de hoofdrol.

Ik ben blij dat ik ben gegaan. De muzikale kwaliteit, de brede keuze uit het werk van Dylan, de veelzijdigheid van de artiesten: het was top. Ik hoop dat dit initiatief een vervolg krijgt. Maar dan wel op een intiemere locatie! Het Dylan-arsenaal is nog lang niet uitgeput. En die stem van Tim Knol…. ? Die is perfect voor het vertolken van Dylan-nummers.

 

Setlist Dylan tribute

 

Zwarte zaterdag: Europa op weg

Zwarte Zaterdag. Samen met miljoenen andere Europeanen, die van of naar hun vakantiebestemming op weg zijn, begeven we ons met een volgepakte auto op de snelweg. Deze dag zal vooral bestaan uit tolwegen, tankstations en files. Juist dit weekend wordt het begin van de Eerste Wereldoorlog, honderd jaar geleden, herdacht. Ook toen verlieten miljoenen Europeanen hun huis. Toen om een ‘grande guerre’ te beginnen. Nu is het grote vakantie. Vergeleken met loopgraven en mosterdgas zijn de ongemakken van Zwarte Zaterdag slechts luxe-problemen: een onverwachte wegomlegging, een smerig toilet tijdens een koffiestop.

Europa is inmiddels ingrijpend veranderd. Europeanen gaan tegenwoordig bij elkaar op bezoek en waarderen de culturele en culinaire bijzonderheden van het gastland. Grensovergangen vormen geen belemmeringen meer, de euro wordt overal geaccepteerd en langzamerhand is Engels de lingua franca geworden. Tijdens mijn vakantie in Italië hoor ik een ouder Frans echtpaar Engels spreken met een Italiaanse winkelier. In diezelfde taal vraagt een Poolse man mij in Florence de weg. Ook valt mij op dat veel Italianen niet meer in Italiaanse auto’s rijden, maar de voorkeur geven aan Duitse en Aziatische merken. Als mijn broer en schoonzus ons bezoeken in Toscane (ze wonen in Brussel; zij is Italiaanse) delen zij vergelijkbare ervaringen met ons. Europa is geen melting-pot, maar Europeanen groeien wel meer naar elkaar toe. Zo kost het steeds meer moeite om in het straatbeeld de herkomst van Europese toeristen (zijn het Hongaren, Denen, Belgen, Tsjechen?) te bepalen. De enigen die echt opvallen zijn de Amerikanen en de Chinezen; niet-Europeanen, dus. Datzelfde valt me op als we, komend uit Toscane, voor Bologna in een lange file terechtkomen. De kentekenplaten laten zien dat we omringd worden door tal van nationaliteiten. En als we stapvoets naast elkaar rijden, ziet het Poolse gezin er net zo uit als het Nederlandse. Maar sommige verschillen blijven. Bij Bologna moeten we kiezen tussen Milano of Venezia. Britten, Belgen en Nederlanders houden de twee linkerbanen aan; Hongaren, Polen en Roemenen buigen af naar het oosten. Geografie verandert niet. Ook nu bestaat er nog Oost en West. Net als destijds bij het uiteenvallen van het Romeinse Rijk. Ik moet denken aan de stad Ravenna, niet ver van Bologna, die we aan het begin van de vakantie hebben bezocht. Na de splitsing van het Romeinse Rijk wordt Ravenna aan het begin van de vijfde eeuw de hoofdstad van het West-Romeinse rijk. Niet lang daarna vallen ‘barbaarse’ stammen het huidige Italië binnen. Ravenna komt vervolgens onder Byzantijns bestuur te staan en wordt de vooruitgeschoven post van het Byzantijnse rijk op het Italiaans schiereiland. Daarmee wordt de grondslag gelegd voor de prachtige Byzantijnse kunstwerken die nu nog in Ravenna te bewonderen zijn.

Ook later in de geschiedenis van Italië zie je de scheidslijn Oost-West terug. De republieken Genua (la Superba) en Venetië (la Serenissima) zijn aartsrivalen. Venetië is door haar ligging aan de Adriatische Zee van nature op het oosten gericht (een letterlijke ‘oriëntatie’), terwijl Genua de blik meer op het westen richt. Niet voor niets is het Genua’s bekendste zoon Christoffel Columbus die bekend wordt als de ontdekker van Amerika. Die ontdekking markeert de opkomst van Genua en de neergang van Venetië dat haar machtspositie in Zuid-Oost Europa verliest ten gunste van de Turken.

