Help, ik ben een soort geworden!

Aan het einde van dit jaar een luchtig verhaal over een zwaar thema: identiteitsverlies.

 

Het begon een paar jaar geleden. Ik fietste door Amsterdam-Zuid toen een bekende chef-kok vanaf de stoep nadrukkelijk naar me keek en riep: ‘Hé hallo, hoe gaat het ermee?‘ “Uhhh, goed hoor”, stamelde ik verrast. Ik vond het een vreemde ervaring. Kende hij mij? Hadden we elkaar al eens ontmoet? Ik kon me dat niet herinneren.

Een paar weken later werd ik in de metro aangesproken door een bedelaar. Hij vroeg om geld. Ik geef nooit zo maar geld aan vreemden, maar hij liet zich niet snel afpoeieren: ”Ik ken jou, van de televisie; je hebt poen zat dus geef me nou maar wat”.  “Wie denk je dan dat ik ben”, vroeg ik hem uitdagend. “Jij bent die kerel van de NRC; ik heb je wel herkend!”, riep hij triomfantelijk. Ik had geen idee wie hij bedoelde. Iemand van de televisie? Iemand van de krant? Hij zag er verward uit en zou zich wel vergist hebben.

Die avond keek ik naar De Wereld Draait Door waar de toenmalige NRC-hoofdredacteur Peter Vandermeersch te gast was. Een man van middelbare leeftijd, met een half baardje en een donker brilmontuur. Net als ik. Zou die bedelaar hem bedoeld hebben? Ik vroeg aan mijn vrouw: “Vind je dat ik op hem lijk?”. “Mwah, in de verte misschien wat”, antwoordde ze.

Het bleef niet bij deze twee bijzondere ontmoetingen. Sterker nog, de laatste jaren overkomt het me geregeld dat ik in het openbaar wordt begroet of nagestaard. Het valt niet alleen mij op, mijn vrouw merkt het ook als we samen op straat lopen. “Daar heb je er weer één die je loopt aan te kijken”, zegt ze dan lachend.

Gelukkig overkomt me dit niet dagelijks, zelfs niet wekelijks, maar het gebeurt zo regelmatig dat het geen toeval kan zijn.

Op een gegeven moment ben ik de mensen die me zo maar begroeten gaan vragen wie ze denken dat ik ben. Dat leverde uiteenlopende antwoorden op. Concrete en vage. Zo dacht iemand bijvoorbeeld dat ik Erik de Zwart was. Maar vaak is men minder trefzeker en moet ik het doen met een halve aanduiding: “je zat toch in de jury van die talentenshow op TV?” of “jij bent toch van die Russische tijdschriften”. Ik denk achteraf dat zij misschien Eric van Tijn en Derk Sauer bedoelden.

Langzamerhand ben ik me een look-a-like-Bekende Nederlander gaan voelen. Ik begon er zelfs aardigheid in te krijgen, maar daar kwam laatst abrupt een eind aan. Ik werd twee keer kort na elkaar niet aangezien voor een BN-er, maar voor Piet Goedkoop (“Ha Piet, leuk je te zien. Werk je nog op het gemeentehuis?”) en voor Freek de Vries (“jij bent toch Freek de Vries, je hebt toch die meubelwinkel in het centrum?”).

Ik raakte door deze ontmoetingen mijn BN-er gevoel kwijt en belandde weer met mijn voeten stevig op de grond. Er zijn kennelijk een heleboel mensen op wie ik lijk. Niet alleen BN-ers, maar ook gewoon Piet en Freek. Ik ben dus helemaal niet bijzonder. Integendeel, ik ben een dertien-in-een-dozijn iemand.

Help, ik ben een soort geworden!

Geef een reactie