Waarom Rob Jetten premier moet worden (maar ik niet op zijn partij ga stemmen)

Elke keer als er verkiezingen aankomen, schrijf ik een tekst met wat persoonlijke observaties en overwegingen. Een traditie die ik jaren geleden begon op verzoek van mijn kinderen. Of ik hen wat wegwijs wilde maken in het landschap van de Nederlandse en Europese politiek. Ik gaf daarin geen stem-adviezen, maar probeerde in toegankelijke bewoordingen wat te vertellen over onze staatsinrichting en over actuele ontwikkelingen.
Toen ik jaren later mijn blog startte, werkte ik die teksten op deze plek verder uit. Nu zijn er morgen weer verkiezingen. Op de valreep heb ik ook dit keer weer een tekst klaar. In zeven kortere blokken. Ik merk dat ik meer uitgesproken ben dan in vorige versies. Het is er wat mij betreft ook echt de tijd voor!

 

  1. SAMEN

Op woensdag 29 oktober kiezen we 150 volksvertegenwoordigers. Er staan maar liefst 27 partijen op het stembiljet. De keuze is reuze. Voor ieder deelbelang of voor elk issue is er wel een specifieke partij te vinden. Dat is een grote verworvenheid. Aan de andere kant gaat het er na 29 oktober juist om dat partijen elkaar weten te vinden. Dat maakt verkiezingen zo paradoxaal: eerst je afzetten tegen de anderen en de onderlinge verschillen uitvergroten om vervolgens met die anderen om de tafel te gaan zitten om een regeerakkoord te sluiten. In de kern gaan democratische verkiezingen wat mij betreft om de bereidheid om samen met anderen de problemen en uitdagingen van het land aan te gaan pakken.

 

  1. SPELREGELS

Er komen steeds meer partijen die in hun verkiezingsprogramma voorstellen opnemen die op gespannen voet staan met de rechtsstaat. Tot op zekere hoogte is dat geen probleem. Wetten en ook de Grondwet kunnen bijgesteld of zelfs ingrijpend veranderd worden. Het wordt zorgwekkend als partijen zich bewust niet aan de huidige spelregels van ons democratisch bestel willen houden. In voetbaltermen: sommige politieke spelers maken bij herhaling opzettelijk hands. Als ze daarvoor bestraft worden roepen ze dat de scheidsrechter niet deugt en dat de VAR partijdig is. Ik vraag me af waarom we partijen en politici die doelbewust ons democratische spel saboteren niet af en toe een gele kaart kunnen geven.

 

  1. LEVEREN

Besturen is een vak. Als je je huis laat verbouwen door een aannemer, ga je op zoek naar referenties, reviews. Je wilt met een betrouwbaar, solide bedrijf in zee gaan. Niet een bedrijf dat prutswerk levert en jou halverwege de verbouwing laat zitten. In dat opzicht vind ik het vreemd dat grote groepen kiezers in Nederland zich keer op keer in de armen storten van nieuwe leiders en nieuwe partijen zonder bewezen staat van dienst. Dat begon bij de LPF van Pim Fortuyn en dat ging daarna via FvD van Baudet door naar de BBB van Caroline van der Plas en NSC van Pieter Omtzigt. Deze ‘plofpartijen’ doen het korte tijd heel goed, maar vallen al snel in duigen, waarmee ze een grote schare kiezers gedesillusioneerd achterlaten. In die zin is het lachwekkend dat de partij van Caroline van der Plas tijdens deze campagne de slogan ‘BBB Levert’ gebruikt. Het opzetten van een partij kost veel tijd. Je hebt leden nodig, je moet mensen aantrekken en opleiden die verantwoordelijkheid kunnen en willen dragen. Alleen met ervaren, betrouwbare mensen kun je grote klussen klaren.

N.B. De PVV is weliswaar geen plofpartij, maar kent geen leden en weet ook geen deskundig partijkader op te bouwen. Dat gebrek aan bestuurlijke kwaliteit bij de PVV is het afgelopen jaar pijnlijk duidelijk geworden.

 

  1. VERANTWOORDING AFLEGGEN

In een gezonde democratie zijn media, wetenschappers, rechters, belangenorganisaties en adviesinstanties belangrijke spelers. Ze toetsen, publiceren, waarschuwen, lobbyen, corrigeren, informeren en dragen inzichten aan. Een fijn, veelkleurig geheel van geluiden en tegengeluiden, checks and balances. Ze zorgen er met elkaar voor dat politici niet zomaar iets kunnen doen, maar dat ze goed doordacht beleid ontwikkelen en daarover ook verantwoording afleggen. Er zijn steeds meer politici die morrelen aan de legitimiteit en het gezag van dergelijke organisaties. Ze willen media de mond snoeren, adviesorganen afschaffen, wetenschappelijk onderzoek ondermijnen. Een teken aan de wand: dat is de weg die autocraten inslaan: geen tegenspraak dulden; geen verantwoording afleggen.

 

  1. HAAT EN GEWELD

Femicide, moslimhaat, jodenhaat, gewelddadige demonstraties met nazi-symbolen. Nederland staat er gekleurd op. Waar we jarenlang te boek stonden als een tolerant land, is er tegenwoordig veel reden om je je als Nederlander diep voor te schamen. Alsof de geest uit de fles is. We hebben politici en partijen nodig die dit niet goedpraten of verder aanwakkeren, maar dit juist willen agenderen en bestrijden.

 

  1. VVD ALS POORTWACHTER

De VVD is de poortwachter van de democratie op rechts. De VVD heeft altijd al een vleugel gehad die de partij verder naar rechts wilde trekken. In een meer extreme, nationalistische richting. Denk aan de tweestrijd tussen Rita Verdonk en Mark Rutte, twintig jaar geleden. Rutte won die strijd met moeite en wist de meer extreme vleugel in zijn partij te beteugelen. Dat is nu anders. Anderhalf jaar geleden zette zijn opvolger Dilan Yesilgöz de deur naar de PVV open. Met alle desastreuze gevolgen van dien. De VVD zal opnieuw kleur moeten bekennen: voor de democratie en tegen partijen die xenofobe, anti-democratische plannen hebben. Dat gebeurt nu onvoldoende. Yesilgöz is wat dat betreft niet geloofwaardig, omdat zij ervoor koos om samen te gaan werken met de PVV en de steeds extremer wordende BBB. En nog steeds doet ze alsof Frans Timmermans en zijn partij een groter gevaar voor onze samenleving vormen, dan partijen als de PVV en JA21.

 

  1. DE NIEUWE PREMIER

Ik stem al jarenlang links. Afwisselend PvdA en GroenLinks. De fusie van beide partijen maakt het me in die zin makkelijk. Zeker nu ook Marjolein Moorman op de kandidatenlijst staat. Zij krijgt mijn stem. En ondanks die voorkeuren hoop ik dat Rob Jetten onze nieuwe premier wordt. Ik vind namelijk dat ons land na vier kabinetten Rutte en de ramp-regering van Dick Schoof een stabiel kabinet nodig heeft onder leiding van iemand die een positieve positie ten opzichte van de andere deelnemende regeringspartijen inneemt. Met het uitsluiten van de PVV door alle gevestigde partijen, kan het haast niet anders dan dat de nieuwe regering wordt gevormd door GroenLinks-PvdA, D66, CDA en VVD. Vier partijen die een breed spectrum van de Nederlandse bevolking vertegenwoordigen. Die partijen hebben veel ervaren en deskundige kandidaat-bestuurders in de gelederen. Ongeacht de vraag wie van deze vier partijen de grootste wordt, vind ik Rob Jetten de beste kandidaat om premier te worden. Frans Timmermans en Dilan Yesilgöz hebben allebei een uitgesproken profiel en zullen bij andere coalitiegenoten de nodige kritiek en weerstand oproepen. Rob Jetten is een ervaren politicus die voor alle partijen acceptabel is. Zijn progressieve profiel zal goed vallen bij GroenLinks-PvdA. Zijn liberale waarden zullen het niet slecht doen bij de VVD. En als kopman van een degelijke, betrouwbare middenpartij zal het CDA met hem uit de voeten kunnen. Rob Jetten oogt fris en optimistisch. Dat hebben we na het kabinet-Schoof hard nodig. En bovendien heeft D66 door de jaren heen veel kwaliteitspolitici voortgebracht (Hans van Mierlo, Jan Terlouw, Els Borst, Sigrid Kaag), maar nog nooit de premier mogen leveren. Als Jetten in 2026 premier wordt is dat 60 jaar na de oprichting van zijn partij. De hoogste tijd dat hij met zijn partij D66 deze rol krijgt.