Inmiddels stellen wij de keuze tussen West en Oost nog even uit. We steken door naar het noorden van Italië. Daar woont een nicht van me die met een Italiaan is getrouwd. We kennen hen amper, maar dankzij internet en mail hebben we het contact de laatste tijd aangehaald en zijn we uitgenodigd om langs te komen. De ontvangst is allerhartelijkst en we gaan een aperitivo drinken in een prachtig stadje in de omgeving. Mijn aangetrouwde ‘cugino’ vertelt over het leven van zijn grootouders en ouders. En over de strijd die in deze regio heeft gewoed tijdens de Eerste Wereldoorlog. Op de flanken van de Monte del Grappa kwamen in 1917-1918 ruim 25.000 Italiaanse en Oostenrijkse soldaten om. Ook wijst hij ons op een rij bomen waar aan het einde van de Tweede Wereldoorlog partizanen werden opgehangen door de fascisten.

Tijdens het avondeten gaan de gesprekken door. Over de zon- en schaduwkanten van Europese samenwerking, over de nachtmerrie van toenemende werkloosheid onder jongeren, over Albanezen en Roemenen die inbreken en zakkenrollen, over de vele vluchtelingen die de oversteek maken naar Zuid-Italië, over de plaag van corruptie, maar ook over familiebanden, over reizen, over het verschil tussen leven in Nederland en leven in Italië, over het WK voetbal. We besluiten de bijzondere avond met eigengemaakte limoncello en grappa. We zijn een bijzondere ervaring en twee lieve familie-leden rijker. Prachtige zaterdag.

Zijn en Hebben

Een paar jaar geleden liep ik een gebouw van de educatieve faculteit van de Hogeschool van Amsterdam binnen. Mijn oudste zoon studeerde die middag af bij de Lerarenopleiding Nederlands. En ondanks mijn blinde vader-trots van dat moment zag ik bij de ingang een poster hangen met het gedicht over ‘hebben en zijn’ van Ed. Hoornik:

Op school stonden ze…

Op school stonden ze op het bord geschreven;
het werkwoord hebben en het werkwoord zijn;
hiermee was tijd, was eeuwigheid gegeven,
de ene werklijkheid de andre schijn.
Hebben is niets. Is oorlog. Is niet leven.
Is van de wereld en haar goden zijn.
Zijn is, boven die dingen uitgeheven,
vervuld worden van goddelijke pijn.
Hebben is hard. Is lichaam. Is twee borsten.
Is naar de aarde hongeren en dorsten.
Is enkel zinnen, enkel botte plicht.,
Zijn is de ziel, is luisteren, is wijken,
is kind worden en naar de sterren kijken,
en daarheen langzaam worden opgelicht.

Ed. Hoornik Uit: Het menselijk bestaan (1952)

Ik kende het gedicht vagelijk, maar deze hernieuwde kennismaking op die plek en op dat moment trof me: mooi en toepasselijk.

 

Etre et avoir

Een paar dagen later zocht ik het gedicht op in een verzamelbundel. En terwijl ik het gedicht herlas moest ik opeens denken aan de veelgeprezen Franse documentaire Etre et Avoir. In deze documentaire staat een oudere dorpsonderwijzer centraal. Hij nadert zijn pensioen en met hem zal een degelijke onderwijstraditie uit het dorp verdwijnen. De onderwijzer is de school en de school is de klas. Hij is een instituut van vlees en bloed. Georges Lopez is de Franse variant van Theo Thijssen door groot te zijn in zijn vakkennis en klein te zijn door op hurkhoogte met zijn leerlingen om te gaan. Het klaslokaal ademt rust en persoonlijke aandacht. De film is een pleidooi voor menselijke omgangsvormen en kleinschaligheid en daarmee indirect een protest tegen de grote onpersoonlijke leerfabrieken van tegenwoordig. De documentaire kon zo populair worden, omdat hij appelleert aan een gevoel van nostalgie. Een gevoel van ‘vroeger was het beter’. Maar laten we eerlijk zijn, een school van 13 leerlingen is niet te handhaven. En op sommige kleine dorpsscholen ging het er vroeger niet altijd zachtzinnig en pedagogisch verantwoord toe. Ik zie nog hoe mijn juf van de eerste klas (haar bijnaam was ‘knotje van Nes’, omdat zij haar grijze haar altijd in een knotje droeg) een meisje dat niet uit ons dorp kwam, maar uit het door velen beschimpte gehucht Olburgen, op het schoolplein publiekelijk een enorme pets in haar gezicht gaf. Dat was meer dan een opvoedkundige tik. Maar nostalgie of niet, nog steeds zijn er dagelijks duizenden onderwijzers die proberen te werken in de geest van Georges Lopez. Vaak onderbetaald en ondergewaardeerd, maar bevlogen en idealistisch.

