Jürgen Habermas laat weer van zich horen. Over het belang van dialoog en democratie.

 

Habermas? Leeft-ie dan nog?

Dat was mijn eerste, weinig respectvolle reactie toen ik een klein jaar geleden hoorde dat deze gezaghebbende Duitse filosoof een nieuw boek had gepubliceerd. Wat blijkt? Habermas is springlevend en laat nog steeds van zich horen, ook al is hij de 90 jaar gepasseerd.

 

Ik kwam ruim 45 jaar geleden[1] tijdens mijn studie Politicologie in aanraking met het denken van Jürgen Habermas. Habermas schreef over democratie, openbaarheid en media. Zijn artikelen en boeken spraken me inhoudelijk erg aan, maar het kostte me veel moeite om zijn teksten goed te doorgronden. Pagina’s vol abstracte formuleringen in hermetisch Duits. Ik moest iedere zin een paar keer herlezen. Een van zijn bekendste werken, Theorie des kommunikativen Handelns, omvatte maar liefst 1200 pagina’s van dit soort zware kost. Het boek kreeg al gauw de bijnaam ‘het blauwe monster’. In die tijd keken we als studenten dan ook reikhalzend uit naar meer toegankelijke vertalingen en samenvattingen van Habermas’ werk.[2]

Het ‘blauwe monster’

De Nederlandse samenvatting van Kunneman die ik in 1984 aanschafte

Habermas bepleit in zijn werk, heel beknopt gezegd, het streven naar een machtsvrije dialoog tussen burgers, om zo in gezamenlijkheid tot goede openbare menings- en besluitvorming te komen. Habermas ziet dat als een noodzakelijke voorwaarde voor het voortbestaan van een gezonde democratische samenleving. Waar in vroeger eeuwen de macht van vorsten werd gelegitimeerd door een goddelijke grondslag (de vorst was de plaatsvervanger en woordvoerder van God op aarde), zorgden de Verlichting en de Franse revolutie voor een radicale ommekeer. Niet God en de vorst, maar de burgers zelf moesten de dienst gaan uitmaken. Goddelijke soevereiniteit werd volkssoevereiniteit.[3] In de woorden van Habermas: “Omdat in de moderne samenlevingen de legitimerende kracht van het geloof in de goddelijke roeping van de heersende dynastieën niet langer toereikend was, moest het democratische systeem zich als het ware vanuit zichzelf legitimeren”.

Politieke denkers en filosofen uit die tijd hielden zich bezig met de vraag hoe dat alles vorm moest krijgen. John Locke en Jean-Jacques Rousseau propageerden in dat verband een ‘sociaal contract’[4]. In dat contract zouden rechten en plichten van burgers moeten worden vastgelegd. Dergelijke denkbeelden zag je later concreet terugkomen in de komst van nationale parlementen en grondwetten. Nieuwe instituten en spelregels van jonge, 19e eeuwse democratische natiestaten.

Een paar eeuwen later borduurt Habermas op Locke en Rousseau voort. In zijn publicaties (vooral die uit de tweede helft van de 20e eeuw) schetst hij het belang van een open, democratische publieke sfeer. Mensen moeten zonder druk en dwang op basis van argumenten met elkaar overleggen hoe zij maatschappelijke vraagstukken zouden willen aanpakken en oplossen. Hierbij moet het algemeen belang centraal staan. Habermas spreekt in dit verband van communicatieve rationaliteit. Dialoog die leidt tot redelijke besluitvorming.

Hierbij formuleert Habermas twee principes:

  1. Inclusie: alle betrokkenen moeten als gelijkwaardige deelnemers aan het politieke besluitvormingsproces kunnen deelnemen
  2. Deliberatie: het discursieve karakter van de overlegvormen moet waarborgen dat de besluitvorming is gebaseerd op de kracht van argumenten

Habermas waarschuwt daarbij voor actoren die de publieke ruimte bedreigen: kapitalistische bedrijven die niet het algemeen belang maar het eigen gewin centraal stellen, staten die zich teveel macht toe-eigenen, massamedia die een loopje nemen met de waarheid. Anders gezegd, een dergelijke deliberatieve democratie kan alleen gerealiseerd worden als de markt, de staat en de media hiervoor de ruimte bieden. En Habermas stelt dat die ruimte in toenemende mate onder druk is komen te staan. De leefwereld van mensen wordt steeds meer ‘gekoloniseerd’ door het technocratisch-economisch opereren van bedrijven en overheden, waarbij efficiency en controle centraal staan en de menselijke maat uit het oog wordt verloren. Let wel, Habermas schrijft hier al decennia geleden over, bij de opkomst van het neo-liberalisme in het Reagan-Thatcher tijdperk. We zien tegenwoordig meerdere negatieve gevolgen van de doorgeslagen marktwerking en privatisering.

