Op donderdag 6 juni mogen we opnieuw naar de stembus. Dit keer om nieuwe leden van het Europees Parlement te kiezen. Tot nu toe trekken deze verkiezingen weinig aandacht. Het leeft niet.
De meeste mensen weten nauwelijks hoe de EU in elkaar steekt. Dat heb ik ook gemerkt toen ik de afgelopen weken een paar presentaties gaf over de aanstaande verkiezingen voor het Europees Parlement. Dit gebrek aan basiskennis is zorgelijk. Juist bij het ontbreken van feitelijke kennis zijn mensen extra vatbaar voor desinformatie.[1]
Je kunt het de mensen niet verwijten dat ze weinig van de EU weten, vind ik. Er is relatief weinig aandacht voor de EU in de media, het onderwijs en het publieke debat. Dat is jammer want de EU is een samenwerkingsverband dat een grote rol speelt in ons leven. Dat maakt het des te belangrijker dat wij daar als burgers ook enige democratische controle op kunnen uitoefenen. Daar is het Europees Parlement (EP) voor. Toegegeven, de ‘spelregels’ van de EU zijn niet simpel, maar je hoeft ook geen expert te zijn om op hoofdlijnen te begrijpen hoe de EU en het EP in elkaar steken.
Voordat ik nader op die hoofdlijnen en spelregels inga, wil ik graag eerst wat persoonlijke overwegingen en inzichten delen.
Steeds relevanter en robuuster
Het gaat de goede kant op met de Europese Unie. Ik durf dit zonder blikken of blozen te stellen. Te vaak horen we negatieve of misleidende geluiden over ‘Brussel’. De EU zou te bureaucratisch zijn, te ingewikkeld, te machtig of juist te machteloos. Maar als je kijkt naar de langere ontwikkelingslijnen van het Europese samenwerkingsproject kun je er niet omheen dat de Europese Unie steeds relevanter, robuuster en vanzelfsprekender is geworden. Denk aan de hereniging van Oost en West na de val van de Muur, de introductie van de Euro, het -moeizaam- oplossen van de financiële crisis die in 2009 uitbrak, de Green Deal, het gezamenlijke optreden tegen Poetin na de inval in Oekraïne, de kritische opstelling tegenover Big Tech bedrijven, de toenemende bescherming van consumenten, het vrije verkeer binnen de EU. Met vallen en opstaan is de EU uitgegroeid tot een relatief goed ingespeeld samenwerkingsverband en een gerespecteerde internationale speler. Geen militaire grootmacht, maar wel een invloedrijke ‘soft power’ die opereert vanuit democratische waarden. Geen wonder dat landen aan de randen van Europa graag lid willen worden van deze club. En kijk ook eens naar Groot-Brittannië waar de meeste mensen tegenwoordig spijt hebben van de Brexit en hopen dat het land zich opnieuw aansluit bij de EU.[2]
Vanuit het Brexit-kamp werden destijds talloze spookverhalen over de EU verspreid. Uittreding zou gouden bergen opleveren. We weten inmiddels beter. Euro-kritische politici in andere landen binden inmiddels in. Ook Geert Wilders durft niet meer voor een Nexit te pleiten. Kennelijk is Europese samenwerking te belangrijk om zo maar op te geven.
Kortom, de EU blijkt waardevoller en zinvoller dan velen dachten en denken. Dat betekent niet dat alles goed gaat. Als je het met 27 lidstaten eens moet zien te worden zit je lang te overleggen en moet je vaak waterige compromissen sluiten. Maar wat is het alternatief? Ieder land voor zich? Dat werkt niet, zie Brexit. Of een autoritaire leider die iedereen zijn wil oplegt? Dat willen we ook niet. Dus moeten we accepteren dat de EU een toneel is van pappen en nathouden en van moeizame besluitvorming. Natuurlijk moeten we daarbij kijken hoe we het proces van Europese samenwerking effectiever, democratischer en transparanter kunnen krijgen. Dat begint wat mij betreft met meer kennis over de EU, meer media-aandacht, beter EU-onderwijs (elke scholier zou les over de EU moeten krijgen; en natuurlijk ook over het Nederlandse politieke systeem) en een positievere houding van landelijke politici (niet steeds ‘Brussel’ de schuld geven; wij erkennen dat wij zelf een van de medespelers zijn).