 

Arme meester Lopez

Wat veel mensen niet weten is dat de idyllische documentaire een rauw vervolg kreeg toen Georges Lopez geld ging eisen van de documentairemaker Nicholas Philibert. Lopez vond dat hij een groot aandeel had in het succes van de film en verlangde maar liefst 250.000 euro van de maker. Philibert weigerde om begrijpelijke redenen en het conflict mondde uit in een rechtzaak die Lopez zowel in eerste aanleg als in hoger beroep verloor. Uiteindelijk moest hij ook nog opdraaien voor de proceskosten die 12.000 euro bedroegen. Arme meester Lopez. De wereld hield van hem zoals hij was (être), en nu wilde hij zijn nieuwe status omzetten in bezit (avoir). Maar zo werkt het niet. Dat had Ed. Hoornik hem kunnen vertellen.

 

P.S. 1

Op bezoek bij vrienden in hun Franse huis zag ik in een van de kamers op een witgepleisterde muur een mooie decoratieve strook behang met alle vervoegingen van de werkwoorden Etre en Avoir. Leuk om te hebben.

 

P.S. 2

Op internet kom ik een songtekst tegen van Jacques Brel met een passage over ‘Etre’ en ‘Avoir’:

Jacques Brel
CHACUN SA DULCINÉA
1968

Chacun sa Dulcinéa
Qu’il est seul à savoir,
Qu’un soir de pleurs, il s’inventa,
Pour se garder un peu d’espoir
Aux barbelés du coeur.
Par elle, par sa Dulcinéa
Ou par l’idée d’icelle,
L’homme rebelle devient un Dieu.
Voilà qu’il vole et même mieux,
Cueille des lunes du bout des doigts,
Mais cependant si tu es de ceux
Qui vivent de chimères,
Rappelle-toi qu’entre les doigts,
Lune fond en poussière.
Il n’y a pas de Dulcinéa,
C’est un espoir fané.
Malheur à qui peut préférer
Le verbe être au verbe avoir,
Je sais son désespoir.
Il n’y a pas de Dulcinéa,
C’est un espoir fané.

Voir un ami pleurer

 

 

 

Gisteren, op de dag dat de Belgen verplicht naar de stembus gaan (België kent een stemplicht en er staan maar liefst drie verkiezingen op het programma: regionale, federale en die voor het Europees Parlement. Een super-verkiezingsdag, waar alle Belgen met spanning naar uitzien), gisteren dus, schiet een zwaarbewapende man in het Joods Museum in het hart van Brussel vier mensen dood.

We moeten vrezen dat het een doelgerichte en dus antisemitische aanslag is. Brussel, de stad van de EU, maar ook de stad van Jacques Brel. Zijn lied Voir un ami pleurer borrelt bij het horen van dit schokkende nieuws direct bij me op. Een van de indrukwekkendste liederen van Brel. De passage: ni le courage d’être juifs is raak en actueel. Er is moed voor nodig om joods te zijn. Ook in het Europa van vandaag zijn joodse inwoners niet veilig. Hebben wij de moed om te zeggen: dat zijn onze vrienden? In Brel’s woorden: tous ces hommes qui sont nos frères: niet alleen juifs of nègres, maar ook homo’s, moslims, Roma?

 

Bien sûr il y a les guerres d’Irlande

Et les peuplades sans musique

Bien sûr tout ce manque de tendres

Il n’y a plus d’Amérique

Bien sûr l’argent n’a pas d’odeur

Mais pas d’odeur me monte au nez

Bien sûr on marche sur les fleurs

Mais voir un ami pleurer!