En nu is er dus een nieuw boek van Habermas. Met de indrukwekkende titel: Ein neuer Strukturwandel der Öffentlichkeit und die deliberative Politik. Het is een eigentijds vervolg op zijn (vrijwel) gelijknamige boek uit 1962[5]. Natuurlijk wilde ik het graag lezen en net als in mijn studententijd heb ik gewacht tot er (in de loop van 2023) een Nederlandse vertaling beschikbaar was. Tot mijn opluchting ontdekte ik dat het slechts om een dun boekje ging, met een nog kleinere kerntekst van 60 pagina’s. Tijdens het lezen raakte ik opnieuw in de ban van Habermas. Misschien zelfs nog wat meer dan vroeger. Want destijds was ik als student politicologie vooral geïnteresseerd in politieke procedures en instituties. Maar sindsdien heb ik ruim 35 jaar als docent communicatie gewerkt en ben ik me juist ook in communicatieve processen gaan verdiepen. Bij Habermas komen beide interessegebieden samen: het politieke en het communicatieve.

In zijn nieuwste boek plaatst Habermas zijn belangrijkste thema’s (publieke sfeer, open discours, deliberatieve democratie) in de tegenwoordige tijd. Hij schetst daarbij de hedendaagse kansen en bedreigingen die door digitalisering en het wijd verbreide gebruik van social media zijn ontstaan. Voor een open gesprek en een vrije uitwisseling van gedachten is een goede informatievoorziening noodzakelijk. Betrouwbare media zijn daarbij een belangrijke voorwaarde. Bij ‘klassieke’ massamedia (radio, dagbladen, televisie) zorgen professionals aan de hand van journalistieke beroepscodes voor de selectie en presentatie van nieuwsberichten. In de woorden van Habermas functioneren zij als “gatekeepers voor de informatiestromen waaruit de burgers hun publieke opinie destilleren”.

Habermas stelt zich de vraag hoe dat nu werkt in de huidige tijd van social media. Deze platform-media zorgen ervoor dat iedereen “het lege raamwerk met eigen communicatieve content” kan invullen. Daar gaat een enorm egalitaire werking vanuit. Op deze nieuwe sociale platforms is iedereen auteur. Habermas ziet dat als een potentieel pluspunt. In principe maakt dit het makkelijker voor iedereen om aan het maatschappelijke debat deel te nemen. Maar Habermas ziet ook schaduwzijden. Social media worden inhoudelijk niet gereguleerd. Iedereen kan posten wat hij/zij wil. Ophef en sensatie leveren meer views en likes op dan genuanceerde beschouwingen en achtergrond-analyses. Habermas wijst daarbij op het gevaar van de vorming van echokamers en filterbubbels.[6] Versterkt door de sturende kracht van algoritmes (en het commerciële verdienmodel daarachter) ontmoeten gebruikers van social media vooral gelijkgestemden en ontvangen zij met name berichten die hun eigen meningen en opvattingen bevestigen. Bovendien is de kans op het verspreiden van nepnieuws op social media groter, omdat er geen inhoudelijke controle plaatsvindt.

Habermas wijst ook op een bij-effect van de populariteit van nieuwe media: de klassieke media komen onder druk te staan. In een poging om de concurrentie met social media het hoofd te bieden signaleert hij een neiging om in de berichtgeving meer aandacht te besteden aan emoties en vermaak.[7] Dat gaat ten koste van de gedegen, evenwichtige informatievoorziening die bij kranten, radio en televisie van oudsher meer was gewaarborgd. Aan de andere kant ziet hij ook dat er nog steeds een markt is voor kwaliteitsmedia. Juist door het gedegen journalistieke werk en de ruimte voor achtergrondverhalen. Dit bleek ook in corona-tijd; in tijden van crisis of grote maatschappelijke onrust neemt de waardering voor en het gebruik van kwaliteitsmedia als betrouwbare bron van informatie toe.[8]

Habermas’ slotwoord is duidelijk. De nieuwe platforms moeten inhoudelijk aansprakelijk worden gesteld voor de nieuwsberichten en meningen die worden gedeeld, ook al worden deze niet door de platforms zelf geproduceerd. Hij maakt hier een belangrijk en cruciaal punt van, met een beroep op de grondwet. Als wij met elkaar een goed functionerende democratische samenleving nastreven, dan is het een “grondwettelijke verplichting om een mediastructuur in stand te houden die het inclusieve karakter van de openbaarheid en het deliberatieve karakter van de openbare menings- en wilsvorming mogelijk maakt”.