EP-Verkiezingen: basisgegevens op een rij
Elke vijf jaar wordt er door de burgers van de lidstaten van de EU een nieuw Europees Parlement gekozen. Het EP kent momenteel 720 zetels die verdeeld worden onder vertegenwoordigers van de huidige 27 lidstaten op basis van het aantal inwoners. Hoe meer inwoners een lidstaat heeft, hoe groter het aantal zetels in het EP. Duitsland is koploper met 96 Europarlementariërs, terwijl kleine landen als Luxemburg en Cyprus slecht 6 vertegenwoordigers hebben. Nederland heeft als middelgroot land 31 zetels in het EP.[3] Getalsmatig heeft Nederland dus een bescheiden inbreng in het EP. Bovendien maken alleen de grotere Nederlandse partijen kans op meer dan één zetel in het EP. Ter vergelijking: in de Tweede Kamer zitten 150 volksvertegenwoordigers, dus in Den Haag is de kans dat ook kleine partijen een plekje in het parlement krijgen veel groter.
Om echt invloed uit te kunnen oefenen zitten de Nederlandse Europarlementariërs in politieke groepen of fracties. Zo maken de PvdA-ers deel uit van de S&D-groep (sociaal-democraten) en zitten de vertegenwoordigers van het CDA en de ChristenUnie bij de Europese Volkspartij (EPP, christen-democraten en conservatieven). Daarnaast is er ook nog een groene fractie, een liberale, een rechts-nationalistische, etc. Deze ordening brengt op zich al bijzondere combinaties met zich mee, omdat er veel meer Nederlandse politieke partijen zijn dan fracties in het EP. In het EP lopen de scheidslijnen daardoor anders dan in Den Haag. Zo hokken D66 en de VVD in dezelfde liberale EP-fractie, terwijl europarlementariërs van Groen-Links en de PvdA (met een gezamenlijke lijst in de Tweede Kamer) juist in twee verschillende Europese fracties zitten. Nieuwe partijen als BBB en NSC zeggen dat zij zich gaan aansluiten bij de fractie van de Europese Volkspartij (dus met het CDA en de ChristenUnie).
Uit onderzoek blijkt dat Europarlementariërs tijdens stemmingen vooral de fractie-lijn volgen. Nederlandse EP-leden vormen dus niet een gezamenlijk Nederlands blok, maar stemmen in het EP verdeeld, net als in Den Haag: ze volgen hun politieke kleur.[4]
Verkiezingen leiden niet tot een nieuw bestuur
Een groot verschil tussen deze EP-verkiezingen en die voor bijvoorbeeld de gemeenteraad, de provincie of de Tweede Kamer is dat in het geval van EU de verkiezing niet leidt tot een daaruit volgende samenstelling van een nieuw bestuur. Bij Nederlandse verkiezingen, op elk niveau, kiezen we vertegenwoordigers die op lijsten van politieke partijen staan. Daarna gaan die partijen kijken welke partijen samen een meerderheid kunnen vormen op basis waarvan een college van Burgemeester en Wethouders (gemeente), Gedeputeerde Staten (provincie) of Regering (nationaal) samengesteld kan worden. Hoe meer mensen bij Tweede Kamer verkiezingen op de VVD stemmen, des te groter de kans dat de VVD ook in de regering komt. In Europa werkt dat niet zo. De EU heeft namelijk geen regering! In die zin is het wat merkwaardig dat sommige politici toch blijven roepen dat de EU een superstaat is. De EU is geen staat, laat staan een superstaat. De EU-lidstaten zijn vaak juist heel erg verdeeld. De EU kan daarom veel moeilijker een vuist maken dan echte superstaten, zoals de VS, China of Rusland. Er zijn dus ook geen regeringspartijen of oppositiepartijen in het Europees Parlement. Hoe meer Nederlanders op 6 juni op de PvdA stemmen, des te meer PvdA-ers in het EP komen en dat is weer een zetje in de rug van de S&D, maar daarmee houdt het verhaal op. Het zal niet leiden tot een S&D-regering in Brussel, want nogmaals, er is geen EU-regering.