 

Bien sûr il y a nos défaites

Et puis la mort qui est tout au bout

Nos corps inclinent déjà la tête

Étonnés d’être encore debout

Bien sûr les femmes infidèles

Et les oiseaux assassinés

Bien sûr nos cœurs perdent leurs ailes

Mais mais voir un ami pleurer!

 

Bien sûr ces villes épuisées

Par ces enfants de cinquante ans

Notre impuissance à les aider

Et nos amours qui ont mal aux dents

Bien sûr le temps qui va trop vite

Ces métro remplis de noyés

La vérité qui nous évite

Mais voir un ami pleurer!

 

Bien sûr nos miroirs sont intègres

Ni le courage d’être juifs

Ni l’élégance d’être nègres

On se croit mèche on n’est que suif

Et tous ces hommes qui sont nos frères

Tellement qu’on n’est plus étonnés

Que par amour ils nous lacèrent

Mais voir un ami pleurer!

 

 

Serie ‘Kiezen voor Europa’. Thema 4: Cultuur

“Europa is geen land, maar ieder land in Europa is wel Europees”

>>>> over eenheid en verscheidenheid >>>>

 

Europa was een prinses uit Phoenicië (het huidige Libanon) die door Zeus, in de gedaante van een witte stier, werd meegevoerd naar Kreta. Daar verwekte hij kinderen bij haar en legde daarmee de basis voor de Europese beschaving.[1]  Beschaving die is voortgekomen uit wat in het Engels ‘the rape of Europe’ wordt genoemd.

Is er sprake van een Europese cultuur, een Europese identiteit? Die vraag is door velen opgeworpen en speelt ook een speciale rol in het debat over de EU. Dit vierde perspectief in deze serie blogs haakt bij deze vraag aan. Dit keer dus geen oorlog en vrede, kolen en staal, markt en munt, maar kunst en cultuur.

 

Europa als museum en chique winkel

In de vijftiende eeuw beleefde het toenmalige Europa zowel een dubbele inbreuk als een bijzondere ‘uitbraak’. De inbreuken werden gevormd door het oprukkende Ottomaanse Rijk op de Balkan en invasie van de Moren in Spanje.  Tegelijkertijd wordt aan de andere kant van de Atlantische Oceaan een ‘Nieuwe Wereld ‘ontdekt. Door confrontatie met andere culturen en werelden wordt het besef van het eigene van Europa manifest. Europa als christelijk bastion tegenover de islam en als leidende beschaving voor de Nieuwe Wereld.[2] Velen zien dat ook vandaag nog als de plaats en taak van Europa. Hoe het ook zij, Europa wordt het continent van ontdekkingsreizen en imperialisme, van Renaissance en Reformatie, van Verlichting en democratie, van industrialisatie en kapitalisme. En dat allemaal geworteld in de judeo-christelijke traditie en gevormd door de Grieks-Romeinse oudheid. Op die basis heeft Europa grote zonen en dochters gebaard en veel kunst- en cultuurschatten voortgebracht. Pieter Steinz biedt in zijn recente boek Made in Europe (met als veelzeggende ondertitel: De kunst die ons continent bindt) een indrukwekkende staalkaart van alles wat Europa bijzonder en prachtig maakt.  Van Shakespeare, Mozart en Rembrandt tot Ferrari, Dior en Rolex. Je zou er als Europeaan bijna van naast je (Prada-) schoenen gaan lopen. Als bewijs zien we hoe toeristen uit andere werelddelen juist naar Europa komen om deze schatten te zien en te kopen. Europa als museum en als chique winkel.

 

Eenheid

Columnist Bert Wagendorp van De Volkskrant prijst Made in Europe aan als het broodnodige tegengif om het klimaat van euroscepsis mee te bestrijden. Eén stap verder en we zien Europa als een verheven beschaving, als een superieur idee, als een supra-nationale droom die we vooral tegenkomen bij kosmopolieten, kunstenaars en andere elite-figuren. Dat Europa borduurt voort op het pan-Europese perspectief van mensen als Lord Byron en graaf Coudenhove-Kalergi. Mensen die op grond van hun afkomst en scholing (en dankzij familie-kapitaal) over grenzen durfden en konden kijken. Uit intense nieuwsgierigheid, uit oprecht beleefde lostverbondheid, uit afkeer van benepen nationalisme, maar soms ook uit een soort verheven plichtsbesef: als moderne ridders die de eer van Europa dienden te bewaken en bewaren.