 

 

Mijn dierbaarste boek

Deze maand is het dertig jaar geleden dat mijn eerste boek uitkwam. In tegenstelling tot de boeken die ik daarna nog heb geschreven ging deze eersteling niet over Communicatie (mijn vakgebied als HBO-docent) of de Europese Unie (jarenlang een onderzoeksobject waarover ik uiteindelijk ook een proefschrift schreef). Nee, mijn eerste boek was een kinderboek.

Ik was destijds als jonge vader begonnen om voor iedere verjaardag van mijn kinderen een paar gedichten te schrijven en daar een mini-boekje van te maken. Met vier kinderen heb je dan na een paar jaar een flinke verzameling versjes. Op een dag nam een van mijn kinderen zijn pas gekregen boekje mee naar school. Zijn juf reageerde heel enthousiast en vroeg of ik nog meer van die gedichtjes had. Voor haar heb ik toen een grotere bundel gemaakt die al gauw werd gekopieerd en rondgedeeld op school.

Een goede vriend[1] van ons, schilder/tekenaar en grafisch ontwerper, hoorde van mijn vrouw hierover en bood aan om tekeningen bij de versjes te maken. Dat was een schot in de roos. Zijn tekeningen waren zo fris en aansprekend dat we de stap durfden te wagen om ons werk naar een aantal uitgeverijen te sturen. Uiteindelijk hapte een uitgeverij toe en een half jaar later ontvingen we trots en blij de eerste exemplaren van ons boek. Het was fijn om te zien hoe het boekje in de kring van familie, vrienden en collega’s werd ontvangen en gewaardeerd. Ook bij ons thuis werd het jarenlang met plezier (voor-)gelezen.

Maar buiten die kring werd het boek geen groot succes, helaas. Sterker nog, de uitgever meldde mij na twee jaar dat het boek naar de ramsj zou gaan en dat ik voor een klein prijsje nog een partij kon kopen. Ik heb toen nog twee dozen gekocht. Daar heb ik geen spijt van gehad. Door de jaren heen heb ik veel mensen in mijn omgeving een boekje cadeau kunnen doen bij de geboorte van een kind of een verjaardag.

Nu, dertig jaar later en een generatie verder, maken mijn kleinkinderen kennis met mijn gedichten en versjes. Sommige teksten passen minder goed bij deze tijd (er is één versje waarin een Zwarte Piet voorkomt, en een kort rijmpje over een Eskimo). De meeste versjes hebben, gezien de reacties die ik krijg, de tand des tijds goed doorstaan. Het is heerlijk om met mijn kleinkinderen dit boek te lezen en nog mooier om te horen dat ze bepaalde versjes uit hun hoofd kennen.

Geen wonder dus, dat mijn eerste boek ook mijn dierbaarste is. En wie weet waar mijn kleinkinderen me nog toe aanzetten. Ik schrijf graag voor klein publiek.

 

[1] De goede vriend die het boek illustreerde is Onno Helle. Onno werd een paar jaar na de publicatie van ons boek ernstig ziek. Hij overleed in 2000. Inmiddels ook al weer 25 jaar geleden. Door zijn vroege overlijden is ons boek mij extra dierbaar.

 

De kern van communicati&

Vorige maand zijn weer honderden jonge mensen begonnen aan hun studie Communicatie. Ik ben blij dat ieder jaar zoveel studenten (MBO, HBO en WO) deze keuze maken. Het communicatie-vak is boeiend, breed en relevant. Het beweegt mee met belangrijke thema’s en vraagstukken die spelen in de maatschappij en binnen organisaties: het creëren van een veilige werkomgeving, het bevorderen van samenspraak tussen overheid en burgers, het omgaan met Artificial Intelligence, het werken aan een goede reputatie, het op verantwoorde wijze beïnvloeden van gedrag, het versterken van de online branding van merken. Allemaal zaken waaraan professionele communicatie een belangrijke bijdrage  kan leveren. Op verschillende niveaus: van uitvoerend en operationeel tot adviserend en strategisch. Communicatieprofessionals zijn bovendien in de meest uiteenlopende organisaties en sectoren actief.

Die verscheidenheid aan taken, thema’s en werkplekken roept de vraag op wat nu de kern van het communicatie is. Wat is het wezen van dit vak, de grootste gemene deler? Deze vraag werd jaren geleden ook zo gesteld op Twitter (dat toen nog Twitter heette) door een bekende communicatieprofessional. Hij vroeg iedereen: waar draait communicatie nu in feite om? Ik was eerst wat verbaasd dat hij die vraag stelde. Hij was immers bekend als schrijver van diverse studieboeken Communicatie. Hij zou het toch wel weten. Maar aan de andere kant vond ik zijn oproep om inzichten te delen heel open en uitnodigend.

Er volgden talloze reacties. Sommige waren kort en bondig: ‘communicatie is reputatiemanagement’, ‘communicatie draait om waarde-toevoeging’, ‘communicatie is interactie’. Andere antwoorden waren juist zo uitgebreid dat ze nauwelijks pasten binnen de beperkte hoeveelheid tekens die Twitter beschikbaar stelde.

Ik voelde me ook aangesproken door de vraag, omdat ik vond dat ik als HBO-docent Communicatie[1] daar een klip en klaar antwoord op moest kunnen geven. Ik moest mijn studenten toch duidelijk kunnen vertellen wat professionele communicatie nu wezenlijk inhoudt. Maar ik had door de jaren heen gemerkt dat de vakliteratuur daar geen eenduidig antwoord op kon vinden.[2] En al de reacties op die Twitter-oproep lieten ook niet bepaald veel consensus zien.

Dat grote verschil in opvattingen heb ik altijd heel onbevredigend gevonden, vooral ook omdat ik ieder jaar weer nieuwe lichtingen studenten verwelkomde en graag met hen in gesprek ging over het wezen van het beroep waarvoor zij een opleiding gingen volgen. Ik had daarbij graag wat meer houvast gehad.

Uiteindelijk ben ik zelf gaan proberen een passende formulering te vinden. In eerste instantie kwam ik tot een soort woord-spel om het verschil aan te geven tussen klassieke opvattingen over communicatie (met de nadruk op zenden) en meer eigentijdse opvattingen (met de nadruk op delen). Ik vatte dat zo samen:

Communicatie 1.0 : met iets een ander bereiken

Communicatie 2.0 : met de ander iets bereiken

Later wilde ik wat verder zien te komen. Ik ging op zoek naar een formulering die ruim genoeg was om de breedte van het vak te kunnen omvatten, maar ook specifiek genoeg om voldoende invulling en richting te kunnen bieden. Ik heb door de jaren heen aan die formulering zitten schaven tot ik een omschrijving had die voor mij voldoende bevredigend was en ook weerklank vond bij mijn studenten en bij professionele relaties.

Die formulering luidt:

professionele communicatie draait om het (helpen) bijdragen aan de realisatie van betekenisvolle ontmoetingen

In deze omschrijving zit zowel de adviserende (‘helpen’) als de uitvoerende (‘bijdragen’) rol van communicatieprofessionals. Het woord ‘betekenisvol’ verwijst naar de inhoudelijke kant van communicatie, naar tekst, beeld en geluid, naar content creatie. ‘Ontmoetingen’ is een verzamelterm voor alle uiteenlopende vormen van contact en interactie: fysiek, digitaal, kleinschalig, massamediaal, etc. In mijn omschrijving wordt geen context benoemd, omdat deze van situatie tot situatie verschillend kan zijn.