Europese Commissie
De Europese instelling die een beetje in de buurt komt van een regering/bestuur is de Europese Commissie. Iedere lidstaat levert elke vijf jaar één commissaris die zich met één beleidsterrein bezig houdt. Voor Nederland zat Frans Timmermans in de Commissie. Toen hij vorig jaar overstapte naar Den Haag werd hij opgevolgd door Wopke Hoekstra. De keuze voor Frans Timmermans stond destijds geheel los van de uitslag van de EP-verkiezing van 2014, maar had meer te maken met het verdelen van interessante banen tussen de grote politieke partijen in Nederland (Timmermans, prominent PvdA-man, werd in 2014 benoemd door Rutte II, een coalitie van VVD en PvdA). Tien jaar geleden is afgesproken dat de grootste fractie binnen het EP na de verkiezingen de kandidaat-voorzitter voor de Europese Commissie mag voordragen. Maar uiteindelijk besluit niet het EP hoe de Europese Commissie wordt samengesteld. Elke EU-lidstaat wijst zelf aan wie namens dat land commissaris wordt in Brussel. Als we straks in Den Haag een nieuwe regering hebben zal deze ook een nieuwe Nederlandse EU-commissaris aanstellen. Een paar maanden na de EP-verkiezingen zal er namelijk ook een nieuwe Europese Commissie aantreden.
Invloed en macht
Hoe groot is de invloed van het Europees Parlement? Deze vraag is niet simpel te beantwoorden. Het staat vast dat het EP door de jaren heen steeds meer invloed heeft gekregen. De leden van het EP mogen over steeds meer Europese onderwerpen meepraten en meebeslissen. Die rechten zijn vastgelegd in diverse verdragen die door lidstaten van de EU zijn gesloten (zoals het Verdrag van Amsterdam). In het in 2009 opgestelde EU-Hervormingsverdrag (Lissabon) zijn deze rechten weer verder vergroot. Het EP mag over een groot aantal zaken advies uitbrengen en over steeds meer zaken ook meebeslissen. Ook die meebeslis-onderwerpen zijn vastgelegd. Globaal genomen zijn dit alle onderwerpen waarvan de lidstaten hebben bepaald dat een gezamenlijk beleid wenselijk is en de invloed van de lidstaten beperkt kan worden: milieu, markt, consumentenzaken, landbouw, voedselveiligheid, transport, etc. Meer nationaal-gevoelige zaken als belasting, onderwijs, cultuur, politie/justitie blijven vooral buiten de invloedssfeer van het Europees Parlement. Al met al heeft het EP duidelijk minder macht dan de nationale parlementen in de lidstaten.
In tegenstelling tot de Tweede Kamer (en andere parlementen) mag het Europees Parlement niet zelf met wetsvoorstellen komen. Alle wetsvoorstellen zijn afkomstig van de Europese Commissie. Vervolgens mag het EP (afhankelijk van het onderwerp) een advies uitbrengen of een besluit nemen en uiteindelijk wordt het voorstel besproken in de Raad van Ministers die een uiteindelijk besluit neemt. Die Raad van Ministers wisselt steeds van samenstelling, afhankelijk van het onderwerp. Als het om een milieu-voorstel gaat zijn het de 27 ministers van Milieuzaken van alle lidstaten. Gaat het om transport, dan komen alle 27 ministers van Verkeer bijeen (dus per lidstaat één minister). Zo moet Piet Adema, de Nederlandse minister van Landbouw, een paar keer per jaar met zijn Europese collega’s stemmen over Europese landbouw-voorstellen. Over die voorstellen heeft dus het Europees Parlement mee mogen praten en meedenken. Maar natuurlijk kan ook de Tweede Kamer minister Adema nog eens flink aan de tand voelen over wat hij allemaal bekokstooft met zijn collega’s in Brussel. De praktijk laat zien dat leden van de Tweede Kamer die kans vaak laten lopen, of pas wakker worden, als de handtekeningen in Brussel zijn gezet. En dat terwijl het Verdrag van Lissabon voorziet in een gele kaart procedure. Als nationale parlementen vinden dat Europese voorstellen beter op nationaal niveau opgepakt en ingevuld kunnen worden kunnen zij de Europese Commissie een halt toeroepen.[5]
Dan is er tenslotte nog een speciale club die behoorlijk wat invloed heeft in de EU: dat is de vergadering van regeringsleiders en staatshoofden (de Europese Raad). Enkele keren per jaar komen Rutte, Macron, Scholz en Meloni en alle andere politieke leiders van de lidstaten bijeen om over grote zaken te spreken: hoe gaan we de klimaatproblematiek te lijf, hoe gaan we om met de migratie, hoe stellen we ons op tegenover het Rusland van Poetin, etc. Tijdens dergelijke Top-bijeenkomsten worden vaak vergaande besluiten genomen. Het Europees Parlement heeft daar geen greep op. Dat gebeurt gewoon naast de standaard-procedures van Brussel en Straatsburg. Ook op dit punt heeft de Tweede Kamer eigenlijk meer invloed, omdat Rutte wel in Den Haag ter verantwoording geroepen kan worden, maar niet in Brussel of Straatsburg.