 

Verscheidenheid

Er zijn natuurlijk ook Europeanen die een ander geluid laten horen. In meest extreme vorm zijn dit de nationalisten die zich zo sterk identificeren met hun eigen regionale of nationale geboortegrond, taal of geschiedenis dat ze elke vorm van vermenging afwijzen. Zij keren zich naar binnen. Juist intensievere vormen van Europese samenwerking aan de ene kant en de instroom van migranten anderzijds voeden het gevoel van ‘verlies’. Zij herkennen zich niet in de hedendaagse multi-nationale en multi-culturele context. [3] Minder extreem is het perspectief van mensen die aangeven dat je juist het eigene van je land, je volken en je cultuur moet koesteren om zo tot waardering van het andere te kunnen komen. Zo omschrijft Cees Nooteboom hoe hij zijn liefde en bewondering voor het Frans, het Catalaans en het Portugees alleen maar optimaal kan verwoorden in zijn eigen moedertaal.[4]  In het Frans wordt deze visie mooi samengebald in de slogan: Vive la différence.

 

Cynici en critici

Naast de kosmopolieten, de xenofobe nationalisten en de genuanceerde verschillen-liefhebbers is er nog een aparte categorie: die van de cynici of critici. Zij betogen dat Europa niet bepaald de zetel der beschaving is, maar de wereld juist de ergste rampspoeden heeft gebracht. Een eeuwenlang spoor van oorlog en verderf: concentratiekampen, genocide, kruistochten, slavernij, kolonialisme.

 

Vertaling naar de EU

Al de genoemde beelden en typeringen benadrukken soms de samenhang en soms juist de verscheidendheid van Europa. Of ze belichten het goede, dan wel het kwade dat ons continent heeft voortgebracht. Regelmatig zien we in debatten over de EU deze beelden in verhulde of onverhulde vorm de kop opsteken. Kijk maar naar de verkiezingsleuzen van sommige politieke partijen (Hun Brussel, Ons Nederland; Love Britain, vote UKIP; Europa JA). Ze beantwoorden vaak aan diepgewortelde sentimenten. Joep Leerssen benadrukt dat het hierbij gaat om stereotypen en dat het “kwalijk en dom” zou zijn om die tot leidraad te verheffen bij de keuzes die we als burgers binnen Europa moeten maken.[5] Bij het direct vertalen van deze beelden naar de politieke context en de praktijk van de EU  liggen gemeenplaatsen en simpel wij-zij of JA-NEE denken op de loer. De werkelijkheid is daar veel te rijkgeschakeerd en complex voor. Europa moet geen eenheidsworst worden, maar kan zich ook geen hoog opgetrokken grenzen veroorloven. De EU biedt geen oplossing voor alle problemen, maar het is ook geen boze buitenstaander. Europa is geen land, maar ieder land in Europa is wel Europees.

 

 

[1] Zie o.a. Ovidius’ Metamorphosen

[2] Zie o.a. Peter Sloterdijk: Kristalpaleis (20xx) en Joep Leerssen: Spiegelpaleis Europa (2011).

[3] Zie o.a. Paul Scheffer: Het land van aankomst (2009); Zygmunt Bauman: Liquid times (2007).

[4] Cees Nooteboom: Deontvoering van Europa (1993).

[5] Joep Leerssen: Spiegelpaleis Europa (2011).

Hallo Jumbo!

 “Als ik op de tram stap, zie ik een reusachtige poster van Jumbo op de halte hangen”

   
>>>> over de kunst van het reclame maken <<<<    

 

 

 

In het najaar van 2013 ben ik een paar dagen in New York. Een bezoek aan het MoMa is een van de ‘verplichte’ nummers.

Naast het werk van Europese kunstenaars valt er ook veel bijzondere Amerikaanse kunst uit de 20e eeuw te bewonderen. Eén van de blikvangers is Andy Warhol met bekende werken als

Campbell’s Soup Cans

 

Campbell Soup Cans

 

 

 

 

 

2111MM15

 

 

 

 

 

 

en

Gold Marilyn Monroe.