Voor mij is deze omschrijving van de kern van het vak nog steeds bruikbaar. Maar de afgelopen tijd ben ik gaan kijken of het nog compacter kan. Door geen woorden te gebruiken maar liefst alleen een aansprekend symbool of teken. Ik wilde daarmee rekening houden met het digitale tijdperk waarin we leven en het daarbij behorende gebruik van iconen, symbolen en emoji’s. Ik begon berichten op social media te scannen en struinde door het internet. Maar zonder concreet, bevredigend resultaat. Totdat ik op een dag op mijn toetsenbord keek en een soort Eureka-moment beleefde.

Ik zag het ampersand-teken en dacht: dat is het! De ampersand, &, is een gestileerde weergave van het Latijnse woord et.[3] In feite zijn de letters e en de t samengevoegd in één symbool. Het woord et en dus ook het teken & betekenen en. Denk aan bekende voorbeelden als H&M, B&B of Ben&Jerry’s.

Het teken & is een symbool van verbinding. Het veronderstelt dat er naast de één ook een ander is. Het is dus bij uitstek een symbool dat past bij communicatie. Ook communicatie veronderstelt immers dat er een ander is met wie je contact probeert te leggen: een gesprekspartner, een deelgenoot. Zonder die ander heeft communicatie geen zin.

Dus, voor al die nieuwe studenten Communicatie (en hun docenten):

Als je (heel beknopt) wilt weten wat de kern van communicatie is, denk dan aan de &.

 

[1] Ik ben inmiddels twee jaar met pensioen, maar verzorg nog regelmatig workshops en gastlessen.

[2] Littlejohn & Foss beweren zelfs: Communication is so broad that it cannot be essentialized or confined within a single paradigm (Theories of Human Communication, 2008, p. 5).

[3] Zie voor meer uitleg over de ampersand:

 

https://onzetaal.nl/taalloket/ampersand-herkomst

 

https://nl.pixartprinting.be/blog/ampersand/

 

Mensen gevraagd

Tijdens onze recente vakantie zat ik te broeden op een goed onderwerp voor mijn nieuwste blog. Misschien iets schrijven over het reizen door Europa met een elektrische auto, wat we voor het eerst hebben gedaan (en hoe dat enorm is meegevallen). Of vertellen waarom ik het weer zo fijn vond om een paar dagen in Salzburg te zijn (een van mijn favoriete steden in Europa). Of over het grote verschil tussen de Italiaanse en Franse keuken. Maar al deze onderwerpen vielen weg toen we begin vorig week weer thuis kwamen. Het grimmige politieke en maatschappelijke klimaat in Nederland viel als een gure, loodgrijze deken over ons heen.

De eerst dag thuis was het Prinsjesdag, daarna volgden twee dagen van Algemene Politieke Beschouwingen en de week werd afgesloten met die vreselijke demonstratie in Den Haag.

In de Tweede Kamer klonken openlijk stemmen vol discriminatie, moslimhaat en oorlogstaal. En er werd een bizarre antifa-motie aangenomen. Ongekend en zeer verontrustend. Een paar dagen laten volgde ‘de straat’ met NSB-vlaggen, spreekkoren tegen asielzoekers en joden, geweld tegen  politiemensen en journalisten, en een aanval op het partijkantoor van D66. Een orgie van extreem-rechtse kwaadwilligheid. In mijn ogen geen eenmalige of onverwachte explosie, maar het resultaat van een ontwikkeling die al jarenlang aan de gang is.

De media staan nu vol met analyses die verklaringen bieden, inzicht geven, verbanden leggen. Dat alles hoef ik op deze plaats niet te herhalen. In plaats daarvan wil ik een gedicht delen dat mij aanspreekt in deze verontrustende tijden. Een gedicht dat aanspoort om op te staan tegen haat, lafheid, discriminatie en geweld.

Het gedicht is geschreven door Coert Poort (1922-2004).[1]

MENSEN GEVRAAGD

Mensen gevraagd om de vrede te leren
Waar geweld door de eeuwen model heeft gestaan.
Mensen gevraagd die de wegen markeren
Waarop alles wat leven heeft verder kan gaan.

Mensen gevraagd om de noodklok te luiden
En om tegen de waanzin de straat op te gaan.
Mensen gevraagd om de tekens te duiden
Die alleen nog moedwillig zijn mis te verstaan.

Mensen gevraagd om hun nek uit te steken
Voor een andere tijd en een nieuwe moraal.
Mensen om ijzer met handen te breken
Ook al lijkt het ondoenlijk en paradoxaal.

Mensen gevraagd die in naam van de vrede
Voor behoud van de aarde en al wat daar leeft.
Wapens ook zelf tot een ploeg willen smeden
Voor een oogst die aan allen weer overvloed geeft.

Mensen gevraagd. Er worden mensen gevraagd.
Dringend mensen gevraagd.
Mensen te midden van mensen gevraag

 

 

[1] Coert Poort en zijn vrouw Joan waren goede vrienden van mijn ouders. In mijn jeugdjaren was hij voor mij gewoon ‘Oom Coert’. Pas op latere leeftijd ben ik zijn gedichten gaan lezen. Informatie over Coert Poort is o.a. te vinden via de volgende link:  https://www.dbnl.org/auteurs/auteur.php?id=poor001

De afbeelding bovenaan de tekst laat werk van Pablo Picasso zien in Chateau de Vallauris

 

Groeten uit Zeist #17: Wolven in het bos

 

Homo homini lupus. Die uitdrukking leerde ik als Zeister scholier zo’n 50 jaar geleden kennen. De mens is een wolf voor andere mensen. Geen optimistische spreuk. Kennelijk hadden de oude Romeinen niet de overtuiging dat de meeste mensen deugen.

Die Latijnse spreuk speelt de afgelopen tijd opnieuw door mijn hoofd nadat zich in de Zeister bossen twee heftige incidenten hebben voorgedaan. Een kind is gebeten door een wolf en een vrouw is slachtoffer geworden van ernstig seksueel geweld.

Uit angst dat de wolf nog een keer zal toeslaan staan er nu matrixborden langs de wegen aan de rand van Zeist met de tekst ‘Mijd Bos Utrechtse Heuvelrug’. Dat roept veel vragen op. De Zeister bossen zijn bekend en geliefd. Niet alleen bij Zeistenaren, maar ook bij mensen vanuit alle windstreken van Nederland. Men komt hier graag wandelen, fietsen, hardlopen, spelen en mountainbiken. En nu kunnen we vanwege die ene wolf het bos niet meer in. Dat is een situatie die niet houdbaar is. Daar moet toch een oplossing voor te vinden zijn.

Het tweede incident is wat mij betreft veel ernstiger. Seksueel geweld tegen vrouwen en meisjes staat nu volop in de belangstelling. Niet alleen door de heftige aanval op een vrouw in de Zeister bossen, maar ook door enkele recente gevallen van femicide en verkrachting, en (vooral ook) door de tragische dood van de 17-jarige Lisa vlakbij de Johan Cruijff Arena.

Hier is sprake van een ontwrichtend, breed maatschappelijk vraagstuk. Bijna ieder meisje en iedere vrouw kan meepraten over vervelende ervaringen op dit gebied. En eerlijk is eerlijk: iedere jongen en iedere man weet donders goed dat er in kleedkamers, in kroegen, in schoolbanken en op sociale media foute grappen en seksistische opmerkingen over vrouwen worden gemaakt. Dat zit diep geworteld. Dat is de norm. Mannen onder elkaar die tegen elkaar opbieden, stoer doen, niet buiten de boot willen vallen. Met vrouwen als mikpunt. In de praktijk kan ‘locker room talk’ leiden tot bangalijsten van studentenverenigingen,  intimidatie op internet en seksistische spreekkoren rond sportvelden (‘daar moet een piemel in’, of ‘je moeder is een hoer’).