Kijk, dat is nog eens een statement. Vrij vertaald: fijn dat iedereen op Facebook, X en TikTok kan doen en laten wat hij/zij wil, maar dat ontslaat dergelijke platforms niet van de verantwoordelijkheid om alle content goed te redigeren. Gebruikers zijn niet alleen consumenten, maar ook burgers. En burgers in een democratie moeten kunnen beschikken over goede, pluriforme, betrouwbare informatie.

Als je het zo op een rijtje zet, zijn die teksten van Habermas misschien moeilijk te doorgronden, maar z’n principes zijn klip en klaar. Volgens sommige critici is het erg naïef om te denken dat burgers in een machtsvrije context tot gemeenschappelijke besluitvorming zouden kunnen komen. Voor anderen is het werk van Habermas juist te radicaal, te kritisch ten opzichte van de vrije markteconomie.

Het denken van Habermas biedt mij een relevant raamwerk waarbinnen de krachten van staatsmacht, media en markt in samenhang worden gepresenteerd en waarbij factoren die de democratie verbeteren of belemmeren worden benoemd. En zolang er geen beter alternatief voor de democratie is bedacht, hebben we veel baat bij denkers die aangeven hoe we de democratie en de grondrechten van burgers kunnen bewaken en versterken. Dat geldt zeker voor denkers van boven de 90 jaar die zelf aan den lijve hebben ervaren hoe het is om in een wrede, moorddadige dictatuur te leven.

Vielen Dank, Jürgen Habermas!

 

NASCHRIFT:

Ik heb na publicatie van dit bericht meerdere reacties op LinkedIn ontvangen. Mensen vroegen mij hoe sociale media adequaat hun content zouden kunnen modereren en redigeren. Op 3 oktober trof ik een interessant opiniestuk van Haydee Sheombar in NRC aan dat precies op die vraag ingaat:

https://www.nrc.nl/nieuws/2023/10/03/stel-dezelfde-eisen-op-sociale-media-als-in-de-echte-wereld-a4176060

 

 

[1] Vele jaren later kwam ik opnieuw in aanraking met het werk van Habermas. Dat was tijdens mijn promotie-onderzoek naar de invloed van media op de publieke opinie ten aanzien van de EU. Habermas toonde zich een warm pleitbezorger van een Europese Grondwet en van verdere versteviging van de democratische grondslag van de EU.

[2] Een bekend voorbeeld is de samenvatting die Harry Kunneman begin jaren ’80 schreef: Habermas’ theorie van het communicatieve handelen; een behapbaar boek van 150 pagina’s.

[3] Zie o.a. Ger Groot in zijn prachtige boek De geest uit de fles (Inleiding).

[4] Pieter Omtzigt toont zich met zijn partij Nieuw Sociaal Contract in zekere zin een navolger van Rousseau.

[5] Strukturwandel der Öffentlichkeit

[6] Diverse onderzoeken naar het bestaan van echokamers leveren verschillende uitkomsten op. Sommige onderzoekers zien dezelfde fragmentering die Habermas signaleert. Anderen laten resultaten zien die de werking van echokamers juist relativeren (zie ook: https://rcommunicationr.org/index.php/rcr/article/view/94 )

[7] In een recent artikel van Rob Wijnberg (de Correspondent) wordt deze tendens duidelijk geïllustreerd: https://decorrespondent.nl/14821/hoe-onze-mediacratie-een-wantrouwenmachine-werd/9b8b7d0e-a48a-0b91-01d4-82ddb456a256

[8] Veel van deze thema’s komen ook ruim aan bod in de laatste edities van het boek De Media-Explosie van (oud-collega) Kees van Wijk. Ik heb in de 5e en 6e druk van dit boek aan meerdere hoofdstukken meegeschreven.

Geef een reactie