Waar gaan de verkiezingen van 6 juni over?[6]
Strikt genomen (en zuinig gezegd) gaat het bij de EP-verkiezingen dus om de verdeling van 31 Nederlandse zetels waardoor het Europese Parlement een tikje socialer, christelijker, liberaler of rechts-nationaler kan worden. Daardoor worden de wetsvoorstellen van de nieuwe Europese Commissie met een iets meer sociale, christelijke, liberale of rechts-nationale blik bekeken en beoordeeld. Dat is dus niet heel wereldschokkend, maar aan de andere kant kun je zeggen dat het goed is dat de EU ook in toenemende mate door een democratisch orgaan als het EP wordt gecontroleerd en ingekleurd. Anders zouden de Europese Commissie en de Raden van Ministers zonder Europese, democratische toets hun werk doen. Nergens ter wereld opereert een soortgelijk parlement dat over landsgrenzen heen bepaalde rechten en machtsmiddelen heeft.
In bredere zin gaat het op 6 juni om wat wij eigenlijk met de Europese Unie willen. De kiezers kunnen een signaal afgeven welke koers de EU zou moeten inslaan. Wat mij betreft gaat het bij de Europese samenwerking niet om wezenlijk andere zaken dan in Nederland. Integendeel, Brussel en Den Haag liggen in elkaars verlengde. Vraagstukken op het gebied van klimaat, landbouw, energie, veiligheid en migratie (de belangrijkste issues bij de laatste Tweede Kamer verkiezingen) spelen natuurlijk ook op EU-niveau. Sterker nog, vrijwel alle grote issues in Nederland hebben een duidelijke internationale dimensie en kunnen niet simpelweg op nationaal niveau aangepakt worden. Die vraagstukken staan ook in Brussel op de agenda. En de EU bepaalt het raamwerk waarbinnen het Nederlandse beleid nader moet worden ingevuld.
Stemadvies
Het is niet aan mij om een gericht stemadvies te geven. Dat mag iedereen zelf bepalen. Ik hoop wel dat mensen op grote schaal gaan stemmen. Daarbij wil ik wel een tip geven. Tijdens mijn presentaties van de afgelopen weken merkte ik dat men het juist op EU-niveau moeilijk vond om tot een keuze te komen. Ik hield ik mijn publiek voor dat het kan helpen om je niet te laten leiden door simpele one-liners, Haagse politieke incidenten of tussentijdse opiniepeilingen. Het is zinvoller om op 6 juni in principe dezelfde issues en standpunten te laten meewegen die je in november 2023 voor ogen had bij de Tweede Kamer verkiezingen. Voor de één zal het klimaat het belangrijkste onderwerp zijn, anderen zullen vooral migratie het zwaarst laten wegen, of veiligheid. Ik hoop dat iedereen een goede inhoudelijke afweging zal maken.
Meer weten?
Ik kan iedereen die feitelijke informatie zoekt over de EU en de aanstaande EP-verkiezingen de volgende websites aanbevelen:
https://elections.europa.eu/nl/how-to-vote/nl/
https://www.parlement.com/id/vlumdesb33su/verkiezingen_europees_parlement_2024
https://op.europa.eu/webpub/com/eu-and-me/nl/HOW_DOES_THE_EU_WORK.html
[1] https://www.nature.com/articles/s41591-022-01713-6?fromPaywallRec=false
[2] Zie o.a.: https://www.theguardian.com/politics/2023/dec/30/britons-brexit-bad-uk-poll-eu-finances-nhs
[3] https://www.parlement.com/id/vlumdesb33su/verkiezingen_europees_parlement_2024
[4] https://www.nrc.nl/nieuws/2019/05/22/nederlanders-vormen-niet-vaak-een-blok-a3961256
[5] https://www.eumonitor.eu/9353000/1/j9vvik7m1c3gyxp/viahjsycnxxx
[6] Ook typisch Europees: De EU verkiezingen vinden niet in alle lidstaten op dezelfde dag plaats. In Nederland gaan we op donderdag 6 juni naar de stembus, omdat we hier nooit in het weekend stemmen. In de meeste andere landen wordt er juist wel in het weekend gestemd.