Dat wil niet zeggen dat alle mannen potentiële aanranders zijn. Gelukkig niet. En dat wil ik zeker ook niet suggereren. Maar ik denk dat het goed is als mannen, ook ikzelf, een keer de hand in eigen boezem steken. We moeten onder ogen zien dat er al vanaf de schoolbanken op dubieuze en dubbelzinnige wijze over meisjes en vrouwen wordt gesproken. Van praatjes en plaatjes, tot suggestieve grappen en vervelend gedrag. Dit is niet een probleem dat zich in bepaalde delen van de samenleving voordoet. Dat komt bij mannen en jongens in alle lagen en kringen van de bevolking voor. En het vormt een voedingsbodem die bijdraagt aan alledaags fout gedrag tegenover vrouwen: naroepen, betasten, sissen, intimideren.

De geschiedenis leert ons dat doodnormale mensen zich kunnen ontpoppen tot meedogenloze moordenaars en verkrachters. Denk aan wat Hannah Arendt zei over de banaliteit van het kwaad. Denk aan de ‘doodnormale’ Franse mannen die zich vergrepen aan Gisèle Pelicot. Dat lijkt op de lijn te liggen van de uitdrukking ‘homo homini lupus’. Maar ik zie die spreuk niet als een natuurwet. Mensen kunnen ontzettend ontsporen, maar ze hebben ook een keuze. Ze hoeven zich niet als wilde beesten te gedragen. Het is belangrijk om via opvoeding, onderwijs, media en normerend gedrag barrières op te werpen om de kans op beestachtig gedrag te minimaliseren.

Ik heb niet de illusie dat elke vorm van gewelddadig gedrag van mannen tegen vrouwen voorkomen of gestopt kan worden. Er zullen altijd ‘lone wolves’ blijven. Maar het zou enorm helpen als mannen afstand nemen van vrouwonvriendelijke codes en groepsnormen. Elkaar gaan aanspreken. Fout gedrag bekritiseren en niet weglachen of goedpraten. Dan komt er meer ruimte voor meisjes en vrouwen om zich vrijer en veiliger te bewegen. Thuis, op straat, bij het uitgaan, op het werk en in de Zeister bossen.

 

 

Voetbal Aap Noot Mies

Mijn vorige blog ging over voornamen van meisjes en jongens die in mijn jeugd gangbaar waren, maar tegenwoordig niet meer op geboortekaartjes te vinden zijn. https://phaestus.nl/phaestus.nl/?p=3146

Dit verhaal gaat weer over namen, maar dan over achternamen. En wel die van de voetballers in de eredivisie spelen. Ik heb van hun achternamen een eigentijds leesplankje gemaakt. Zomaar, omdat het zomer is. Dit keer dus geen gewichtig vraagstuk, geen poëzie en ook geen verhaal over Zeist, maar gewoon even een luchtig tijdverdrijf waarvan ik het resultaat graag deel.

 

Toen ik een jaar of 12 was spaarde ik voetbalplaatjes. Die knipte ik trouw elke week uit het voetbaltijdschrift 1-0. Netjes langs de stippellijntjes om ze daarna zelf met lijm in een verzamelmap te plakken. Op die manier leerde ik de namen van alle voetballers in de eredivisie goed kennen. Aad Mansveld, Epi Drost, Heinz Stuy en vele anderen.

Tegenwoordig is mijn belangstelling voor de eredivisie flink afgenomen. Ik hoop van oudsher dat mijn favoriete club Ajax het goed doet, maar namen en rugnummers ken ik nauwelijks meer.

Bij de start van dit nieuwe voetbalseizoen, twee weken geleden, zag ik op een site een overzicht van alle spelers van de 18 eredivisieclubs. Ik speurde de lijsten af om te zien hoeveel namen ik kende. Dat waren er bar weinig. Mijn actuele voetbalkennis is niet meer wat het geweest is.

Maar dankzij al die namen kreeg ik een ingeving. Een wat vreemde inval weliswaar, maar toch. Ik vroeg me af of het mogelijk zou zijn om naar het bekende voorbeeld van Aap-Noot-Mies een nieuw leesplankje te maken met de achternamen van voetballers uit de huidige eredivisie.

Het klassieke leesplankje

Ik ben flink gaan puzzelen. Na een paar uur passen en meten en knippen en plakken had ik een compleet geheel. Met één vreemde eend in de bijt. Zoek zelf maar.

De namen uit mijn jeugd

Mijn oma heette Bartje en mijn moeders naam was Johanna (roepnaam Joop; later veranderde ze dat in Hanna). Mijn vrouw heet Marja. Mijn dochters heten Lisa en Lotte en mijn kleindochters Nina, Jinte, Mae en Tuto[1].

Voornamen zijn vaak tijdgebonden. Elke generatie heeft bepaalde voornamen die je in latere generaties minder vaak of zelfs helemaal niet meer tegenkomt. Zo zijn Johan en Karin niet meer in de mode. Tegenwoordig zijn meisjesnamen als Yara, Zoë, Tess, Elin en Luna erg populair. En bij jongens zijn dat Liam, Sem, Luca en Finn. Allemaal namen die vroeger niet of nauwelijks voorkwamen.

Voornamen zijn niet alleen gekoppeld aan de tijd waarin ze worden gegeven, maar ook aan culturen, regio’s en landen. Door de komst van vele nieuwe Nederlanders is ook het arsenaal voornamen enorm uitgebreid. Ik heb dat als docent door de jaren heen gemerkt. Er vond niet alleen een verschuiving plaats in Nederlandse voornamen (van Arie naar Patrick en van Yvonne naar Destiny), maar er kwamen ook voornamen uit alle hoeken van de wereld bij: Fouad, Sharelle, Semra, Trang, Tomasz en Felicia, om er een paar te noemen.

Door het geven van moderne, trendy namen en door de toegenomen culturele diversiteit komt het nog maar weinig voor dat kinderen namen krijgen die in mijn jeugd veel te horen waren. Hierdoor verdwijnen langzamerhand de namen uit mijn jeugd. Daar wil ik niet sentimenteel over doen, maar laten we ze niet vergeten. Namen zijn ook een vorm van immaterieel erfgoed. Ze vertellen ons iets over de tijd waarin kinderen zijn geboren en opgegroeid. Voor mij zijn dat de jaren ’50 en ’60.

Als ode en herinnering heb ik twee sonnetten met voornamen uit mijn jeugd geschreven. Een met meisjesnamen en een met jongensnamen.

 

MEISJES

Gerda, Linda, Marja, Betty

Wendy, Karin, Inge, Hetty

Fien, Miranda, Petra, Mieke

Elly, Wilma, Judith, Lieke

 

Liesbeth, Sandra, Joke, Astrid

Jet, Yvonne, Anja, Ingrid

Mirjam, Carla, Vera, Lida

Ellen, Ans, Anita, Ida

 

Marjolein, Nicole, Anneke

Marion, Annette, Christine

 

Angelique, Lisette, Janneke

Willemijn, Johanna, Martine

 

Madelon, Amanda, Hanneke

Annelies, Jolanda, Jantine

 

JONGENS

Gerrit, Jan, Cor, Hans

Johan, Rob, Jaap, Frans

Peter, Leen, Ruud, Geert

Erik, Piet, Klaas, Tjeerd

 

Edwin, Henk, Dirk, Bert

Nico, Frank, Koos, Gert

Wouter, Lex, Paul, Wim

Evert, Ad, Tom, Pim

 

Arjen, Guus, Bart, Ron

Harry, Job, Harm, Ed

 

Benno, Rik, Aart, Ton

Harmen, Wil, Joop, Fred

 

Karel, Rein, Kees, John

Jacob, Gijs, Roel, Ted

 

 

[1] Tuto is de roepnaam van onze op Bali geboren kleindochter. Haar volledige naam is Ni Putu Tori Rosalie.