 

 

Op de bovenste verdieping is een speciale tentoonstelling gewijd aan de Belgische kunstenaar René Magritte. Overal hangen posters met bekende Magritte-afbeeldingen, zoals  Ceci n’est pas une pipe. De rij is hier echter zo lang, dat ik onze zuiderbuur aan me voorbij laat gaan. Als Nederlander kun je voor Magritte altijd nog naar het mooie Magritte museum in Brussel.

 

MagrittePipe

 

Het weekend na onze thuiskomst hoor ik het droevige nieuws dat rock-artiest en ras-New Yorker Lou Reed is overleden. Hij werkte nauw samen met Andy Warhol. Hun samenwerking resulteerde o.a. in het verschijnen van het album The Velvet Underground & Nico. Andy Warhol tekende voor de bekende album cover met de banaan.

Velvet Underground & Nico

 

 

De volgende ochtend lees ik een uitgebreide necrologie van Lou Reed in de krant. Daarna ga ik naar mijn werk. Als ik op de tram stap, zie ik een reusachtige poster van Jumbo op de halte hangen. Mijn dag kan niet meer stuk!

 

Jumbo banaan

 
 
 
(P.S. Vorige week hoorde ik op de radio iemand van FairTrade zeggen dat een aanbieding van een kilo bananen voor 99 cent altijd ten koste gaat van het inkomen van de arbeiders op bananenplantages.  Zij betalen een hoge prijs voor onze laaggeprijsde spullen. Hallo? Jumbo?)

Verantwoord Commercieel Samenwerken

“De cultuurwereld fungeert daarbij als immateriële mecenas voor de economische wereld”

>>>> over de behoefte aan een tegenhanger van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen <<<<

 

‘Niet bij brood alleen’, luidde de (op de bijbel geïnspireerde[1]) titel van het eerste partijprogramma van het CDA in de jaren ’70. De maatschappijkritische econoom Bob Goudzwaard was de auteur van dit programma en het CDA was  een jonge, net gefuseerde partij die moeite had om de drie bloedgroepen (de katholieke KVP en de protestantse ARP en CHU) op één lijn te krijgen. Goudswaard wilde met zijn motto aangeven dat het in het leven niet alleen gaat om geld verdienen en productie, maar ook om zingeving en medemenselijkheid. Het is interessant om te benoemen wat er naast het brood nog meer op de plank zou moeten komen. Niet alleen de maag moet worden gevoed, maar ook het hart, de ziel of de hersenen. Brood en …, dus. En dan liefst iets anders dan ‘brood en spelen’, het bekende motto  uit de Romeinse tijd, waarmee het gewone volk door de machthebbers zoet werd gehouden. Wat te denken van de combinatie: ‘brood en betekenis’?  Het is een dubbelslag die gebaseerd is op hebben en zijn, op productie en projectie, op tellers en noemers, op economie en cultuur.

De wereld van de professionele communicatie bevindt zich tussen deze twee lijnen. Aan de ene kant moeten de broodheren van productie en consumptie gediend worden. De omzet moet omhoog, de diensten vermarkt , de producten verkocht, de markt vergroot. Maar het arsenaal van het economische domein is niet toereikend voor de slag om de gunst van de consument. En zo komt de cultuurlijn in beeld. Producten en diensten moeten worden vertaald in zinvolle beelden, verhalen en betekenissen. De waren moeten worden benoemd. De cultuurwereld fungeert daarbij als immateriële mecenas voor de economische wereld.

 

 

Direct of Perifeer

Dat gebeurt op twee manieren; via een directe en een perifere route.[2] De directe route is het verkooppraatje van de marktkoopman, de commercial op televisie en de bedelbrief van de goede doelen-instelling. Zonder omwegen wordt de doelgroep aangesproken en aangespoord. De oproep is onverbloemd: koop onze waar, word lid van onze club, steun onze activiteit. En om de doelgroep te prikkelen worden alle registers opengetrokken: van platte grappen en rondborstige meiden tot diepzinnige metaforen en kunstzinnige beelden.