Groeten uit Zeist #16 Met onze kleinzoon naar de KNVB

Ik schrijf met enige regelmaat een blog over mijn nieuwe woonplaats Zeist. Inmiddels niet meer heel nieuw; we wonen al zes jaar hier. Ook na zes jaar zijn er nog voldoende interessante zaken en ervaringen om te delen. Zoals een recent bezoek met onze kleinzoon aan de KNVB Campus.

 

Eind mei: logeerplannen

Onze kleinzoon van 9 jaar komt binnenkort logeren. En omdat hij net jarig is geweest gaan we op zoek naar een leuk uitstapje om hem te verrassen en een beetje te verwennen. Via Google bekijken we het aanbod van musea, attractieparken, speeltuinen en bioscopen in de omgeving. We zien veel leuke dingen voorbijkomen, maar net niet iets heel speciaals voor hem. Totdat mijn vrouw opeens roept: ‘de KNVB! Dat is bij ons om de hoek. En hij is gek op voetbal!’ We hebben geen idee of je de KNVB kunt bezoeken, maar dat blijkt gelukkig wel het geval. De website van de KNVB meldt dat er elke eerste zondag van de maand een rondleiding voor belangstellenden wordt georganiseerd. Het toeval wil dat onze kleinzoon juist in het eerste weekend van juni bij ons komt logeren. Dat komt prachtig uit. Er is nog voldoende plaats, dus we bestellen online meteen drie kaartjes voor deze KNVB Campus Tour.

 

Zondag 1 juni: KNVB Campus Tour

Onze kleinzoon geniet met volle teugen van de rondleiding. Hij kijkt zijn ogen uit bij de trainingsvelden, het kantoor van de VAR, de fitness-apparaten, de trofeeën,  en de vele shirtjes en foto’s van zijn helden Memphis en Virgil. En hij is niet de enige. De meeste deelnemers zijn trouwe Oranje-fans die het heerlijk vinden om zich anderhalf uur lang onder te dompelen in de rijke Nederlandse voetbalhistorie. Voor een paar vrouwelijke bezoekers kan de dag helemaal niet meer stuk als het Nederlandse vrouwenteam op de fiets voorbij komt en een paar speelsters de tijd nemen om met hen op de foto te gaan.

Ik vind de rondleiding ook interessant. Eerlijk gezegd niet zo zeer vanwege de geboden informatie. Die is nogal summier. Onze gids is weliswaar heel vriendelijk en geduldig, maar hij blinkt niet uit in het delen van feiten en achtergrondverhalen of het vertellen van anekdotes. Ik ben vooral onder de indruk van het enorme complex en de vele faciliteiten. Ik ben door de jaren heen tientallen keren langs het KNVB centrum gereden, maar had geen idee van wat er zich allemaal achter die hekken bevindt. In die zin heeft de rondleiding mij verrast. Wat mooi dat Zeist zo’n indrukwekkend en modern sportcentrum heeft.

 

Gaat de KNVB vertrekken?

Toch is het op dit moment niet zeker of de KNVB in Zeist blijft. De Voetbalbond wil drie tot vier extra trainingsvelden erbij hebben in de Zeister bossen om ook voldoende ruimte te hebben voor alle jeugdteams van Oranje. Die uitbreidingswens stuit op bezwaren en beperkingen. Die extra ruimte is niet zo maar te realiseren. Dat heeft te maken met regels voor natuurbehoud en biodiversiteit. Ook spelen protesten van omwonenden een rol. Vandaar dat de gemeente Zeist niet direct het licht op groen kan zetten. In de tussentijd heeft de KNVB andere gemeenten opgeroepen om plannen in te sturen waarmee de wensen van de KNVB wel gerealiseerd kunnen worden. Uit frustratie met de gemeente Zeist? Of om de gemeente onder druk te zetten?

Het zou een enorme kapitaalvernietiging zijn als de KNVB uit Zeist vertrekt en het mooie, grote complex leeg komt te staan. Om nog maar te zwijgen van de gevolgen die het zou hebben voor de lokale werkgelegenheid en de naamsbekendheid van Zeist. Zeist en de KNVB worden altijd in één adem genoemd. Zoals Papendal en Arnhem of Thialf en Heerenveen.[1] Dat wil je als gemeente niet kwijtraken.

foto: KNVB

Ook ik hoop van harte dat de KNVB in Zeist zal blijven. Niet alleen vanwege het geld en de reputatie van Zeist. Maar ook omdat ik nog een paar jongere kleinkinderen heb. Als zij over een paar jaar ook zo van voetbal gaan houden, kunnen we hen ook een keer meenemen. Een mooie belevenis en lekker dichtbij. Of, om in voetbaltermen te spreken, een thuiswedstrijd!

 

Gebruikte bron:

https://www.volkskrant.nl/binnenland/vertrekt-de-knvb-na-zestig-jaar-uit-zeist-omdat-op-de-campus-geen-ruimte-is-voor-drie-extra-voetbalvelden~b39ae6cd/

[1] Er is ooit een plan geweest om een geheel nieuw schaatscomplex in Almere op te bouwen als opvolger van Thialf. Onder druk van protesten en financiële problemen ging de realisatie uiteindelijk niet door.

 

(Reageren op mijn blogs kan helaas niet meer via de reactie-functie. Deze heb ik een paar jaar geleden moeten afsluiten vanwege de vele spam-berichten. Reacties via LinkedIn zijn zeer welkom!)

Om de lieve vrede

De oorlog in Gaza trekt veel aandacht en roept heftige emoties op. En dat is terecht. Er is sprake van een humanitaire noodtoestand. Het beleid van de regering en de acties van het leger van Israël druisen in tegen alles wat menselijk is. Voor dit handelen bestaat geen enkele rechtvaardiging. Toch vindt er geen grootschalige afkeuring plaats. Natuurlijk, er zijn landen, organisaties en groeperingen die het beleid van Israël afkeuren, maar tot een brede internationale veroordeling (zoals bijvoorbeeld bij de Russische inval in Oekraïne in 2022) komt het niet. Dat is moeilijk te verteren. Van het Amerika van Trump valt op dat gebied niets te verwachten, integendeel. Maar vanuit Europa zou toch een stevig tegengeluid moeten klinken. Toch gebeurt dat niet of nauwelijks. Onze regering (inmiddels demissionair) houdt zich op de vlakte en ook de EU opereert voorzichtig. Ook op cultureel of sportief vlak vinden er geen sancties plaats. Israël mag bijvoorbeeld gewoon blijven meedoen aan het Eurovisie Songfestival en aan Europese sportcompetities.

Kennelijk is Israël niet een willekeurig land dat men snel en in duidelijke termen tot de orde roept. Zelfs als het land voor het oog van de wereld een ‘hel op aarde’[1] creëert in Gaza. Dat roept de vraag op hoe dat komt. Ik denk dat meerdere omstandigheden daarbij een rol spelen.

 

  1. Religie

Er is volgens mij geen ander land ter wereld waarin religie en nationaliteit zo samenvallen. Israël is een Joodse staat. Natuurlijk zijn er ook landen die je islamitisch kan noemen, of christelijk, maar daar zijn er meerdere van. Er is maar één Joodse staat. Die Joodse religie vormt daarbij ook de basis van het christelijke geloof. Joden en christenen delen het Oude Testament met elkaar. En waar joden in het verleden door veel christenen gezien werden als de moordenaars van Jezus (een visie die door de eeuwen heen het antisemitisme heeft aangewakkerd) wordt er de afgelopen decennia veel meer gekeken naar de parallellen tussen Jodendom en Christendom. Israël is daarom voor veel christenen het land van de Bijbel, het Beloofde Land, het land van Jezus. Vandaar dat veel mensen in christelijke landen of binnen christelijke gemeenschappen een bijzonder band met Israël ervaren.

 

  1. Tweede Wereldoorlog

Tijdens de Holocaust zijn zes miljoen joodse mensen vermoord. Joden waren in de ogen van de nazi’s de zondebokken van het Derde Rijk. De Holocaust was een door Nazi-Duitsland systematisch opgezette en uitgevoerde vorm van uitroeiing. In heel Europa werd weinig gedaan om die catastrofe tegen te gaan. Er werd op grote schaal weggekeken, gefaciliteerd, gecollaboreerd. Na de oorlog ontstond een gevoel van diepe schaamte en schuld. Dat gevoel is niet weg. Dat maakt het voor veel Europeanen moeilijk om met neutrale ogen naar Israël te kijken. Laat staan om kritiek op Israël te leveren. En als dat dan toch gebeurt klinkt uit Israëlische commentaren al gauw het verwijt dat er sprake is van antisemitisme. En laten we wel zijn: er is nog steeds sprake van antisemitisme. In rechts-extremistische kringen, in bepaalde islamitische kringen, onder sommige complotdenkers. Mijn hart huilt als ik zie dat afbeeldingen van Anne Frank zijn beschadigd of dat Stolpersteine zijn beklad. Hoe is het mogelijk dat men slachtoffers van 80 jaar geleden aanziet voor daders van nu. Dat is onvergeeflijk.

Beschadigde muurschildering van Anne Frank  in Amersfoort

Maar aan de andere kant vind ik het onverteerbaar als legitieme kritiek op de regering van Israël en de oorlog in Gaza wordt aangemerkt als antisemitisme. Daarmee sla je elke discussie dood. Het zou enorm helpen als we kunnen praten over het conflict tussen Israël en de Palestijnen zonder die antisemitisme donderwolk boven ons hoofd. Zonder vijandige motieven van antisemieten aan de ene kant, maar aan de andere kant ook zonder onterechte claims dat kritiek op Israël gelijk staat aan antisemitisme.

 

  1.  Fundamentalisme

De afgelopen 40-50 jaar hebben fundamentalistische groeperingen in veel islamitische landen enorm aan invloed gewonnen. De staat Israël is in die kringen altijd een belangrijk doelwit geweest, letterlijk en figuurlijk. Dat heeft een beeld opgeroepen van een klein land omringd door vele vijandige buren. Israël als de underdog. Als kleine David tegenover de grote Goliath. Dat beeld is te begrijpen. Israël heeft te maken met een aantal gevaarlijke tegenstanders in de directe omgeving (Hezbollah, Iran, Hamas). Maar aan de andere kant is Israël mede door de enorme economische en militaire steun van de VS zelf een regionale krachtpatser geworden. Het islamitisch fundamentalisme richt zich overigens niet alleen op Israël. Het extremistische gedachtengoed keert zich ook tegen de Westerse wereld. De afgelopen decennia zijn er vanuit die hoek vele aanslagen gepleegd in Europa en Amerika. Met als gevolg dat er in veel Westerse landen een anti-islam stemming ontstond die vooral werd aangejaagd door rechts-nationalistische politici en media. Juist vanuit die hoek wordt Israël gezien als een bondgenoot in de strijd tegen het zogenoemde islamitische kwaad. Dat verklaart voor een deel de warme band van politici als Wilders, Orban en Trump met de huidige Israëlische regering van Netanyahu. Die band is des te opvallender omdat in rechts-nationalistische kringen ook vaak sprake is van antisemitisme (denk aan Jean-Marie Le Pen). Maar misschien geldt hier de simpele redenering: ‘de vijand van mijn vijand is mijn vriend’.

 

Tegenstrijdige gevoelens

De hierboven genoemde factoren en achtergronden maken het conflict tussen Israël en de Palestijnen erg complex en beladen. Veel mensen voelen sympathie voor Israël. Maar door het enorme leed in Gaza is er een vorm van cognitieve dissonantie ontstaan: een spanning die optreedt bij tegenstrijdige ervaringen en gevoelens. Om die spanning te neutraliseren houden ze maar hun mond. Om de lieve vrede te bewaren. Of ze zoeken krampachtig naar argumenten om het optreden van Israël goed te praten. Die houding is niet houdbaar. Door te zwijgen of toe te dekken raakt juist die lieve vrede steeds verder uit beeld.

Gelukkig begint er in de publieke opinie wel wat te schuiven. Steeds meer mensen vinden dat Israël in Gaza te ver gaat. Ook mensen die een band met Israël hebben. Die verschuiving gaat niet zonder moeite. Tegen de achtergrond van de catastrofe in Gaza hoop ik dat mensen die worstelen met dergelijke tegenstrijdige gevoelens voorrang gaan geven aan humanitaire overwegingen. Ik denk dat het daarbij helpt om te denken in termen van en-en, niet of-of. Je kunt het land Israël een warm hart toedragen, maar ook afstand nemen van het beleid van Netanyahu. Je kunt de Palestijnse zaak steunen, zonder de terreurdaden van Hamas goed te keuren. En nog een stap verder: als je vindt dat Israël recht van bestaan heeft, waarom zouden de Palestijnen dat recht dan niet hebben?

Als we zo met elkaar kunnen en willen denken hoeven we niet af te wachten of weg te kijken. Of lange en haarkloverige discussies te voeren over de definitie van termen als genocide, kolonialisme en antisemitisme. Daar is momenteel ook geen tijd voor. Het is evident dat er sprake is van een humanitaire noodsituatie in Gaza. Die moet zo snel mogelijk stoppen. De internationale gemeenschap moet er alles aan doen om dit te bewerkstelligen. Aangevuurd door een luide en brede oproep vanuit de publieke opinie. Met maximale druk op de Israëlische regering en ook op Hamas. De wapens moeten worden neergelegd. Er moet op grote schaal hulp worden gegeven in Gaza. Gijzelaars en gevangen moeten vrijkomen. En, niet onbelangrijk, Israël moet ook stoppen met zijn onwettige en agressieve nederzettingenbeleid op de Westbank. Anders ontstaat daar een tweede Gaza.

Er zal een lange fase van wederopbouw en herstel nodig zijn. Met als uitgangspunt dat zowel de mensen in Israël als in de Palestijnse gebieden recht hebben op een eigen staat en daar ook de garanties voor krijgen. Dat is de enige weg naar blijvende vrede voor beide landen: en-en.

Leestips:

  • https://www.nrc.nl/nieuws/2025/05/29/kabinet-voorkom-nu-israelisch-massageweld-in-gaza-a489503

 

  • https://www.nrc.nl/nieuws/2025/05/27/historicus-mark-mazower-het-gelijkstellen-van-kritiek-op-israel-en-antisemitisme-is-funest-a4894845

 

  • https://www.volkskrant.nl/cultuur-media/gaza-verandert-de-westerse-blik-op-de-shoah-kun-je-israel-loslaten-zonder-het-verleden-te-verraden~b8a51820/?referrer=https%3A%2F%2Fwww.google.com%2F

[1] Deze aanduiding komt van het Rode Kruis: https://nos.nl/liveblog/2569629-omstreden-hulpgroep-gaza-sluit-distributiepunten-20-palestijnen-gedood-bij-israelische-aanvallen#UPDATE-container-86586491

(Reageren op mijn blogs kan helaas niet meer via de reactie-functie. Deze heb ik een paar jaar geleden moeten afsluiten vanwege de vele spam-berichten. Reacties via LinkedIn zijn zeer welkom!)

Oroppa, een trans-Mediterrane nacht vol dromen

Na het lezen van het boek Oroppa voelt het alsof ik na een nacht vol verwarrende dromen wakker word. Met flarden van verhalen in mijn hoofd, zonder ordening van tijd of plaats. Vol mysterieuze, kleurrijke figuren.