Bij de perifere route gaat het er anders aan toe. Het simpele aanprijzen is niet genoeg. De organisatie met haar producten en diensten kent vele concurrenten die ook prima producten maken en goede diensten leveren. Dus het onderscheid met het daarbij passende verhaal moet op een andere wijze worden geconstrueerd. Het verhaal komt verder van het product en de dienst af te staan en haakt meer in op ontwikkelingen en ervaringen die voor de doelgroep van belang zijn: vrijheid, gezondheid, avontuur, kunst, sport en dergelijke. Gebieden waarop vooral overheidsorganisaties of NGO’s zich manifesteerden. Geen wonder dat tegenwoordig de jaarverslagen van bedrijven vol staan met bevlogen verhalen over Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen, corporate governance, duurzaamheid, sponsoring en partnerships. Zo zeer zelfs, dat je je afvraagt of er naast al die aandacht voor people & planet nog wel ruimte is om profit te maken. Maar daarin zit juist de kneep. Wie een pakkend verhaal vertelt over mens en maatschappij, vergroot zijn winstkansen. En wie winst maakt, kan meer betekenen voor de samenleving.

 

Economie & Cultuur: winst en kunst

Het beste verhaal is een verhaal dat bulkt van betekenis en zingeving, van visie en verantwoordelijkheid. En dat is bij uitstek het domein van de cultuur. Zo vinden economie en cultuur elkaar, juist in een tijd waarop de overheid meer ruimte laat aan het vrije spel van de markt. Het leidt tot een mix van Philips en filosofie, van merk en kerk, van winst en kunst. Maar het leidt ook tot verwarring. Als domeinen gaan vervloeien, waar ligt dan de grens? Kan een bedrijf alle maatschappij-vriendelijke claims wel waarmaken, of vormen die juist een al te opzichtig en doorzichtig verkooppraatje-in-een-nieuw-jasje. Maakt men goede sier met goede doelen om aan de andere kant des te meer geld te verdienen ten koste van mens en milieu? En kunnen mensen uit het culturele domein zonder schuldgevoel of schaamte zich verbinden met commerciële organisaties zonder hun culturele vrijheid te verloochenen? Wat blijft er nog over van l’art pour l’art?

 

MVO-dilemma’s

Wie een bredere verantwoordelijkheid claimt en wie aanklopt bij naburige domeinen zal daar op aangesproken worden. Kunnen Shell en Milieudefensie elkaar vinden in de strijd voor een schoner milieu? En wat te denken van een samenwerking tussen een ziekenhuis en AKZO-Nobel, en van een hogeschool met Delta Lloyd. Wil een literator de corporate story van Heineken gaan schrijven? En gaat een gevierde filmmaker de nieuwe commercial voor Renault maken? En wat moet een museum doen als de Rabobank problemen heeft het een aanstootgevend schilderij op een gesponsorde tentoonstelling. En wat moet je doen als jouw bank de Formule I sport gaat sponsoren, terwijl jij als rekeninghouder bewust anti-auto bent? Of als jouw instituut samenwerkt met een multinational die ook investeert in dictatoriaal bestuurde landen?

 

Tegenhanger van MVO

We zien dat het bedrijfsleven zich al jarenlang druk maakt om grenzen af te tasten en gedragscodes te ontwikkelen. Het denken en doen omtrent Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen heeft een enorme vlucht genomen. MVO is een gevleugelde term geworden.

Maar aan de andere kant van het spectrum blijft het opvallend stil. Hoe ver willen ziekenhuizen, gemeentes, stichtingen, scholen en musea gaan?  In hoeverre denken instellingen en individuen uit het culturele domein na over de waarde en de grenzen van samenwerking met het bedrijfsleven? Het zal ongetwijfeld in incidentele gevallen gebeuren, maar niet op brede schaal en in gemeenschappelijkheid. Het lijkt de moeite waard om tot een breed gedragen code voor cultureel-commerciële coöperatie te komen. Het is de hoogste tijd om binnen de maatschappelijk-culturele sector een pendant voor MVO te ontwikkelen: VCS (Verantwoord Commercieel Samenwerken).



[1] O.a. Mattheüs 4 vers 4: “De mens leeft niet van brood alleen, maar van ieder woord dat klinkt uit de mond van God”.

[2] Met dank aan Elaboration Likelihood Model van Petty & Cacioppo