Nog een beetje slaapdronken probeer ik wat meer vat te krijgen op het boek. Ik herlees meerdere passages en blader door mijn notities. Ik begin patronen uit het rijkgeschakeerde mozaïek te ontdekken. Passages en personen die in het eerste deel van het boek kort worden aangestipt, blijken 100-200 bladzijden verderop een rol van betekenis te spelen. Vraagtekens worden uitroeptekens. Zo ontstaat er langzamerhand een wat meer samenhangend beeld.

Het valt, kortom, niet mee om dit boek na eerste lezing te doorgronden. Niet omdat het ontoegankelijk is geschreven. Integendeel, de taal is rijk, de zinnen zijn prachtig en de verhalen sleuren je mee. Safae el Khanoussi is een geweldige schrijfster. Maar het kost mij tijd om de vele verhaallijnen (met zijwegen, vertakkingen en tientallen personen en figuranten) een plaats te geven en de hoofdlijn van het boek te pakken te krijgen. Althans, de hoofdlijn zoals ik die zie en ervaar.

Eerst de bredere context. Zoals het woord trans-Atlantisch bestaat, mogen we voor dit boek de term trans-Mediterraan gebruiken. De verhalen spelen zich namelijk afwisselend af in Marokko, Frankrijk, Algerije, Tunesië en Nederland. De hoofdpersonen hebben hun wortels in Noord-Afrika, maar brengen een groot deel van hun leven door in Europese hoofdsteden als Parijs en Amsterdam. Enkelen slagen erin een  goed bestaan op te bouwen. Maar velen bewegen zich aan de periferie van de samenleving. Aan de zelfkant van de westerse wereld. Waar ze niet echt welkom zijn; waar ze merken dat ze er niet bij horen. Safae el Khanoussi geeft deze mensen een naam, een gezicht en ze vertelt hun verhalen.

Safae el Khannoussi (foto: Merlijn Doomernik)

SPOILER ALERT: hieronder geef ik de inhoud van het boek in grote lijnen weer

De centrale figuur in het boek is Salomé/Salma Abergel, een oudere kunstenares met Marokkaans-Joodse wortels. In haar jonge jaren is ze als studente tijdens demonstraties tegen het regime van koning Hassan II in Marokko opgepakt en gevangen gezet. Die tijd staat bekend als ‘de jaren van lood’ vanwege de hardhandige wijze waarop de autoriteiten optraden tegen mensen die kritiek uitten. Tijdens haar gevangenschap is ze gemarteld. En ze heeft er ook een kind gekregen: Irad, een jongetje met een hazenlip.[1] Toen ze na een aantal jaren vrijkwam is ze niet naar Israël gegaan, zoals haar familie van haar vroeg, maar naar Europa (‘Oroppa’). Via een aantal omzwervingen vestigt zij zich uiteindelijk in Amsterdam. Daar maakt ze naam als schilderes. Als decennia later een van haar toenmalige beulen bij haar aanbelt, slaat ze op de vlucht, aan de vooravond van een grote tentoonstelling van haar werk. Ze laat haar vrienden, haar curator en het museum van de tentoonstelling radeloos achter. Er is geen spoor van haar te vinden.

Deel 1 Wie niet weg is

Salomé  woont in de Amsterdamse Rivierenbuurt (Churchill-laan 270). Ze is bevriend met Hbib Lebyad, haar trouwe steun en toeverlaat. Hbib is een voormalig acrobaat en runt nu een eettentje in Amsterdam. Als Salomé hals over kop vertrekt neemt ze Hbib in vertrouwen en vertelt hem wat er met haar nalatenschap moet gebeuren. Een van Hbib’s werknemers is een jonge vrouw, Hind. Ondanks haar drugsverslaving en chaotische levensstijl houdt Hbib haar de hand boven het hoofd. Als zij meldt dat ze op zoek is naar huisvesting biedt hij haar het huis van Salomé als tijdelijk onderkomen aan. In de kelder van dit huis bewaart Salomé haar schilderijen.

Naast deze Amsterdam-lijn in het boek is er ook een Parijs-lijn. Met als centrale locatie hotel Le Souterraine, ergens aan de rand van de stad. De verhalen hier spelen zich vooral af in de bar van het hotel, een pleisterplaats voor nachtvlinders, gelukzoekers en outcasts. De bar wordt gerund door Irad Abergel, de zoon van Salomé.

In de bar komen op drie opeenvolgende avonden drie onbekende bezoekers een voor een langs. De eerste is een man die een verhaal vertelt over een echtpaar dat ruziet over vermeend overspel. Na dit verhaal verdwijnt de man. De dag daarna komt een eveneens onbekende vrouw langs die vertelt dat de verhalenverteller een voormalige gevangenbewaarder/beul uit Marokko is, Hassan Ezzemouri. Ook noemt ze de naam van een collega-gevangenbewaarder van Hassan die nu in Amsterdam woont: Yousef Slaoui. Weer een dag later komt een detective langs die op zoek is naar Salomé. Hij blijkt ook de twee vorige onbekende bezoekers te kennen.

Deze drie bezoekers en hun verhalen spelen wat mij betreft een cruciale rol in dit boek. Door deze verhalen wordt een link gelegd tussen verleden en heden, tussen Noord-Afrika en West-Europa, tussen Amsterdam en Parijs, tussen voormalige beulen en hun slachtoffers, tussen Irad en zijn moeder Salomé.

Hannah Melger, de curator en artistiek begeleidster van Salomé gaat naar Irad in Parijs omdat ze wil weten waar Salomé is. Twee schilderijen moeten geveild worden, maar nu zijn deze door het vertrek van Salomé niet meer te vinden. Ze had al eerder in Amsterdam bij het huis van Salomé aangebeld en tot haar verbazing daar een jonge vrouw aangetroffen, Hind. Hind zegt dat zij haar niet verder kan helpen. Ook Irad zegt dat hij niet weet waar Salomé en de schilderijen zijn. Hannah vertelt Irad dat er nu een jonge vrouw in het huis van zijn moeder op de Churchill-laan woont. Daarop besluit Irad om naar Amsterdam te gaan en haar op te zoeken. Ooggetuigen melden later dat in de tuin van dat huis spullen zijn verbrand door een man en ‘de jonge vrouw die al een paar weken in het huis verbleef’. (p. 147)

Deel 2 De pissende pelgrim[2]

In dit deel van het boek volgen we Yousef Slaoui, een uit Marokko afkomstige man die in Amsterdam verzeild is geraakt (‘Amsterdam laat hem onaangeroerd’). Hij heeft een wasserette gehad, maar is aan lager wal geraakt en aan de drank. Op een dag ziet hij opeens Salomé op straat. Hij herkent haar van 30 jaar geleden. Hij was een van haar bewakers/folteraars/ondervragers in de Marokkaanse gevangenis. Hij gaat haar sporen na en ontdekt dat zij schilderes is geworden. Hij neemt zich voor om naar de opening van haar tentoonstelling te gaan en zoekt haar ook thuis op. Hij wil uitleggen dat hij is veranderd, een ander mens is geworden. Hij zegt dat mensen destijds zelfs dachten dat hij de vader van Salomé’s kind was. Salomé schrikt enorm van zijn komst en jaagt hem weg. Door deze ontmoeting met haar voormalige beul raakt ze zo van slag dat ze besluit te vluchten. Weg uit Amsterdam. Geen tentoonstelling, geen veiling van enkele schilderijen. Niemand weet waar ze naartoe is. Ze laat alleen Hbib weten wat er met haar bezittingen moet gebeuren. En ze wil dat hij haar schilderijen die in de kelder liggen worden verbrand.

Deel 3 De herrijzenis van Salomé Abergel

Salomé blijkt gevlucht naar Tunis. Dankzij connecties van Hbib heeft ze daar onderdak gevonden bij een gezin, bestaande uit moeder Meryem, zoon Azzedine van in de twintig en dochter Hafsa van middelbare school leeftijd. Salomé is ziek (heeft nog maar één beperkt werkende long). Desondanks rookt ze aan een stuk door en drinkt ze stevig.

Ik herken deze setting van de Proloog van het boek. Daarin wordt geschetst hoe Salomé, oud en uitgemergeld, wordt verzorgd door Meryem en haar dochter. Nu, 300 bladzijden verder, kan ik het verhaal uit de Proloog plaatsen.

Hannah Melger gaat dankzij een tip ook bij dit gezin op bezoek. Ze is niet alleen bezorgd om Salomé, maar vreest ook voor de financiële gevolgen voor haarzelf als Salomé en haar schilderijen niet boven water komen. Moeder Meryem zegt niet te weten waar Salomé is. Door het bezoek van Hannah merkt Salomé dat ze ook in Tunis niet veilig is. Ze besluit per trein naar Djerba te gaan. Azzedine begeleidt haar. Tijdens die treinreis wordt door de verhalen van Salomé duidelijk dat Irad en Azzedine vroeger als kleine jongens met elkaar speelden (‘Jullie zijn uit dezelfde klei gebakken’, p. 313). Ze vertelt ook dat ze al langer naar Tunesië wilde om daar te sterven en dat ze wachtte op een teken. De ontmoeting met Yousef Slaoui was voor haar dat verwachte teken. Ze vertelt hem ook dat ze Hbib heeft gevraagd om haar schilderijen en gevangenisportretten te verbranden. En dat ze dat niet durfde toe te vertrouwen aan haar zoon Irad, omdat hij een lafaard is.[3] Ook wil Salomé dat Azzedine bij haar blijft ‘tot het niet meer nodig is’. (p. 320). Ze belooft hem hiervoor goed te betalen. Ze wil niet eenzaam sterven.

Deel 4. Coda; De angstcahiers

Dit vierde en laatste deel van het boek bestaat uit een achttal fragmenten van teksten die zijn geschreven door een ‘onbekende schrijver’ zoals al eerder in Deel 1 (p. 69) is aangegeven. Het blijkt dat het gaat om een soort dagboek-fragmenten die op aanraden van een psychiater zijn geschreven (p. 386). Deze fragmenten spelen zich af in Parijs en verwijzen naar het ‘eenentwintigste’. Een mysterieus arrondissement, een imaginaire onderwereld die slechts hier en daar opdoemt in de ‘raadselachtige getuigenissen van een stel berooide bejaarden, dieven, uitvreters, vagebonden, papierlozen, krakers, smokkelaars, dichters en muzikanten – onder hen zij die het zoute water van de Middellandse Zee nog uit hun broekspijpen wringen en zij die hen opwachten’. (p. 325) Kortom, het gaat hier om de zelfkant van de samenleving. Een vertrekpunt en beginpunt voor losers waar ook Salomé Abergel ooit heeft rondgedoold.

In deze fragmenten worden meerdere verhalen verteld. Een verhaal gaat over Le Souterraine. Hind komt langs bij Irad en gaat in de bar werken. In een later fragment ontmoet de ik-persoon (de onbekende schrijfster) Hind in de bar en ontstaat er een klik. Het blijkt dat de schrijfster getraumatiseerd is door wat haar is overkomen tijdens haar gevangenschap in Marokko (net als Salomé, dus). Een ander fragment gaat over een bus met Marokkaanse migranten die bij de Spaans-Franse grens staat. Een verhaal over angst van elke migrant: niet toegelaten worden. Weer een ander fragment beschrijft de verwarrende gevoelens van migranten: blijf je je wortels trouw of omarm je het westerse leven. De ik-persoon schrijft over het afgeven op je eigen komaf: ‘ik verachtte alles wat laag, arm en niet-Europees was’. De wens om deel uit te maken van het beschaafde, Europese leven en hoe verkrampt dat is.

In het zevende fragment vertelt de onbekende schrijfster hoe ze gefascineerd is door het leven van Salomé. Haar verhaal zou zijn geëindigd met haar verdwijning, als er niet onverwachts een man opduikt in Le Souterraine. Hind spreekt met hem. Later vertelt Hind aan de schijfster over deze ontmoeting. Irad is dan vertrokken naar Tunesië omdat zijn moeder is overleden. Het blijkt dat deze man Azzedine is. Hij vertelde dat Salomé op het laatst nog haar testament heeft gewijzigd. Naast Irad zal ook Azzedine een deel van de erfenis ontvangen. Sterker nog; de twee mannen krijgen ieder de helft. Maar Hind weet dat er niet veel te verdelen valt. Al haar werk is immers verbrand. Later praat Azzedine nog uitgebreid met de schrijfster over Salomé. Onder andere over het feit dat ze bang was voor ‘de pelgrim’, die haar achternazat. Het lijkt erop dat Azzedine de schijfster met al deze verhalen voldoende stof heeft aangeleverd om later het levensverhaal van Salomé op te tekenen.

Het laatste fragment gaat over de gruweldaden van beulen en bewaarders. De getuigenissen van deze folteraars zijn zeldzaam. En als ze al getuigen portretteren ze zichzelf als slachtoffer, als ‘zielenpoot die gelouterd wil worden’. Dit sluit aan op het promotie-onderzoek van Safae el Khannoussi, de daadwerkelijke schrijfster van het boek Oroppa. Zij doet studie naar de gevangenissen in de Maghreb.

In de ogen van hun slachtoffers nemen deze beulen mythische proporties aan. Het wordt een collectief wezen ‘dat zich in duizendvoud manifesteerde’ (p. 387). Een fantoom dat de naam De Pelgrim kreeg. Als je dat wezen wilt doorgronden, ‘moet je in zijn bed slapen, dezelfde hap van hetzelfde bord nemen, hetzelfde leven leiden’. (p. 390). ‘Het is een monster waarvan we alleen maar kunnen zeggen dat het iets begaan heeft en dat het zich van ons onderscheidt doordat wij dat niet hebben gedaan’.

Ik herken iets van het denken van Hannah Ahrendt in deze omschrijving. Haar bekende uitspraak over ‘de banaliteit van het kwaad’: mensen kunnen in hun rol als beul of gevangenbewaarder heel wreed zijn, maar daarnaast ook een heel normaal leven leiden. Geen monsters, maar heel gewone mensen.

 

TEN SLOTTE

Oroppa gaat over mensen die op zoek zijn naar een goede plek om te wonen. Sommige van hen zijn beulen geweest, sommigen waren slachtoffers. Ze zien geen toekomst meer in hun land van herkomst en maken de overtocht naar Europa. Daar worden ze achtervolgd door hun verleden en door hun afkomst. Ze merken dat ze niet welkom zijn, of niet veilig. Daarom trekken ze verder, weer op de vlucht, zoeken hun heil in verslaving en verdoving. Nergens rust, nergens thuis. Het verhaal heeft geen echt einde of begin. En zeker geen sprookjesachtig ‘lang en gelukkig’- slot. Maar het eindigt ook niet in mineur. Het boek schetst het leven zoals het is. De menselijke conditie van migranten in de 21e eeuw: overleven, geluk zoeken, vallen en opstaan. De schijfster toont daarbij veel compassie voor de mensen aan de rafelranden van de samenleving. Mensen die vaak naamloos en onzichtbaar blijven. Dankzij Safae el Khanoussi maken we met hen kennis en krijgen we begrip voor hun situatie, hun pijn en hun dromen. Dat maakt dit boek, zeker in deze gure tijd waarin migranten worden verketterd, enorm de moeite waard.

 

 

 

[1] Irad realiseert zich later dat zijn moeder in de gevangenis portretten tekende van mede-gevangenen. Maar nooit van hem. Vanwege zijn hazenlip? Dat vindt hij vernederend. (p. 125)

[2] Pelgrim is de verzamelnaam voor alle beulen, verkrachters, gevangbewaarders. (p.94, p. 387)

[3] Uit het boek blijkt echter het tegendeel: Hbib durft het werk van Salomé niet te verbranden. Irad wel, met hulp van Hind.

Blogsite van Peter 't Lam